Gepost op woensdag 17 november 2004 - 02:02 pm: |
|
| Golven
Wat zij Hier en Nu voelt.
“Er is storm op komst.” “Ja”, glimlacht ze terug. Nog dichter trekt Hij haar tegen zich aan, nog inniger verstrengeld kijken ze naar de schuimkoppen die op het zand gestalte geven aan de Tijd. Met Zijn linker wijsvinger tekent Hij haar gelaat, prikkelt Hij haar lippen, ontlokt Hij haar vredigheid en vertrouwen. Met twee vingers van Zijn rechterhand, markeert hij een brandpunt in haar en kleurt Hij haar wangen. De wind waait stevig tussen hen in en verbindt hen, deze aardkinderen, nog meer. Hun liefde is groots, de storm hun getuige. Zijn roerende vingers trekken zich terug uit haar warme grot, en knijpen in haar rechterschaamlip, hun plekje. Ook daar moet ze voelen dat Hij haar liefheeft, dat Hij immer in haar zit. Een verstilde kreun van gelukzaligheid ontsnapt aan haar mond, en wordt door de aanzwellende wind verder gesleurd, streelt de wangen van andere geliefden die nu op dit moment minnen. Dan slaat ze haar ogen op, en vraagt of ze voor Hem mag knielen. Hij kent haar zoals geen ander, en weet dat er in het hart van Zijn meisje een vraag brandt. Hij stemt toe, en kijkt op haar neer. Geknield opent ze de wollen jas, en knoopt haar wijnrode blouse los tot halverwege haar trillende bovenlijf. Haar borsten dragen nog steeds de merktekens van het verhitte samenzijn van een paar uur geleden. Ertussen flonkert iets. Iets wat aan een kettinkje hangt, wat zo nu en dan tijdens deze strandwandeling over haar hart gleed. Zoals Hij haar hart omgordde, warmte en licht gaf, zo wil zij nu uit haar hart een stukje aan Hem geven. Ze onthaakt de sluiting van het kettinkje, en houdt het voorwerp in het kommetje dat ze met haar verkleumde handen vormt. Kou voelt ze niet. Ze kan alleen maar met waterlanders in de ogen, vol van plechtige ontroering, haar handen naar Hem opheffen. ‘Wil Je alsjeblieft mijn Sleutel aanvaarden? De Sleutel tot mijn zijn en de sleutel tot mijn deur, zodat mijn huis, net zoals mijn ziel, immer toegankelijk voor Je zal zijn?”
"Sta op", sprak Hij, "opdat je voor Me kan knielen."
|
|
|