Gepost op zaterdag 08 oktober 2016 - 04:07 pm: |
|
|
Mijn angst lost langzaam op. Vervliegt in de lucht.
Het is zaterdagochtend. Omdat het al oktober is, en de dagen merkbaar korter worden, is het nog donker. De straatlantarens branden. In de steeg waarin ik nu sta, brandt er echter maar één. Ik moet het licht van mijn mobieltje gebruiken, om de huisnummers te kunnen lezen. Bij nummer 13 houd ik stil. Achter mij staat mijn vriend. Hij is het, die deze afspraak heeft geregeld. Hij zou het moeten zijn, die op de deur zou moeten kloppen. Maar hij doet niets. Hij wacht, tot ik wat doe. Daar staat ze, voor zijn deur. Aarzelend balt ze haar vuist. Ik sta twee passen achter haar. ‘Klop dan…’, zo denk ik – bijna hardop. Dan doet ze het. Drie keer, zoals afgesproken. Klop… klop, klop. Ze ziet er in dit schemer zo mogelijk nog mooier uit dan in het volle licht. Hoge hakken, waardoor haar lange blote benen extra accenten krijgen door de aangespannen spieren. Een kort rokje, met daarboven een fraai kort leren jack. Wat ik zie, is wat ze ook aan heeft. Geen draad textiel meer dan dat. Bepaaldelijk niet de kleding voor deze tijd van het jaar. Ik huiver, ondanks mijn trui en warme jas. Dan draait de deur naar binnen open. Een zwarte schim… binnen brandt fel licht. Langs haar heen zegt de schim ‘wacht!’ tegen mij, terwijl hij haar langs hem heen naar binnen trekt. Dan sluit de deur zich weer. Ik ben alleen. Ik krijg de aanvechting om de deur te bestormen. Hem open te breken en haar weer naar buiten te sleuren. Ik wil op de deur beuken, om hulp roepen, een aanloop nemen en met mijn schouder de deur forceren. Voor een aanloop is de steeg echter te smal. Voor al het andere ontbreekt me de moed. Ik leun tegen de muur tegenover de deur. Ik doe wat me is gezegd. Ik wacht. Ik wacht met een hartslag die ongezond moet zijn. Ik probeer om te bedaren. Dat lukt me echter niet. De deur gaat open. Ik kan de man tegenover mij slechts als een schim zien. Een felle lamp achter hem beneemt me een beter zicht. ‘Wacht!’, zegt hij langs mij heen tegen mijn vriend, terwijl hij mij aan mijn arm naar binnen trekt. De deur sluit achter mij, en ik ben nu met hem alleen. Ik had het buiten koud, maar nu omspoelt warme lucht me. Ik kan hem nog steeds niet goed zien. Ik kan hem al snel helemaal niet zien. Hij plaatst twee gewatteerde ooglappen voor mijn ogen, die met een elastiek aan elkaar zijn verbonden. Een elastiek dat hij handig naar mijn achterhoofd brengt. Ik ben nu blind. ‘Steek je armen vooruit!’ zegt hij dan kort. Ik gehoorzaam… wel een beetje aarzelend, maar zijn stem laat me geen keus. Ik voel hoe om elk van mijn polsen iets wordt gewonden dat ik als een zachte riem of zo denk te herkennen. Mijn polsen zijn daarmee ook aan elkaar gebonden. Ik krijg ze nu niet verder dan een decimeter uit elkaar. Hij pakt me beet aan wat zich tussen die polsen moet bevinden; trekt me mee. Een deur door. Omdat ik niets zie, loop ik behoedzaam. Angstig bijna. Bang om te vallen of me te stoten. Zijn hand is echter dwingend. Ik kan slechts lijdzaam volgen. Tot hij mij stil houdt en mij met het verbindingsstuk aan mijn polsen ergens aan vast maakt. Ik hoor een klik. Dan wat geratel. Langzaam worden mijn polsen omhoog getrokken. Tot ik uitgestrekt sta. Aan elke kant van mijn hoofd een gestrekte arm pal omhoog. Ik wiebel op mijn hoge hakken. Ik loop daar nooit op. Maar als die ook, eerst de ene, dan de andere, uitgetrokken worden, en ik slechts steun van mijn voorvoeten en tenen krijg, verlang ik naar ze terug. Gelukkig kan ik, om mijn beenspieren wat rust te geven, ook een beetje aan mijn armen hangen. Het is aangenaam warm. Het verbaast me, hoe hypergevoelig mijn andere zintuigen zijn, nu ik niets meer kan zien. Ik ‘voel’ dat ik met mijn gezicht naar een muur of zo sta, ook al kan ik die niet aanraken. Ik voel dat de grond onder mijn voeten hard is. Niet hard als steen, maar zeker niet zo zacht als tapijt of linoleum. Hout? Parket? Ik hoor ook veel beter. Ik hoor dat hij gaat zitten (bijna onhoorbaar kraken van een stoel). Ik hoor het geritsel van iets dat een pakje (met plastic?) is. Een trommelend geluid van ... zijn vingers? Geritsel. Strijken langs papier. Weer geritsel en papier. Dan een geluid dat ik interpreteer als dat van een aansteker. De geur van rook verklaart alles. Hij draaide een sjekkie. Waarschijnlijk zit hij nog steeds op die stoel en (ik hoor hem inhaleren) geniet hij nu van het uitzicht dat hij op mij heeft. Ik realiseer me dat hij na zijn bevel om mijn handen uit te steken, nog geen woord tegen me heeft gezegd. Ik zeg ook niets. Ik wacht. Maar duizenden gedachten stormen mijn hoofd binnen. Te veel om te kunnen ordenen. Ik geef het op. Ik kan slechts aan hem denken (maar heb niet veel om over te denken) en aan mijn vriend, die daar buiten nog in de steeg moet staan. ‘Ik wil wel eens wat anders’, zei ze me deze zomer. Ik lag nog hijgend naast haar. Ze is een seksuele veelvraat. Dat begon al, toen we elkaar in de collegebanken leerden kennen. We zijn nu al drie jaar verder. Beide pas afgestudeerd en beide een veelbelovende baan. We delen nog de studentenkamer, die we al snel na onze kennismaking betrokken. We zijn op huizenjacht. Maar zij jaagt vooral op mij. Als ik thuis kom na mijn werk, draagt ze vaak niet meer dan een kamerjas. Die ligt dan al snel, net als mijn kleren, ergens op de grond. Ze zuigt me dan af (en slikt alles door) en daarna neuken we. Of we neuken, en daarna zuigt ze me af. Ze wil meer. Altijd maar meer. Maar elke dag twee keer klaarkomen is voor een man zoiets als topsport. Vaak zei ze me, als we erna samen onder de douche stonden en ze mijn kleine jongen weer tot leven probeerde te wekken, dat ze ‘meer’ wilde. Toen zei ze me ineens, dat ze ‘wat anders’ wilde. Wat ‘wat anders’? Ze voerde me langs tal van internetsites met filmpjes. Bondage, spanking, cat fighting, college challenge, card games… voor mij een duistere wereld, waarvan ik maar weinig begreep. Ze gaf me boeken van Markies de Sade en van Leopold von Sacher-Masoch. Boeken ook als ‘Frank en ik’, die anoniem geschreven waren en ik vooral pedofiel van aard vond. Het werd een stapel van meer dan een meter hoog. Uiteindelijk legde ik Frank en ik ernaast (omdat ik stiekem verlangde om haar Frank te mogen zijn) en Venus im Pelz, omdat ik haar als mijn Venus zag. Maar het bleven fantasieën. Fantasieën die wel hielpen bij het liefdesspel, maar ons niet verder brachten. Na een dagje uit in Amsterdam en een fantastisch maal in De Waag, liepen we samen hand in hand richting station. Een blonde, in strak getrokken leer gehulde, oudere dame, wenkte ons binnen. In haar raam stonden en lagen de nodige attributen. Behalve een zweep ook een gigantische dildo en dito buttplug. Nu vond ik haar verre van aantrekkelijk. Maar mijn vriendin stond erop, om een praatje met haar te maken. Een praatje, waarin ze haar ‘ik wil wat anders’ eindelijk ook eens aan iemand anders dan aan mij kon uitleggen. Het leverde ons een Skype-adres op. Een Skyper waarmee we daarna samen vaak spraken. Een Skyper die ons na verloop van tijd zelfs mee liet kijken. Een Skyper die ook naar ons keek, als zij mij zoog of als mijn kleine jongen haar elke hoek van de kamer liet zien. Een Skyper die dan diep moest zuchten. Zo kom je nooit tot ‘wat anders’, gozer, zei hij mij. ‘Sla haar eens hard op haar billen! Knijp eens in haar tepels…’ Maar kijk eens naar mijn prachtige vriendin… dan snap je, dat ik dat niet kan! Uiteindelijk regelde de Skyper een afspraak voor ons. En daarom sta ik nu op een koude vroege zaterdagochtend in deze verdomde steeg. Een afspraak met een kerel die ik niet ken, in een stad die ik niet ken; een afspraak met een man die mijn vriendin naar binnen heeft getrokken en mij hier in deze verdomde koude steeg buiten heeft laten staan. Mijn handen beginnen te tintelen. Mijn kuiten doen inmiddels pijn. De man neemt alle tijd. Dan hoor ik hem opstaan. Weer dat kraken van de stoel. Hij maakt mijn rokje los, en dwingt me om er voet voor voet afscheid van te nemen. Dan maakt hij ook mijn jack los. In elke hand neemt hij een tepel. Hij knijpt erin en trekt eraan. Allebei tegelijk en daarna weer één voor één. Hij maakt één hand los. Mijn mouw glijdt over mijn arm. Mijn pols wordt weer vastgeklikt. Dan volgt mijn andere arm hetzelfde ritueel. Ik sta nu naakt en uitgestrekt. Een deur gaat open en dan weer dicht. Dan is hij er weer. Een vinger volgt mijn ruggengraat. Van mijn nek tot aan mijn stuitje en verder. Mijn anus. Mijn knopje… en daar rust hij. ‘Wil je meer, schatje?’ Ik huiver. Ik durf niet te antwoorden. Er is zo goed als niets gebeurd, maar tegelijk is er zo ongelofelijk veel gebeurd. Ik probeer te antwoorden, maar mijn stem weigert dienst. ‘Ja, meer! Geef me meer!’, zo schreeuwt mijn inwendige. Maar er komt geen geluid uit mijn mond. Hij kan mijn gedachten lezen. (Help! Hij kan mijn gedachten lezen!’) ‘Vijf!’ zegt hij, en dan voel ik een vlammende pijn in mijn billen. ‘Vier!’ zegt hij, en dan is de pijn er weer. Bij ‘Twee!’ loop ik haast over, en neem ik me voor om dat niet te laten gebeuren, wat me na ‘Een!’ onvermijdelijk toch overkomt. Ik kom klaar. Ik kom niet zomaar klaar. Mijn dijen worden nat, mijn benen weigeren dienst, ik bungel aan een draadje, letterlijk en figuurlijk. Kort erna opent zich de deur weer, die me van de steeg scheidt. Ervoor lagen mijn schoenen, mijn rokje en mijn jack. Ik trok ze aan. Meer uit gewoonte dan om enige reden. Tegenover de deur staat mijn vriend. Hij kan me net opvangen. Hij moet me naar zijn auto dragen. Terug naar huis. Dan wil ik eerst eeuwig slapen. En dan wil ik terug. Terug naar nummer dertien.
|
|
|