Als morgen net als gisteren is.
“Dit zijn kledingstukken die ik in onze stock gevonden heb. Ik denk dat ze jouw maat zijn,” zegt de begeleider die haar het witte linnen aangeeft. “Bedankt,” zegt het meisje. “Is het goed dat we jou voorlopig ‘Mieke’ noemen?” “Dat mag.” Voor hij de kamer verlaat kijkt hij haar bedachtzaam aan. “Ik hoop dat je je hier thuis gaat voelen.” “Hoop ik ook,” antwoordt ze meteen. Het meisje kleedt zich aan. Dit is een stuk beter dan de oude jurk met een motief van bloemen die ze aanhad. Hij was te groot. Ze werd vanmorgen naar hier gebracht, een psychiatrie voor de jeugd. Dit alleen maar omdat ze niet meer weet wie ze is. Twee dagen geleden was ze wakker geworden op een veld. Ze werd wakker gesnuffeld. Toen ze haar ogen opende, keek ze in de bruine ogen van een Duitse scheper. Dan zag ze de man die haar vol verbazing aankeek. Snel besefte ze waarom hij zo keek, ze had geen kleren aan. De man vroeg haar hoe ze heette en wat er was gebeurt - dat wist ze niet meer. Nog meer ontsteltenis las ze in zijn ogen. Ze dacht lang na, maar haar geheugen leek op een eindeloos, zwart gat. Een poos later liep ze mee met de man die zijn jas aan haar had afgestaan. Gelukkig reikte hij tot haar knie. Thuis gaf hij haar een oude jurk die ze meteen aantrok. Later belde hij de politie op die haar meenam naar het kantoor. Ze raadpleegden advertenties van vermiste meisjes maar er was niemand bij die op haar leek. In afwachting moest ze in de cel slapen. De volgende morgen wekten ze haar vroeg. Ze brachten haar naar de rechtbank. Waar ze beslisten dat ze, op basis van haar verhaal, voorlopig in een gesloten jeugd - psychiatrie diende te verblijven. Daar zou haar geheugenverlies verder worden onderzocht. De begeleider neemt haar mee naar beneden. Aangekomen in de woonkamer stelt hij haar aan de anderen voor. Hij vertelt hen dat ze aan geheugenverlies lijdt en dat ze heel lief voor haar moeten zijn. Ze heten haar welkom. Enkele mensen in de kamer kijken haar vreemd aan. Ze zouden zoveel willen vragen, maar dat kan niet. Een meisje met donkerbruin haar komt naast haar zitten en stelt zich voor als ‘Anna’. Ze vertelt haar dat ze niet bang hoeft te zijn. Iedereen in de groep heeft wel één of andere 'ziekte', dus ze hoeft zich niet anders te voelen. “Is het hier leuk?” “Er zijn veel regels, maar daar wen je aan.” “Wat voor regels?” “Om tien uur moet je naar jouw kamer, om elf uur moet je licht uit. Elke middag dien je een uur op je kamer te blijven. Eten gebeurt op tijd en nadien doet degene de vaat die daarvoor is aangewezen. Woensdag kunnen we extra zakgeld bijverdienen. Dat doe je door cakes te bakken die in de kliniek worden verkocht aan bezoekers, of was op te vouwen. Soms kan je ook strijken. We doen regelmatig iets leuks, zoals een gezelschapsspel spelen, sporten en knutselen. Daar is een agenda met alle activiteiten, die regelmatig afwisselen. Er is elke week een groepstherapie, waar ze beslissen wie welke taak krijgt. Zoals het dagelijks onderhoud van de keuken en waar je conflicten, klachten of opmerkingen kwijt kunt. Je krijgt ook punten. Als ‘s avonds je licht niet op tijd uitdoet, zijn dat drie strafpunten. Als je je echt onstuimig gedraagt, krijg je vijf tot tien strafpunten. Eens was er een meisje die ‘s nachts stiekem naar buiten ging om met haar vriendje te lanterfanten. Toen ze haar betrapten, kreeg ze zoveel strafpunten dat ze een hele week op haar kamer moest blijven. Maar dat zal je natuurlijk niet doen." “Waar is dat meisje dan?” “Eh, ze is overgeplaatst. Meer weet ik niet.” “Oh… dat is naar.” “Tja, daar heeft ze het zelf een beetje naar gemaakt. Zelfs Meneer Bull kon haar niet aan. Oh ja, je zal je vast afvragen wie hij is: Hij is een hele strenge verpleger waar je beter naar kunt luisteren. Het is niet de eerste keer dat hij iemand naar de isoleercel brengt. Laatst liet hij er iemand wel twee dagen in zitten. De mensen die terugkomen zijn meestal zo verward, dat het enkele weken kan duren voor ze naar behoren functioneren. “Wanneer gebeurt dat dan?” “Dat gebeurt als je op een week vijftien strafpunten krijgt. Wees daar voorzichtig mee. Eén ding is heel belangrijk: Als Meneer Bull de kamerinspectie doet, kan je best zeer nauwkeurig zijn. Hij let op alle details: dat je je kleren mooi opvouwt, haartjes uit je borstel haalt, elke dag een ander slip aandoet, je kousen ververst, je nagels knipt als dat nodig is en vooral je tanden niet vergeet te poetsen. Als je dat allemaal doet kan er weinig gebeuren. Als hij vindt dat je niet keurig genoeg bent, wil hij dat je alle handelingen opnieuw uitvoert terwijl hij naar je kijkt en je bekritiseert. Of hij laat hij jou een uur lang naakt tegen de muur staan. Hij kan je zelfs meesleuren naar de douche om je met ijskoud water te besproeien. Iedereen is bang van hem. Maar er is niemand die naar klachten over het verplegen luistert. Ze vinden ons gek genoeg. Ze denken dat ze het zich kunnen veroorloven zo iemand in dienst te hebben. Sorry, dat ik jou bang maak. Maar ik zou niet willen dat hij je op een dag te grazen neemt en het lijkt me beter dat je weet wat jou te wachten staat.” “Poeh, dat is veel om over na te denken.” “Lees in ieder geval het reglement dat in je kamer hangt.” “Ik dacht dat je hier veilig was.” “Veilig wel. Maar ik begrijp wat je bedoelt. De eerste dagen zijn moeilijk.” Een verpleger, die zich ‘Bram’ noemt, neemt haar mee naar de afdeling Neurologie. Daar wordt ze voorbereid om onder de MRI-apparaat te gaan waar ze een hersenscan nemen. Via een kleine katheter in haar arm wordt vloeistof ingespoten. De dokter zegt dat door deze vloeistof scannen mogelijk wordt gemaakt. Na twintig minuten wachten, wordt ze gedeeltelijk (alleen haar hoofd) onder een metalen buis geschoven. Een dertigtal minuten later is de scan gebeurd. De resultaten zullen later bekend worden gemaakt. Bram neemt haar mee naar de afdeling gynaecologie. Omdat ze haar naakt hadden gevonden, kunnen ze seksueel misbruik niet uitsluiten. De gynaecoloog die haar gaat onderzoeken, heet Kevin. Hij stelt haar gerust en legt uit waarom dit belangrijk is. Ongemakkelijk zittend in de gynaecologenstoel, kijkt ze hem aan. Ze had zich moeten uitkleden in het hokje om dan in de vreemde stoel plaats te nemen, waarin haar benen, wijdgeopend, op de ijzeren houders rusten. Ze vindt het nogal vernederend. “Zo meisje, ik weet dat je dit niet fijn gaat vinden maar ik moet jou intiem onderzoeken. Dat kan ik niet omzeilen.” “Dat begrijp ik,” antwoordt ze gelaten. “Het volgende wat ik ga doen is twee vingers in jou vagina steken, om te weten of je daar beschadiging hebt. Als dat veel pijn doet is dat geen goed teken.” “Of je moest maagd zijn. Dat gaan we zo zien. Het is de enige manier,” vervolgt hij onmiddellijk. Hij trekt aan een hendeltje en de stoel gaat helemaal achterover tot ze neerligt. De twee vingers glijden in haar. Ze maken enkele bewegingen en verdwijnen weer. “Pijn?” “Een beetje,” “Dat lijkt me oké.” “Nu ga je iets heel koud voelen. Ik gebruik een hulpmiddel om je inwendig kan spreiden. Daarmee kan ik zien of er schade is. Tot nu toe lijkt alles in orde te zijn.” Het ding dat hij in haar schuift, voelt inderdaad ijskoud. Ze luistert aandachtig naar zijn ademhaling. Waar haalt ze het vandaan dat hij het opwindend zou vinden? Is er in het verleden iets dergelijks gebeurt? “Ik ga nu een uitstrijk nemen. Zo kan ik zien of je laatst geneukt bent geweest. En door wie,” beklemtoont hij. “Zo, dat was het dan. Alles is prima in orde. Niets wijst erop dat je misbruikt geweest bent en een kind had je nog niet gebaard,” lacht hij bulderend. De stoel gaat weer omhoog. Ze kijkt hem doordringend aan, als een kind die voor het eerst iets nieuws ontdekt heeft. “Kleed je aan," in zijn stem klinkt ergernis. Ze denkt diep na en probeert achter al die sluimeringen een verleden te vinden. Gepijnigd sluit ze haar ogen terwijl ze diep in haar geheugen graaft. Het lijkt erop of ze nooit bestaan heeft. Het geeft haar een onaangenaam gevoel. Je probeert je voor te stellen hoe het is om dood te zijn. Het niet kunnen ademen, het niet kunnen ruiken noch denken. Het is onmogelijk om daar dieper over na te denken. Dat ‘niets’ wat overblijft, maakt haar ontzettend bang. Ze zucht. Wat zou er gebeuren als ze op een dag alles weer herinnert? Misschien is de waarheid zo wreed dat ze het liever niet geweten had. Terwijl ze dit denkt, kijkt ze naar de klok boven de deur. Het is elf uur. Beseffend dat ze het licht moet uitdoen, veert ze op uit het bed en loopt ze naar de schakelaar. “Klik.” Bedachtzaam kijkt ze naar de donkere kamer. “Klik,” “Klik,” “Klik.” Ze aarzelt even en drukt dan opnieuw op de schakelaar. “Klik,” “Klik.” Zou het erg zijn als ze het licht laat branden? “Niet in het donker, hij gaat komen, komen, komen!” gaat haar stem in haar hoofd tekeer. Was dat een herinnering? Haar ogen, gefocust op de lamp, kijken angstig. Een verpleegster schudt haar zachtjes wakker. “Je had je licht laten branden.” “Oh,” klinkt ze slaperig. “Zal ik het uitdoen?” “Neen! Mag het lichtje blijven branden?” De vrouw kijkt meelevend. “Nou, ik denk dat ik het voor jou toesta. Ik zal het doorgeven.” “Bedankt.” “Graag gedaan.” Er wordt luid op haar deur geklopt. Wanneer ze haar ogen opent, gaat de deur open. De verpleger kijkt haar boos aan. “Je moest al wakker zijn,” “Eh, hoe laat is het?” vraagt ze. “Halftien. Iedereen is zich aan het klaarmaken terwijl jij ligt te dutten. Dat gaat je punten kosten,” zegt hij gemeen. “Maar… ik ben hier nog maar net,” zegt ze verbijsterd. “Voor ieder gelden dezelfde regels. Dat blad aan de muur had je zeker nog niet zien hangen?” zegt hij terwijl hij het aanwijst. “Eh, ik was meteen gaan slapen toen ik van het onderzoek kwam,” “Wat ik verwacht van jou: eerst het reglement lezen voor je je klaarmaakt!" “Als ik terugkom, hoor je er piekfijn uit te zien.” “Je krijgt een halfuur!” Dat was vast Meneer Bull. Zich zorgen makend, loopt ze naar het mapje, hangend aan de muur. Ze doorbladert het tot ze de pagina ‘kamerorde’ vindt. Ze leest het aandachtig. Ze wast zich. Ze heeft niet zoveel tijd meer. Ze probeert het snel en grondig te doen. De dingen, die Anna haar gisteren vertelde, herinnert ze zich niet allemaal meer en in het mapje staat het niet uitgebreid beschreven. Terwijl ze haar tanden poetst, probeert ze de woorden van Anna opnieuw te herinneren. “Kousen en slipje,” mompelt ze. In de kast vindt ze ondergoed en kousen, maar geen kleren. Ze moet het doen met kleren die ze gisteren had gekregen. Ze neemt het hemdje en kijkt het na. Het is nog heel netjes. Hetzelfde doet ze met haar broek. Voorlopig is ze gered, maar ze kan best nog wat kleren gebruiken. Ze zal het later vragen. En nu? Ha, haar nagels! Ze kijkt er aandachtig naar. Blijkbaar was ze vroeger een nagelbijtster. Wat vies! “Klaar?” Ze springt op. Zo snel heeft ze hem niet verwacht. “Zo, laat me jou eens bekijken,” zegt hij terwijl hij naar haar toeloopt. De man die voor haar staat, doet haar rillen. Zijn manier van praten, zijn strenge ogen en de houding die hij aanneemt, is haar zo vertrouwd. Ze moet hem wel kennen. De hoofdpijn is niet te stuiten. Ze tuurt met halfopen ogen voor zich uit. “Je ruikt fris,” Hij loopt naar de lavabo en controleert of alles netjes staat. De tandenborstel neemt hij opnieuw uit het potje, waar hij inkijkt of het wel gebruikt geweest is. Een washandje houdt hij onder zijn neus. Hij humt goedkeurend. “Je hebt zeep gebruikt.” Als hij de haarborstel neemt, fronst hij. “Dat is niet netjes…” zegt hij en draait zich met een ruk om. “Laat me jou nagels eens zien.” O ’nee…die gaat hij nooit goedkeuren. Terwijl ze haar handen uitsteekt, kijkt ze opzij. “Zozo, een nagelbijtster?” Als ze hem weer aankijkt, lijkt hij na te denken. “Zo, dat zijn twee dingen waar ik een hekel aan heb. Ik wil dat je snel gaat leren hoe het moet.” “Kleed je uit,” klinkt hij ineens harder. Terwijl ze zich uitkleedt, staart ze naar de muur alsof het haar bescherming biedt. Haar hoofd gonst als een boze trommel. Als ze helemaal klaar is, wacht ze op een nieuwe instructie. “Tegen de muur.” Daar dicht tegen de muur, hoort ze hem, met een wending in zijn stem, opnieuw bevelen: “Bukken!” Onmiddellijk bukt ze, want ze weet dat hij haar nog meer zal straffen. “Wat doe je nu?” vraagt De Bull verbaast. “Ik had toch niet gevraagd te bukken? Je moet alleen tegen de muur staan tot ik weerkom.” Hoofdschuddend loopt hij de kamer uit. “Hoe gek kan je zijn?” mompelt hij. Iedereen zit aan de eettafel wanneer ze de leefruimte binnenkomt. Anna geeft een teken dat ze naast haar moet zitten. Vol schroom neemt ze plaats op de stoel. “Wat is er gebeurt?” “Ik was nog niet wakker,” fluistert ze. “Hoeveel?” “Acht.” “Ojee, zie dat je verder geen fouten maakt.” “Hoop ik ook.” “Hij moet je gewoon hebben,” zegt Anna bits. “Denk je dat?” “Ja, hij zoekt altijd fouten. Hij wil jou gewoon pijn doen.” “Kijk naar mij, ik ben dik en niet mooi. Hij kijkt me zelfs niet na!” “Wat heeft dat ermee te maken? En jij bent niet dik!” “Ik heb een vetrol op mijn buik.” “Die vetrol zou ik met een vergrootglas moeten zoeken hoor.” Anna kijkt haar verdrietig aan. “Is dat niet zo dan?” vraagt Anna. “Neen. En als je dat hebt, ben je dan lelijk?” Anna buigt zich naar haar toe om in haar oor te fluisteren. “Die meiden zeggen dat ik dik ben. Ze zijn altijd bezig met hun uiterlijk. Volgens mij willen ze mooi zijn voor De Bull.” Verontwaardigd kijkt ze haar aan. “Hopelijk is dat de waarheid en verzin je dat niet.” Anna protesteert. “Ik ben niet boos op je!” fluistert ze in Anna’s oor. Ze prijst zichzelf gelukkig als iemand haar komt ophalen. Ze moet naar de psycholoog, die met haar zou praten over de gebeurtenissen. “Goeiendag, ik ben Mark, psycholoog. Ze noemen jou Mieke, niet?” “Eh, heet ik zo?” “Neen, zo noemen we jou omdat het makkelijker is je aan te spreken. Zo, je hebt het één en ander meegemaakt, hoorde ik. Hoe voel je je nu?” “Het gaat wel goed, alleen heb ik zo een enorme hoofdpijn.” “Daar kunnen we iets voor geven wanneer we het resultaat van de test hebben.” “Dan hoop ik dat het niet lang meer is.” “Ik wil het hebben over het moment dat je naakt op het grasveld lag. Zo is het toch gebeurt?” “Ja.” “Ik stel voor dat je daar op het bankje gaat liggen waar ik jou in hypnose zal brengen. Het enige wat je hoeft te doen, is je te concentreren op mijn woorden en naar de bewegende pendel te kijken. Door middel van die concentratie, kan ik jou terugbrengen naar het moment op de weide.” “En als ik dat niet wil weten,” vraagt ze meteen. “Dan gaan we nooit weten wat er gebeurt is en wie je bent. Je gaat alles nog herinneren en alles ga je bewust ervaren. Ik ben er, om samen met jou, je verleden te analyseren en te verwerken.” “Ik vind het eng.” “Dat begrijp ik goed. We gaan zover als jij aankunt.” Gefocust kijkt ze naar de bewegende pendel terwijl ze naar de stem van Mark luistert die haar terug naar de weide leidt. Ze kan het gras ruiken en voelt een zachte wind haar huid strelen. “Vertel me hoe je op die weide bent gekomen.” “Meester is veel te streng voor mij, dus besluit ik te vluchten. Dat moet ik voorzichtig doen. Als hij me betrapt, wordt hij woedend. Ik ben heel bang,” “Hoe heet je?” “Miranda De Wolf.” “Vertel verder.” “Meester slaapt allang. Hij heeft me vastgebonden en laat me in de schuur slapen. Maar ik heb een idee hoe ik me kan losmaken: terwijl ik neerzit schuif ik over de grond tot ik de grasmachine achter me voel. Het is een oud exemplaar, dat hij niet meer gebruikt. Soms maai ik daar het gras mee als ik stout ben geweest. Dat is een hels karwei.' Mijn handen zijn op mijn rug gebonden. Ik schuur voorzichtig het touw tegen de mesjes van de machine aan. Dat lukt goed. Na een kwartier, heb ik mijn handen vrij. Ik had gisteren, terwijl ik een hele dag als een bankje had gediend waarop hij zijn voeten liet rusten, een plannetje gesmeed om te ontsnappen. Ik woon heel afgelegen en omdat ik niet met de auto kan rijden, maar wel kan roeien, besloot ik het bootje aan de oever te gebruiken. Het is een halfuur stappen naar de dijk. Daar neem ik het bootje dat ik al eerder had gebruikt. De Meester had me enkele weken terug, een halfuur laten varen. Zo kon ik de fysieke inspanning van roeien ervaren. Ik roei lang, naar mijn gevoel een hele nacht. Mijn armen slapen maar ik durf niet op te geven. Ik staar naar de overkant om een plek te vinden om aan te meren. Opeens krijg ik een klap tegen mijn hoofd. Alles wordt zwart. Als ik mijn ogen open, lig ik op een oever. Het verbaast me daar te liggen. Ik denk na hoe ik hier ben terecht gekomen, maar ik weet niets meer. Mijn hoofd gonst zwaar. Hij doet pijn. Ik heb kou, mijn kleren zijn kletsnat. Ik besluit ze in de zon te laten drogen. Ik doe alles uit, wat niet veel is. Ik heb alleen een rokje en een korset aan, die ik aan takjes van een struik hang. Ik loop door.” Opeens schudt ze heftig met haar hoofd. “Mijn hoofd, mijn hoofd! Het doet zo’n pijn!” De psycholoog knipt met zijn vingers. “Het is goed zo.” “Mag het lichtje blijven branden?” vraagt ze. “Ja, meisje maar Meester zal komen om jou te voelen.” “Dan zie ik, hoe groot u bent,” zegt ze fluisterend. De Bull loopt naar het bed toe en gaat naast haar liggen. Hij grinnikt, want morgen zal er een splinternieuwe dag uitbreken waar ze Anna zal ontmoeten die haar voor de zesde keer ‘de kamerregels’ uitlegt.
Leef en laat leven
|