Marjan en Juliette maken onder toezicht van Madame hun strafwerk
Juliette en Marjan zaten zusterlijk naast elkaar in de schoolbankjes. Nou ja zusterlijk? Juliette stopte met schrijven en keek naar Marjan op. Zowaar, ook Marjan stopte met schrijven en beantwoordde haar blik met een glimlach. Zusters? Nou ja, vriendinnen dan. Marjan had haar in bescherming genomen in de bibliotheek. Zo had ze dat toen gevoeld. En later die dag, toen ze weggevoerd werd naar haar slaapplek, toen ze elkaar op de trap waren tegengekomen, had ze een blik van verstandhouding gekregen. En een handkusje. Je bent één van ons, had dat haar verteld. Dus zaten ze hier als kostschoolmeisjes naast elkaar. Voor straf, want beiden schreven hun strafregels. Beiden hadden hun beurt in de les verknald. Beiden moesten nablijven, want het was hen niet vergund om over de lessenaar te mogen buigen, hun rokje te moeten opschorten en hun broekje naar benden schuiven zodat de cane zijn pijnlijk werk kon doen. Moet je haar nu toch horen: “niet vergund”, “mogen”, wat waren dat voor vreemde gedachten van haar: Juliette van Gravendeel, mevrouw van Gravendeel, oud 35 jaar, gerespecteerd echtgenote van advocaat van Gravendeel. Stop. Niks gerespecteerd, niks mevrouw, niks van Gravendeel. Hier was ze Meisje Juliette. Kostschoolmeisje. En zat ze naast haar ‘vriendinnetje’ samen strafwerk te maken. Beiden omdat hun lerares Frans de pik op hen had. Marjan ondanks het feit dat ze zo haar best had gedaan. Juliette dankzij het feit ze zo haar best gedaan; met het provoceren van Madame, wel te verstaan. Strafregels schrijven, omdat het hen niet gegund werd een lijfstraf in ontvangst te nemen. Gegund, want hoe erg ze het ook gevonden had als ze voorover had moeten buigen om de cane te krijgen: het zou een gunst geweest zijn ten opzichte van deze zinloze straf. Strafregels schrijven. Niet tien of honderd, maar net zo lang en net zo veel als het Madame beliefde. En wat erger was, ze had niet mee gemogen naar gymnastiek. Niet dat ze daar persoonlijk nou zo graag naar toe wilde -ze had bepaald geen prettige herinnering aan de gymnastiekles van vroeger: altijd bleef ze bij het kiezen over- maar voor de andere meisjes was het feest. Maar voor Marjan was het een grote teleurstelling dat ze na moest blijven, dat was duidelijk van haar gezicht af te lezen. Dus was het ook voor haar een straf hier te moeten zitten en niet mee te mogen. Nu ze hier zo zat, merkte ze dat het ook voor haar waar was: dat ze echt liever de pijn en de vernedering van een caning verkoos boven dit lot. Ze glimlachte om die gedachte: was het dan echt waar dat ze een kostschoolmeisje was geworden? Ze moest weer denken aan dat lange uur dat ze achter in de klas had moeten staan. Als extra straf, in de hoek, haar handen in haar nek. Beloning voor haar grote mond, haar bravoure. Haar overwinning op Madame, ook dat. Even had ze zich weer de Mevrouw gevoeld. Mevrouw die alle touwtjes in handen had, Mevrouw met haar messcherpe tong en haar radde frans die een geboren Française overblufte. Mevrouw die met haar ervaring over “hoe het hoort” een poging haar als schoolmeisje klein te krijgen, wist om te bouwen tot een grandioze voorstelling waarin ze zelfs de vernederingen die deze “kostschool” meisjes als zij bracht, wist te gebruiken voor een zelfverheerlijking van haar eigen capaciteiten als ‘Vrouw Van’. Maar wat een Pyrrhus overwinning. Want daar stond zij. Haar hoofd gebogen. Kijkend naar de muren. Afgezonderd van de drukke klas achter haar. Afgezonderd van het leven waar ze naar verlangde. Jazeker, het was waar: ze verlangde naar het kostschoolleven. Ze was niet alleen even ‘mevrouw’ geweest, ze was ook heel even ‘meisje’. Eén van hen. Ze had haar oude kracht gebruikt om indruk op hen te maken. Niet op Madame, maar op hen, meisjes van zestien, zeventien. Of waren ze ouder? Acht, wat maakte het uit. Meisjes waren het. Meisjes die een strakke hand accepteerden. Meisjes die alle vrijheid ontnomen was. Meisjes die werden opgevoed naar verouderde inzichten. Maar zo aantrekkelijk. Het schooluniform: de stijve rok, het overhemd, het schooljasje en de bijpassende schooldas. En niet te vergeten de pennyshoes en de witte kniekousen. Het maakte hen zo jong. En zij met hen. En, zucht, de discipline. Nee, niet alleen het straffen. Net zo goed het rechtop moeten zitten. Het gezamenlijke “ja mevrouw” en “nee mevrouw.” Het moeten gaan staan -naast je bank- als je wat wilde zeggen. Het maakte zo klein. Zo heel erg ‘meisje’. Dat mocht giebelen. Propjes gooien. Dom doen. Samenzweren onder vriendinnen. Vijanden maken. Hen pesten en in de val laten lopen. Het weer goedmaken en elkaar bewonderen. Samen onder de douche. Ontdekken van elkaars lichaam. Ontdekken van het vrouw-zijn. Gniffelen daarover. En betrapt worden uiteindelijk. Zo onschuldig allemaal. Nog wel. Ze had het nooit gekend. Ze had die stap over moeten slaan, alles in haar eentje moeten doen. Vrouw worden was een lange harde weg voor haar geweest. Niet dat ze toen anders had gewild. Integendeel, ze wilde toen niets liever dan het meisje-zijn overslaan. Snel volwassen worden. Gerespecteerd worden. Vrouw van de wereld zijn. Maar hier stond ze, met haar handen in haar nek. In de hoek. Gereduceerd tot meisje. Kostschoolmeisje. En ze wilde meer. Wilde alles inhalen. Even was ze één van hen geweest. Hoe onterecht met haar vertoon van ‘ik kan alles aan’ dat ook geweest was. Ze wilde meer, wilde er bij horen, samen giebelen. Niet meer proberen te imponeren, gewoon zichzelf zijn, zonder maniertjes, onschuldig, impulsief, zonder verantwoordelijkheid. Want was dat het niet waar ze uiteindelijk naar verlangde? Zich nergens meer rekenschap van hoeven geven. Doen waar je zin in hebt. Je impulsen volgen. En daarvoor gestraft worden natuurlijk, tenminste: als je ‘beschermers’ dat nodig vonden. Eén keer had ze zich laten gaan. Had ze gedaan wat haar lust haar had ingegeven. Was ze vreemd gegaan. Zo schuldig had ze zich daarna gevoeld. Zo schuldig dat het genot dat het haar had gegeven -hoe kort dat ook geduurd had, maar ook hoe intens- in de schaduw van de schuld verdwenen was. Haar man had haar hierheen gestuurd. Om haar te straffen, had ze gedacht. Om haar te vernederen. Om haar beschaamd te laten zijn. Maar nu besefte ze dat hij geweten had dat ze dat al was: gestraft. Dat haar schuldgevoel haar straf was geweest. Dat hij haar juist naar hier had gestuurd om haar te leren van haar impulsieve ik te genieten. Dat ze haar verantwoordelijkheidsgevoel naast zich neer mocht leggen. Dat ze haar vrouw-zijn mocht inruilen voor haar meisje-zijn. Dat, ook al was ze vijfendertig, en was ze alom gerespecteerd in de wereld van de diplomatie, ze nog steeds een meisje was. Een meisje onder de meisjes. Zijn meisje? Dat laatste wist ze niet. Dat eerste wel. Weer keek ze even naar Marjan. Toen naar Madame achter haar lessenaar. Marjan volgde haar blik. Zo stram als Madame daar zat met haar borsten vooruit en haar mond samengeknepen over haar halve brilletje heenkijkend. Ze keken elkaar nogmaals aan. En proestten het uit. Oh ja, ze was een meisje onder de meisjes. Madame scherpe stem doorbrak hun plezier. “Wat valt er hier te lachen. Meisje Juliette? Het lijkt me dat er voor jou niets te lachen valt. Laat zien, jouw lesje in nederigheid. Hoe ijverig ben je daarin geweest? Nou?” Zonder er bij na te denken pakte Juliette het bijna volgeschreven papier om het aan Madame te geven.” “Meisje Juliette”, snerpte Madame’s stem, “Meisje Juliette! Wat hoort een Meisje te doen als een Lerares haar aandacht vraagt?” Juliette keek haar vol onbegrip aan. Wat werd er in vredesnaam van haar verlangd? Gelukkig gaf Marjan haar een stomp. “Staan”, siste ze tussen haar tanden. Snel volgde ze Marjans suggestie. “Rechtop”, schreeuwde Madame. En “In de houding” toen Juliettes reactie haar niet beviel. Bijna had ze gesalueerd, maar gelukkig kon ze die neiging nog net onderdrukken. Natuurlijk betekende dat hier in de kostschool dat ze naast het bankje moest gaan staan, kaarsrecht, haar borst vooruit, haar gezicht strak vooruit. Natuurlijk stram en stijf, met haar handen op haar rug, zodat ze niet alleen kwetsbaar was voor de ogen van Madame maar ook voor haar handen. Ze voelde dat die jeukten. Om haar een oorvijg te geven. Of haar aan haar oor mee te trekken naar de lessenaar. Maar dat deed ze niet. Madame beheerste zich. Ze pakte slechts de dichtbeschreven pagina van Juliette. “Ik ben een dom kostschoolmeisje dat nog heel veel kan leren van mijn lerares Frans Madame Mélisande zodat ik weet hoe ik mij behoor te gedragen.” “Ik ben een dom kostschoolmeisje, hmm hoe goed klinkt dat” herhaalde Madame zichzelf, “dat nog heel veel kan leren van mijn lerares Frans Madame Mélisande, hein, gedraag je daar dan naar!” Ze zou in lachen moeten uitbarsten, Juliette, na deze uitbarsting van eigenwaan. Ze hoorde Marjan duidelijk gniffelen. Toch deed ze het niet. Want ondanks haar potsierlijkheid had ze gelijk, Madame. Ze was een dom kostschoolmeisje, ze had nog heel wat te leren. En zeker van Madame. Want had juist Madame niet feilloos haar kwetsbare plek weten te vinden? Haar verlangen om de goede antwoorden te geven, om indruk op de andere meisjes te maken. Meer nog, haar vertrouwen in en bewondering van Juffrouw V.? Die Madame zo effectief had uitgebuit door haar te laten merken dat die bewondering niet wederzijds was. Ze had zich door juffrouw V. verraden gevoeld, maar besefte nu dat dat onterecht was geweest: voor juffrouw V. was ze niet meer geweest dan één van de vele kostschoolmeisjes. Een kostschoolmeisje dat het hoog in haar bol had en die nodig een lesje in nederigheid te leren had. Juffrouw V. had haar niet verraden, maar had simpel haar plicht als lerares gedaan toen ze alles wat er tussen hen gebeurd was, had doorgebriefd aan haar lerares Frans. En die had op haar beurt ook haar plicht gedaan bijzonder geraffineerd daarvan gebruik te maken door haar opstandigheid te breken. Want opstandigheid is voor kostschoolmeisjes nu eenmaal niet weggelegd. En trouwens, had zij ook niet zelf misbruik gemaakt van haar kennis van het mondaine leven. Had zij daarmee een eenvoudige lerares Frans, die zelf waarschijnlijk afkomstig was van het platteland, daarmee niet overbluft? Nee, bewust beschaamd? Dus lachte zij niet en zei bedeesd: “U heeft gelijk Madame, ik ben een dom kostschoolmeisje.” een foutje Madame keek haar vorsend aan, maar concludeerde dat ze het meende, en mopperde vervolgens: “Hm, je bent niet alleen dom, maar ook lui. Harder werken meisje, anders mag je daarover ook nog eens strafregels schrijven. Vooruit, ga weer zitten en aan het werk.” Ze keek naar Marjan. “En jij ook. Wat zit je daar te niksen. Wie had jou daarvoor toestemming gegeven? Hein! Aan het werk!” Onder Madame’s ogen gingen beide pennen weer vlijtig over het papier. Tevreden over dat schouwspel bleef Madame een tijdje kijken. Maar omdat beiden stug bleven doorschrijven, verloor ze al snel haar aandacht. En liep even later de klas uit. Juliette bleef in het zelfde tempo doorschrijven en had niet in de gaten dat Marjan stopte. “Hé doe niet zo gek joh. Doe ‘t een beetje rustig aan.” Juliette keek verbaasd op. “Maar ze zei dat ik lui was, dat ik harder moest werken. “Nou en?” “Ik heb echt geen zin om nog meer van die stomme regels te moeten schrijven.” “Precies, ik ook niet. Niemand van ons. Echt, we krijgen allemaal liever slaag dan dit.” “Maar ze zei dat ...” “Dat zegt ze altijd joh.” “Maar ...” “Ze kat ons gewoon altijd af. Dat betekent niks. Denk je nou echt dat ze oplet of je wel je best doet?” “Nou, ze keek anders nauwlettend toe hoe we zaten te schrijven.” “Precies, hoe lang duurde dat? Denk je nou echt dat ze in ons geïnteresseerd is? Die is alleen maar geïnteresseerd in hoe ze de Directeur kan krijgen.” “Echt?” “Zeker weten. Weet je dat ze niets liever wil dan het op zijn grote bureau te doen.” “Wat?” “Nou, gewoon eh”, ze boog zich naar het oor van Juliette en fluisterde: “neuken” en vervolgde daarna nonchalant: “Maar sommige van de meiden menen dat dat helemaal niet waar is, dat ze dat helemaal niet op de Directeur valt. Dat ze valt..... op juffrouw V.” Juliette keek haar ontzet aan. Marjan moest van haar gezicht lachen. “Maar dat geloof ik niet hoor. Juffrouw V. loopt altijd met een boog om haar heen.” Juliette was niet overtuigd. Het plaatje klopte, dat was duidelijk. “Maar hoe zit dat nou met onze strafregels. Als we niks doen, krijgen we toch ...” “Op onze lazer. Nou ja, op onze billen meer waarschijnlijk, want waar je lazer zit weet ik niet. Trouwens, ook op je billen niet. Kijk ons nou hier eens zitten. Moniek, die wel. Zelfs Maartje. Maar wij...” “Denk je dat wij nooit geslagen worden dan?” “Ik weet het niet. Jij misschien wel...” Ze keek Juliette even aan. “Maar misschien ook niet. En ik zeker niet.” Dat had Juliette eerder van haar gehoord. Weer klonk het teleurgesteld. “Maar waarom denk je ...” “Sst”, siste Marjan, “ze komt er weer aan. En je moet wel wat schrijven, alleen langzaam. Dat zijn we hier gewend. Doen alle meiden hier. Dus verpest het nou niet.” En fluisterend: “langzaam, heel langzaam...” Precies juist getimed kwam Madame weer binnen. Om zoals voorspeld hun geen blik waardig te keuren, en zich weer achter haar tafel te verschansen. Langzaam schreef Juliette verder. Ik ben een dom kostschoolmeisje... Ze zuchtte. Het was zo waar. Ze wist nog zo weinig. Hoe ze zich moest gedragen. Wat belangrijk was in de school. Wat er van haar verwacht werd. Ongemerkt ging ze weer sneller schrijven. Om een stomp te krijgen van Marjan. Langzaam schrijven. Wat was dat moeilijk. Ze stopte even. Om weer een stomp te krijgen. Juliette begreep het niet. “Wel doorschrijven” antwoorden de lippen van Marjan zonder geluid, “maar langzaam, lang zaaaam.” Ze schreef verder: ....ik weet hoe ik mij behoor te gedragen.... Ze keek naar Madame Mélisande. “Maar niet zoals zij”, dacht ze, “kijk haar daar toch zitten terwijl ze zit na te kijken. Zo pinnig fouten door te strepen.” ...Ik ben een dom kostschoolmeisje.... “Met dat domme halve brilletje voor op haar neus.” ...dat nog heel wat leren.... “Ze is toch echt precies een kip!” ...kan van haar... “Madame Kip!” ...lerares Frans Madame Kip... “Verdomd, ze fladderde echt met haar ellebogen terwijl ze zat te krassen: kiep, kiep kiep” ....kiep kiep kiep.... schreven haar vingers. Ze lachte in zichzelf. Madame keek op, geërgerd. Oei, toch niet zo in zichzelf als ze dacht. Ze schreef weer verder. ...zodat ik weet hoe ik mij behoor te gedragen. Ik ben een dom... En keek naar wat ze zojuist geschreven had. ...veel kan leren van haar lerares Frans Madame Kip kiep kiep kiep zodat ik weet... Ze geloofde haar ogen niet. Dat kon er niet staan. Dat konden haar vingers niet geschreven hebben. ....Madame Kip kiep kiep kiep.... Maar het stond er wel degelijk. Ze zou er om moeten lachen. Maar wist meteen wat het betekende. Madame zou het lezen. En dan. Wat dan? Ze kreeg weer een stomp. Doorschrijven In verwarring schreef ze verder. Weer een stomp. Ze ging te snel. Radeloos schoof ze het papier naar Marjan. Snel schoof die het terug. Maar ze had het gelezen. De ontzetting sprak uit haar ogen. Doorschrijven gebaarde ze. En met een vinger op haar hoofd: ik bedenk wel wat. Kon Marjan dan wat bedenken? Dat bestond toch niet? Toch was ze wat gerustgesteld. En schreef ze door: ...Ik ben een dom kostschoolmeisje.... Oh, hoe waar was dat toch. Een heel dom kostschoolmeisje. Marjan stak haar vinger in de lucht. Bespottelijk leek dat, maar ze wist duidelijk wat ze deed. Het duurde een tijdje voor Madame opkeek. Duidelijk verstoord. “Toestemming om te spreken,” klonk het bits. Marjan sprong uit de bank en ging rechtop naast haar bankje staan met natuurlijk haar handen op haar rug en met haar meest beleefde stem: “Ik vraag u beleefd toestemming om gebruik te mogen maken van het toilet alstublieft Madame.” “Alstublieft Madame. Oh wat zijn we in enen beleefd. Denk je dat ik gevoelig ben voor je geslijm. Waarom moet jij in enen naar het toilet?” “Ik moet eh heel nodig eh.” “Ik moet heel nodig”, bouwde Madame haar na, “als je werkelijk zo nodig moest, had je het niet zó gevraagd. Nee, meisje, daar trap ik niet in. Meisjes dienen trouwens te leren om het op te houden. Dat is goed voor ze.” “Dus eh misschien wil Marjan wel een glaasje water?” besloot Madame smalend. “Zitten en schrijven. En neem een voorbeeld aan Meisje Juliette, die schrijft tenminste braaf door terwijl jij hier mijn tijd staat te verdoen.” “Hmm, ik bedenk dat ik inderdaad mijn tijd zit hier te verdoen.” Resoluut stapte Madame op en liep ze naar de meisjes toe. “Hier dat strafwerk,” en plaatste een kruisje bij de laatste regel van beiden, “zo kan ik precies zien wat jullie presteren zolang ik weg ben.” “Oh ja, en ik verwacht dat jullie beter je best doen. Dat slome tempo wil ik dus omhoog zien.” En liep zonder om te kijken de klas uit. Juliette bijna in tranen. Marjan breed lachend. “Waarom lach je nou. We moeten doorschrijven. En zo kom ik nooit met m’n stommiteit weg. Hoe kon ik toch zo stom zijn. Madame Kip kiep kiep kiep.” “Hoezo stom. Ik vind het meesterlijk. Madame Kiep.” Marjan sprong uit haar bankje en deed Madame vol overtuiging en met de nodige kipgebaren na. “Kiep kiep kiep. Ik ben Madame Kip. Kiep kiep kiep.” En fladderend huppelde ze door het klaslokaal. Ondanks alles moest Juliette om haar lachen. Wat weer aanstekelijk werkte op Marjan. Die de slappe lach kreeg, toen ze zich weer in haar bankje liet vallen. “Kiep kiep kiep. Ik ben Madame kiep kiep kiep.” Beiden wisten niet meer van ophouden. wie was nou al weer wie? lijst met personages - opent in nieuw tabblad en waar speelde zich het allemaal af? het Gebouw - opent in nieuw tabblad © Paul Gérard
verhalen maken dromen waar
|