Gepost op zaterdag 05 mei 2007 - 02:14 pm: |
|
|
Dit is de rede, waarom je altijd moet opletten in de les.
Ik keek naar buiten. De zon scheen. Ik wilde zo graag buiten in het gras liggen. Wat onrustig schoof ik heen en weer in het schoolbankje. Even richtte de lerares haar blik op mij. Ik deed mijn best om stil te blijven zitten. Ze richtte haar aandacht weer op haar boek. Ik ging gehoorzaam verder met mijn schrijfwerk. De vogels zongen buiten hun liedje. Ik luisterde er zuchtend naar. “Jullie tijd is om,” sneerde de stem van de lerares door het lokaal. Liesje moest naar voren komen om voor te lezen wat ze voor haar opstel geschreven had. Ik luisterde maar half en mijn blik gleed steeds weer naar buiten. Liesje ratelde maar door en door. Na tien minuten was ze eindelijk klaar. Wijsneuzerig keek ze de klas rond. De lerares zag dat ik niet op zat te letten. “En wat heeft Liesje zojuist allemaal verteld?” vroeg ze aan mij. Ze keek me van over haar brilletje streng aan. Ik moest blozen want ik had werkelijk geen idee. Ik had maar een paar woorden van de geratel meegekregen. “Dat dacht ik al,” sneerde de lerares, “Vertel ons maar wat jij geschreven hebt.” Ik keek naar mijn blaadje. Er stonden maar drie zinnen op papier. Dit was niet goed. Dit was foute boel. “Uhm….ik heb niet zoveel juffrouw,” antwoordde ik aarzelend. Misschien als ik tijd wist te rekken, dat ik dan snel iets kon verzinnen om te zeggen. Helaas, kreeg ik die tijd niet. “Je hebt toch wel iets op papier staan?” vroeg ze spottend. “Ja…jawel,” stamelde ik. Ik probeerde snel een verhaaltje te verzinnen, maar de lerares griste het blaadje uit mijn handen. Ze bekeek het met fronsende wenkbrauwen. “Ik wil naar buiten. Ik wil naar buiten. Ik wil naar buiten?” las ze verbaasd voor. De klas begon te gniffelen. Weer moest ik blozen. “Heel origineel,” mompelde ze, “Kom maar eens naar voren!” Aarzelend schuifelde ik naar voren. De juffrouw bekeek mij van top tot teen. Ik had mijn schooluniform aan. Dat bestond uit een zwarte blazer met een witte blouse en een zwarte stropdas. Daaronder had ik een zwart rokje tot net op de knie. Daarbij hoorden zwarte lakschoentjes en witte kniekousen. Ieder meisje van de school had hieronder een net wit kanten slipje en bh. De juf was in haar la aan het rommelen. Ondertussen wipte ik van het ene op het andere been. Uit de la haalde ze haar houten liniaal tevoorschijn en tikte daarmee op het bureau. Ik boog voorover, over het bureau met mijn billen naar de klas gericht. De juf schoof mijn rokje omhoog en tergend langzaam ging mijn slipje naar beneden. “Nou, het onderwerp is ‘mijn huis’, dus vertel maar,” zei de juffrouw, “Maar als het mij niet bevalt zal je dat voelen ook. We gaan net zo lang door tot het goed is, begrepen?” Ik knikte. “Ik woon in een grote villa aan de rand van de stad,” begon ik aarzelend. Ik hoor de klas grinniken. Jemig wat stond ik voor schut! “Het heeft vijf slaapkamers en een tuin,” vervolgde ik. PATS! AUW! De eerst klap was geland op mijn blote billen. “Het heeft vijf slaapkamers en een grote tuin met een vijver en een terras.” Nu gebeurde er niks. “De hal van het huis is hoog,” zei ik zacht. PATS! PATS! AAUW! “De hal is hoog en gemaakt van wit marmer. Er hangen schilderijen aan de wand en er ligt een loper over de trap,” verbeterde ik, “We hebben een butler, die James heet en een schoonmaakster, Anita. En eens in de week een Italiaanse kokkin,” snikte ik. “We hebben een grote woonkamer met tv en hoekbank. Een grote eettafel en keuken.” PATS! PATS! PATS! PATS! PATS! Het regende nu slagen. “Hou op, hou op, ik weet het niet!” jammerde ik. De slagen bleven komen. “Denk dan maar eens beter na!” gilde de juf. “We hebben een woonkamer met een grote eikenhouten eettafel en een open keuken met dubbele koelkast. En er is een werkkamer van mijn vader met een grote boekenkast en een naaikamer voor mijn moeder, want ze wilde geen jacht hebben. In de berging staan mijn vader’s golfspullen. En…..en….,” ratelde ik maar door, terwijl de juffrouw bleef slaan. Plotseling hield het op. Het werd muisstil in het lokaal. “Zo heb ik wel genoeg gehoord,” zei de juffrouw rustig, “Fatsoeneer je kleding en ga weer zitten.” Ik kwam weer overeind en deed mijn slip weer goed en trok mijn rokje weer recht. Met een rood hoofd schuifelde ik weer naar mijn plaats en ging met moeite weer zitten. Nu zat dat schoolbankje lang niet zo lekker meer.
|
|
|