Everland: deel 5 / Damian bereikt zijn doel maar misschien niet helemaal zoals het hem voor ogen stond
Ik zei: “Ik wil naar de overkant.” De steeds lager zakkende zon tekende steeds spectaculairder oranje banen zon op de rotsen, waartussen de grotten waren. Het was het afgelopen uur tamelijk rustig geweest, maar nu stonden op de weg de bussen nieuwe toeristen uit te laden. “Ik wil de rivier Plusultra oversteken,” zei ik. “Aha,” zei Regina. “Dus jij wilt naar de overkant,” zei Ragnhild. Zij was Noors net als haar naam. Omdat haar vriendin wel Everlands was, had het enige tijd geduurd voordat ik besloten had haar in vertrouwen te nemen. Haar oogopslag was zo prettig dat ik me geen kwade bedoeling kon voorstellen. Wat me ook wel beviel was dat ze zich voortbewoog met een wandelstok. Daarnet toen we met een reisgezelschap in de Centrale Grot waren, had ze hem per ongeluk laten vallen. Zonder die stok bleek ze hulpeloos. Ze had in paniek op steeds heftiger sidderende benen gewankeld totdat Regina de stok terug in haar handen had geduwd. “Daar heb ik begeleiding voor nodig,” zei ik. “In dit land is het namelijk om een of andere reden niet toegestaan dat een man alleen de rivier Plusultra oversteekt. Hij dient begeleid te worden door minstens één meerderjarige vrouw.” Ragnhild knikte. Ze knikte toegeeflijk. “Ik weet het,” zei ze. “Ik ken de regels van het land. Ik ben hier dit jaar voor de twintigste keer, weet je dat?” “Nee dat wist ik niet,” zei ik. “dan moet je het hier wel heel erg fijn vinden.” “Ja,” zei Ragnhild. “Het is hier heel fijn. Het is ook altijd zo fijn om Regina weer te zien, en haar man en de kinderen.” “Man,” zei Regina afwezig. Haar gezicht klaarde op. “Nou wij kunnen deze charmante jongeman best chaperonneren naar de overkant van de rivier, wat jij Ragnhild.” “Als hij bereid is hiervoor een vergoeding te betalen, dan willen wij dat best,” zei Ragnhild. Ze zag me ietwat teleurgesteld kijken en moest daarom glimlachen. “We zullen rekening met jou moeten houden,” zei Ragnhild. “In plaats van dat we precies kunnen doen waar we zien in hebben, zullen we op jou moeten letten.” “Zorgen dat je niet kwijtraakt,” zei Regina op een enigszins pesterige ondertoon. Ondanks dat ze Everlands was en dus waarschijnlijk wel weer zo’n gevoel zou hebben dat vrouwen superieure wezens waren, besloot ik haar een vuile blik toe te werpen. “Je hoeft me alleen maar naar de grotten te brengen aan de overkant,” zei ik. “Daarna red ik me heus wel.” “Volgens mij wil jij helemaal geen grotten kijken,” zei Regina. “Volgens mij wil jij een beetje rondneuzen op een plek waar dat helemaal niet mag.” Ze moest lachen toen ik op mijn neus keek. Waarom had ze me nou weer door? “Je doet maar hoor,” zei ze toen onverschillig. “Wij gaan in de bus naar de grotten en jij mag met ons mee. Wat je doet nadat we uitgestapt zijn, is helemaal jouw zaak.” “Misschien wil meneer Ceveo wel weer mee terug, denk je niet, Regina?” “Ja dat wil hij wel,” zei Regina. “Laat ik het zo zeggen, het zou zeer verstandig zijn van meneer Ceveo als hij dat zou willen.” Ik kreeg de neiging om mijn ogen neer te slaan onder haar scherpe blik. “Laten we inderdaad maar een tijd afspreken over welke bus we terugnemen,” zei ik. De pijlers van de brug waren al te zien toen we er nog vijftien kilometer vandaan waren. Het land was groen en glooiend. De dorpjes waren klein en hadden kerkjes. De boerderijen waren groot met moderne stallen. Tussen de weelderig begroeide akkers slingerden kleine weggetjes waarop in de zon blakerende tractors reden, die brede stofwolken deden opwaaien. Ragnhild zei dat over de brug de mensen van oudsher armer waren. Het land was daar schraler. In de heuvels viel te veel regen, in de dalen juist te weinig. “Pas toen de vrouwen het besluit namen de boerderijen te collectiviseren, zoals een kibboets of een kolchoz, werd er schaalvergroting bereikt en werd het mogelijk in tijden van overvloed de overschotten op te slaan, zodat men in tijden van schaarste geen honger leed.” “Dat hebben de vrouwen daar allemaal bedacht?” Ragnhild bekeek me nogal scherp, vanwege de scepsis doorklonk in mijn stem. “Een man bedenkt nooit wat,” zei Ragnhild scherp. “Als hij geld heeft, gaat hij naar de kroeg en als een dag later zijn geld op is en zijn roes uitgeslapen, vraagt hij zich af hoe het toch kan dat hij het zo slecht getroffen heeft.” Ik schrok een beetje van het venijn in haar stem. “Dat is wel een beetje erg negatief,” zei ik. “Europa is ook heel erg lang overheerst geweest door mannen en daar hebben mannen toch best aardige dingen bereikt.” “Je bedoelt bijvoorbeeld banken,” schamperde Ragnhild. “Instellingen die het hoogste salaris uitkeren aan de medewerker die erin slaagt om een product in de markt te zetten waaraan ze zelf te gronde zullen gaan. Of bedoel je misschien overheden, apparaten die zoveel regels uitbraken dat straks iedereen bij de overheid moet werken om de vrije ondernemers te kunnen controleren. Of bedoel je de markteconomie, alles moet blijven groeien totdat de planeet het opgeeft. Of bedoel je…” “Er is toch nog wel iets goed?” zei ik, een beetje gebelgd, maar ik kon eigenlijk niks bedenken wat ik als goed durfde aan te prijzen. Wat een linkse tante zeg. Ragnhild zocht de blikken trommel waarop molentjes en tulpen afgebeeld waren, gekocht in Nederland aan de Zaanse Schans. “Mooie spulletjes zijn goed,” zei Ragnhild en ze knuffelde haar trommel in haar schoot, voor ze me nog een koekje presenteerde. Na een helling waarbij de motor van de bus vervaarlijk ronkte, kwamen rivier en brug in het zicht. Aan de hoge pijlers liepen tuidraden omlaag. Het autodek dat ze droegen, liep ongeveer een halve kilometer omhoog, waarna het de volgende halve kilometer afdaalde tot de Noordelijke rivieroever. De zon schitterde op het blauwige water, waarboven als een dunne film een laagje nevel hing. Een hele serie pleziervaartuigen dobberde tegenover het strand van het badplaatsje aan de rechterkant. Met zo’n bootje overvaren was misschien nog wel een beter idee, bedacht ik, maar wat zeurde ik eigenlijk? De bus reed op de brug en er was niemand die vreemde blikken op mij wierp, nu ik naast Regina zat en tegenover Ragnhild en haar koekjes wegkauwde. Ik keek nog een keer door het gangpad. Er was inderdaad geen enkele man die alleen reisde en ook waren er geen gezelschappen die uit louter mannen bestonden. Zodra we de brug af waren, was er een afslag naar een wegrestaurant. Ik keek een beetje teleurgesteld toen bleek dat de bus daarheen afsloeg. Ik had niet zo’n behoefte om met toeristen op een parkeerterrein te verblijven. Liever zag ik het land aan de overkant van de rivier. De autochtone mensen. De vrouwen vooral. Het volgende moment had ik trouwens wel zin in koffie. Toen de bus gestopt was op het parkeerterrein en de meeste mensen aanstalten maakten om uit te stappen, zeiden zowel Ragnhild als Regina dat ze liever bleven zitten. Ze hadden vanochtend in het hotel bij het ontbijt al koffie gehad en honger hadden ze ook niet. “Ik heb mijn koekjes,” zei Ragnhild. “Wegrestaurants zijn zo deprimerend,” zei Regina. “Kleffe gevulde koeken.” Ze zuchtte en pakte haar damesblad. “Ik lust anders wel een bakkie,” zei ik, maar daar werd niet op gereageerd. “Ik lust altijd wel koffie,” zei ik, en nog eens vijf seconden later stond ik op. “Vinden jullie het erg als ik even… Of is dat tegen de regels?” “Er zou iemand mee moeten,” geeuwde Regina, maar ze was niet van zins op te staan. Ragnhild kauwde een nieuw koekje en staarde uit het raam naar het parkeerterrein, waar verscholen achter de bosjes een speeltuintje was. “Ach,” zei ze. “Regina heeft natuurlijk wel gelijk, maar…” Ze wierp me opnieuw haar verbazend sympathieke blik toe. “Als ze moeilijk doen, zeg je gewoon dat we in de bus zitten.” Ragnhild wees op haar stok, tikte bovenop de knop. “Zeg maar dat we slecht ter been zijn en dat we niet voor elk wissewasje onze mannen achterna kunnen lopen.” Waarna haar ogen afdwaalden en opnieuw naar dat speeltuintje keken met een blik die ik niet kon plaatsen. Misschien deed de aanblik haar smachten naar een niet meer te vervullen kinderwens. Ik ging de bus uit en wandelde in de richting van het gebouwtje achter de pompen, wat er precies zo uitzag als in West-Europese landen. Ik zag dat het ook gewoon een Shellpomp was. De deuren zwaaiden voor me open en na even rondgeneusd te hebben, zette ik koers naar de koffieautomaat. Ik passeerde de tijdschriften en zag glossy’s, crypto’s, Sudoku’s, woon- en tuinmagazines en een klein hoekje breiboeken. Geen Playboy? Een scherpe nasale stem intercomstem deed me opschrikken. De mededeling die de stem deed, nog meer, namelijk dat er op dit tankstation een man alleen gesignaleerd was, mogelijk voortvluchtig. Ik keek om en zag ogenparen in mijn richting kijken. Ogen van vrouwen. Ik zag een blondine in een korte witte rok naar me lachen en vervolgens heupwiegend op me af stevenen. Ik zag een donker meisje dat klein van stuk was en grote oorbellen droeg, precies hetzelfde doen. Ik zag de ruim gedecolleteerde vrouw achter de kassa naar een paneel aan de muur lopen. Ik dook in de richting van de voordeuren die openstonden. Ze zwaaiden dicht, maar ik kreeg er net op tijd een hand tussen en vervolgens ook nog een paar vingers van mijn andere hand. Ik zette kracht en duwde de deuren weer open. Terwijl ik erdoor glipte, voelde ik diverse smalle handen naar mijn rug en broekriem, billen en benen grijpen. Ik rukte me los en struikelde naar buiten. Ik vocht mezelf overeind en begon te rennen, maar zag een rode pump van Regina mijn weg versperren, een been in kousen waarover mijn eigen benen struikelden. Ik vloekte, rolde een stukje over de stenen en kwam zo weer op mijn benen terecht, om mezelf terug te vinden oog in oog met Ragnhild. Nu was het mijn beurt om iemand toe te lachen. Ik zag de stok in haar hand, de stok waarvan ik wist dat ze er niet buiten kon. Ik kwam recht op haar af en breidde mijn armen alvast uit, want ik ging haar simpelweg omver duwen, om vervolgens in een mooie sprint dit parkeerterrein te verlaten. Ragnhild hief haar stok op. Ik zag twee metalen punten uit de stok tevoorschijn schieten. Ik hoorde een hoog piepend geluid. Toen de stok mijn heup raakte, schreeuwde ik het uit. Ik greep naar mijn heup, waar een helse pijn brandde en tolde om mijn as, maar de stok bleef me prikken totdat mijn beenspieren dienst weigerden en ik viel, mijn benen opgetrokken, sidderend in een foetushouding. Ik voelde een verschrikkelijke pijn. Vervolgens zakte ik weg. Eventjes maar, dacht mijn hoofd, waarna mijn armen en benen weer wilden rennen, maar ze wilden niet meer. Mijn polsen waren vastgebonden bovenop de hoge stang van een klimrek en mijn romp liep schuin omlaag, scharnierend rond de lage stang van het klimrek. Mijn benen stonden recht en waren gespalkt tegen de binnenkanten van opstaande stangen. Ik zag het donkere meisje dat klein van stuk was en grote oorbellen droeg, mijn kleren bij elkaar zoeken, die her en der verspreid op de tegels lagen. Ze stopte ze in een vuilniszak. Ik keek op en zag het bloesje en de rok van de blondine op me af stevenen. In haar uitgestoken hand zat een balletje aan een riempje. Mijn nek botste met de stang van het rek toen het balletje op mijn mond af kwam. Ik voelde touwen rondom mijn schouders en nek mijn keel dichtknijpen. “Het is een misverstand,” mompelde ik. “Ik heb heus twee begeleidsters…” Het balletje werd in mijn mond en achter mijn tanden geduwd. De blondine trad terug. “Je mag niet in jouw eentje rondneuzen, Europees slaafje,” zei de blondine. “Daarvoor krijg je straf.” Mijn ogen vulden zich met tranen in het besef hoe weerloos ik was. Ik voelde hoe kwetsbaar mijn rug en billen stonden opgesteld. Ik sidderde toen achter mij rug een zwiepend geluid klonk. “Jouw begeleidsters gaven aan dat het jouw intentie was hier een beetje rond te pionieren. Blijkbaar wilde je sfeer proeven. Je wilde iets van de cultuur zien. Je wilde wat meer te weten komen over gewoonten en gebruiken.” Een krachtige hand greep in mijn haren en dwongen mijn ogen om te staren in diepblauwe ogen die dromerig naar iets verlangden. Naar mij te zien lijden, besefte ik. “Nou vooruit dan maar,” lachte haar mond met volle rode zoenlippen. “Daar willen we best in tegemoet komen. We willen jou best laten zien wat we doen met mannetjes die niet willen luisteren, wat we doen met mannetjes die hun plaats niet weten, wat we doen met mannetjes die niet weten dat ze niks mogen ondernemen zonder toestemming te hebben gevraagd en gekregen. Dat soort mannetjes krijgen met de cane.” Toen ik hem hoorde zwiepen, wrong mijn lijf zich in een bocht, maar het volgende moment spatte de cane uiteen op mijn billen. “Eén,” telde de blondine. “Om te beginnen krijg je er precies tien, waarna we zullen bezien of je daar wat van geleerd hebt.” De cane zwiepte een tweede keer door de lucht en kletste op mijn billen. Achter de bosjes die het speeltuintje afscheidde van de parkeerplaats, startte de bus waarmee ik hier gekomen was. “Wat een gejammer,” smaalde de blondine. “Ik stel voor dat we maar weer bij nul beginnen. Een schooljoch is nog dapperder dan jij…” Ik jammerde nog heviger, maar hoorde alom instemming, een hele kring om me heen van louter vrouwenstemmen, vrouwen die Everlandse woordjes zeiden die ik vertaalde als “ja” en “natuurlijk” en “inderdaad”. Ik sloeg mijn ogen neer. Ik voelde de touwen die me bonden en de stangen die me voorschreven hoe te staan. Ik voelde de wens een goede slaaf te zijn. “Dit is wel iets beter,” zei de blondine, nadat ik twee slagen geïncasseerd had zonder al te veel geluid te geven. “Een heel klein beetje beter,” zei ze, nadat ik de volgende, dwars over de striemen van een vorige, met een hoog gepiep begroette. Opnieuw greep ze mijn kruin. Ze duwde mijn hoofd omlaag zodat de achterkant van mijn romp en ook mijn billen wat verder de lucht in schoten. “Vier,” zei ze kalm, na de zwiep en de klets. “Hoger die billen.” Terwijl ik vorm- en betekenisloze geluidjes bleef maken, wrikte ik mijn billen verder de lucht in, meer beschikbaar voor de cane. Ik herinnerde de ogenparen van zo-even in de supermarkt en waande ze nu gericht op mijn billen. Tussen mijn benen, lekkend langs de stang, kroop mijn lul de hoogte in. “Drie,” zei de blondine nijdig en ze gaf een snok aan mijn kruin zodat mijn achterhoofd tegen de stang stootte. Ik had geen keus haar mijn betraande ogen te tonen. “Ik wil dat je stil bent, slaaf,” zei ze bits. “Je krijgt wat je verdient, dus geeft het geen pas zoveel misbaar te maken.” “Het doet zoveel pijn,” schreeuwde mijn arme hoofd, door mijn mond vertaald door een vormloos geluid en een straaltje kwijl, druipend langs mijn kin. Ik wist dat ik me moest overgeven aan de pijn. Ik wist dat ik dat moest kunnen. Hijgend kneep ik mijn ogen dicht. Ik ontving de cane op mijn rug, die een moment hevig wrikte, maar vervolgens ontspanden mijn spieren. “Laten gaan,” schreeuwde mijn arme hoofd. “Vier,” zei de blondine kalm. Nadat de cane mijn lichaam van hoog op mijn rug tot onderop mijn billen versierd had met pijnlijk nagloeiende strepen, staarde ik wederom in de fantastisch mooie blauwe ogen van de blondine. Om me heen klonken in het zangerige Everlands diverse opmerkingen. “Spreek je Everlands?” vroeg de blondine. Nadat ik nee geschud had, lachte ze. Het was een lach die even snel van haar gezicht afgleed dan dat hij erop verschenen was. “Verf hem helemaal paars, dat zeggen ze”. Haar hand gaf een snok aan mijn haren. Ze dwong me haar aan te kijken, ook nu er tranen over mijn wangen biggelden. “Hier in het Noorden krijgen vrouwen wat ze willen, Damian,” zei de blondine, waarna ze mijn haren los liet. Ik hoorde de cane zwiepen en hernieuwde de kennismaking met de helse pijn die ze veroorzaakte.
|