Gepost op zaterdag 27 februari 2010 - 09:06 pm: |
|
|
Waarin een slaaf een standbeeld opricht voor zijn Lady
In de bomen en struiken rond het prieel floten overal vogels. Roger haalde diep adem en voelde de warmte van de zon wedijveren met de kilte van de wind, en winnen. Hij besloot om nog een witte bol te nemen. Hij sneed hem open en bedekte de binnenkant royaal met marmelade. De Lady keek op en lachte. Het leek alsof ze zou gaan zeggen dat Roger er maar goed van moest eten, maar dat zei ze niet. Met op haar vork een stukje gebakken spek genoot ze met half dichtgeknepen ogen net zo van de jubelende ochtend als dat Roger deed. “Eindelijk lente,” zei ze en Roger knikte met volle mond. Even later zei hij dat hij Forrester had gezien toen hij gisteren in het dorp was, en die had gezegd dat het misschien wel twee-, drieëntwintig graden zou worden. De Lady liet een met de vogels wedijverend, kwinkelerend lachje horen. “Sinds wanneer is Forrester een expert in het weer?” begon ze, waarna ze Roger eraan herinnerde dat Forrester vorig jaar een keer door de kustwacht gered moest worden omdat hij overvallen was door een zijns inziens onverwachtse storm. En dit was geen incident, het gebeurde zo’n beetje elk jaar wel een keer. Roger probeerde er tegenin te brengen dat Forrester wellicht geen onfeilbaar weerman was, maar een man van de natuur was hij wel en dus had hij er allicht meer kijk op dan hijzelf, of de Lady. De Lady stak op dat moment haar hand uit en deed haar handpalmen open. “Ik voel een druppel,” zei ze, en Roger zei dat ze raaskalde. “Het is prachtig weer,” zei hij, maar het volgende moment keek hij verbaasd op naar de lucht en hoorde hij de Lady opnieuw kwinkelerend lachen. Een donkere wolk trok over. “Wat zie ik daar,” zei ze. Haar vinger wees naar hem en raakte hem, zijn neus. “Wat je ziet, is een druppel,” erkende Roger. Hij voelde er nog één, bovenop zijn hoofd. “Het is maar één verdwaalde wolk,” zei Roger. “Het is vals alarm,” zei hij: “Nog even en de zon is weer terug.” De Lady hem zat hem gewoon uit te lachen, besefte hij. Geen fijn gevoel. Hij keek naar haar en het plezier rond haar mondhoeken en in haar ogen. Hij ontspande weer, want hij keek graag naar haar als ze plezier had. Niet alleen dan, dacht hij. Als ze stukjes mandarijn zat te eten, keek hij bijvoorbeeld ook heel graag naar haar. Haar mond kauwde afwezig en haar wangen bewogen ontspannen en haar ogen vielen steeds verder dicht. Had ze in de gaten dat hij haar gadesloeg? Ze droeg op deze vroege ochtend nog geen make-up, maar ze had wel haar haren geborsteld en netjes opgestoken. Een paar hoogblonde pijpenkrullen onttrokken zich aan de vormelijkheid en dwarrelden wat jolig rondom haar oortje. Ze had gekozen voor een oranjig jurkje, maar droeg er voorlopig een vest overheen. Als ze toch niet wist dat hij keek, kon hij ook best even naar haar decolleté kijken, dat schemerde tussen dat vest. Vervolgens voelde hij zich enigszins betrapt, want haar blauwe ogen vielen open en bekeken hem monter. “Ik ben erg blij voor je dat het vandaag zo lekker warm gaat worden,” zei ze, waarna pretlichtjes in haar ogen verschenen. Ze pakte een kiwi en ze pakte de kom met meel die ze deze ochtend om voor Roger volstrekt onduidelijke reden op de ontbijttafel had gezet. “Doe jij jouw bloes maar alvast uit,” zei ze. Met een mesje pelde ze de kiwi. Na een paar seconden keek ze naar hem op. “Waar wacht je op?” vroeg ze. Roger had erg veel zin om te vragen wat ze van plan was, maar in de winter dat de Lady en hij nu samen waren, had hij geleerd dat vragen hem niet vrij stond. Dus deed hij zwijgend wat ze van hem vroeg. Ze stak haar hand in de kom en mengde het vruchtvlees en het sap van de kiwi met het meel. Toen ze overeind kwam, beduidde ze Roger om datzelfde ook te doen. Ze kwam tegenover hem staan. Ze schepte met haar vingers wat van haar mengsel uit de kom en smeerde dat uit over Rogers lichtbehaarde borstkas. Het maakte zijn huid vooral wit, maar ook een beetje groenig. De Lady bekeek lichtjes hoofdschuddend het resultaat. “Er moet wat olijfolie bij,” zei ze vervolgens. Nadat ze daarvan een flinke scheut aan haar mengsel toegevoegd had en dat uitgesmeerd had op Rogers tepels, was ze zeer verguld. “Ik lijk de Hulk wel,” zei Roger, nadat de Lady zijn hele borst had ingesmeerd en was begonnen aan zijn buik. Daar moest de Lady om lachen. “Je hebt best een fijn lichaam,” zei ze: “Maar de vergelijking met dat soort spierbundels kun je toch niet helemaal doorstaan.” Voor ze hem insmeerde, kneep ze hem in zijn schouders en ze moest lachen om de afweer in zijn lichaam. Ze kneep hem ook in zijn biceps en triceps, en ze prikte in zijn zij. Op al deze aanrakingen reageerde Roger nou niet bepaald als een stoere mannetjesputter. “Okee dan, een mannetje van Mars,” zei hij, nadat zijn hele torso wit met een bronsgroene tint was. De Lady stond nu achter hem en was bezig met zijn rug. Hij stootte wat van de klanken uit die een mannetje van Mars naar zijn inzien zou uitbrengen wanneer aangeraakt door de vingers van een Aardse mensenvrouw, een aantrekkelijk specimen ook nog. Oink-Krajjjjnk-Oink. De Lady moest om hem lachen. “Doe je broek en schoenen maar uit, jij gek mannetje” zei ze, “dan doe ik nog wat meel bij mijn verf.” Ze zat gehurkt achter zijn lange benen en smeerde die zorgvuldig in, constant controlerend of er niet ergens nog een plekje was dat ze had vergeten. Ze keek naar hem op. Ze richtte zich op, op haar knieën. Ze pakte zijn onderbroek. Ze voelde dat hij zijn lijf schrap zette. Hij schaamde zich een beetje. “Heel stil blijven staan,” zei ze, “ik wil niet dat mijn verfwerk weer helemaal tenietgedaan wordt.” Vervolgens trok ze met voorzichtige schokjes zijn onderbroek van zijn billen af en loodste die zo geruisloos mogelijk langs zijn lange benen omlaag. Op een paar plekken verfde ze zijn benen weer een klein beetje bij. Vervolgens smeerde ze zijn billen en heupen in. Toen ze daarmee klaar was, kroop ze om zijn heupen heen. “Wat is dit nou, marsmannetje?” vroeg ze, met pretlichtjes in haar ogen, met een blik op Rogers geslachtsdeel dat bepaald niet op z’n allerkleinst was. “Misschien schuilt er toch wel een Hulk in jou,” zei ze, waarna ze haar vingers in een verse voorraad groenig mengsel doopte om zijn geslachtsdeel ermee in te smeren. Zodra ze aan zijn geslachtsdeel trok, begonnen Rogers heupen te wrikken en viel zijn mond halfopen. Hij moest van de Lady stil blijven staan, maar toen ze even later opnieuw aan zijn lul trok, kon hij zijn lichaam eenvoudigweg niet stilhouden. “Niet kwijlen,” riep de Lady verontrust uit. Rogers mond viel beschaamd weer dicht. De Lady wees hem terecht. Ten eerste wilde ze dat hij mooi stil stond en ten tweede vond ze dat het geen pas gaf dat zijn geslacht in een staat van opwinding verkeerde. “Mijn Griekse goden staan er ook niet zo scabreus bij,” zei ze. Ze gaf een paar venijnige tikjes op zijn lul om hem weer slap te krijgen, maar wist natuurlijk dondersgoed dat dit op Roger een averechts effect had. Roger wierp zijn hoofd in zijn nek en zette zijn dijen schrap terwijl de Lady hem een hele serie licht pijnlijke tikjes op zijn lul gaf. “Mijn Zeus ziet er een stuk decenter uit,” riep ze quasi kwaad: “En die staat nota bene de hele dag naar een poedelnaakte Athene te koekeloeren!” “De beeldentuin,” dacht Roger. Eindelijk snapte hij waar de Lady het over had. Vervolgens snapte hij dat hij – nu hij ingesmeerd was met haar mengsel - dezelfde teint had als haar beelden. Ook haar beelden waren wit, maar een beetje groen verkleurd door algen en mos en van de bomen vallende bladeren. “Je haren moeten nog,” zei de Lady en even later stond ze op haar tenen voor hem en raakte haar knie en haar decolleté hem af en toe aan terwijl ze zijn hoofd insmeerde. “Maar de beeldentuin is vlak aan de straat,” wierp hij tegen. De Lady had zijn hand vastgepakt en troonde hem mee het prieel uit. “Die heg bij de straat is in deze tijd van het jaar zowat helemaal doorzichtig.” “Vandaar mijn mengsel,” zei de Lady blij: “Mits je net zo stil staat als mijn beelden, val je niet op.” Ze trok zachtjes aan zijn arm. Roger bekeek de Lady net zo ongerust als dat hij zich voelde over de nabije toekomst, maar ging toch met haar mee. Na het ruime en licht omhoog lopende grasveld volgden de borders met bloemen, omringd door paadjes, struiken en bosschages. Aan de rechterkant, de noordkant van het landgoed van de Lady, stonden hoge eiken. Voorbij de bloementuin was opnieuw een grasveld, maar dit stuk was wilder, eerder een zonneweide dan een gazon, en er stonden ook bomen en struiken. Op de sokkels stonden beelden. Sommige waren amper een halve meter klein en sommige waren manshoog. Op dit uur van de dag hielden de bomen en struiken het gras nog grotendeels in de schaduw, zodat het vochtig was. Tussen een van het intens van het leven genietende Dionysus en een intens naar het vijvertje starende Narcissus was één sokkel vrij. Roger loerde inmiddels naar de heg verderop en slaakte een kreet toen hij een fietser zag passeren. Op een sukkeldrafje rende hij naar de sokkel. Toen hij erop stond, vertelde de Lady hem hoe ze wilde dat hij poseerde. Zijn gewicht moest op één been en zijn ene hand raakte losjes zijn uitstekende heup, terwijl zijn andere hand half de lucht in wees, enigszins vertwijfeld, net zoals zijn gezichtsuitdrukking. Ze kwam dichterbij. Ze duwde zijn heup verder, wulpser uit het lood. Ze duwde zijn schouders wat naar achteren en zijn rug wat holler. “Lady Mabel, de hele wereld kan me zien,” fluisterde hij ontzet, terwijl een groepje fietsers passeerde, allemaal meisjes, die allemaal de tuin in keken. “Sta dan ook stil,” zei de Lady. Nadat ze zijn elleboog nog iets hoger geduwd had, zijn wijzende vinger nog wat rechter gezet had en alle haren uit zijn gezicht weggestreken had, was ze tevreden. Ze trad terug. Ze lachte. “Je bent helemaal mijn eigen Griekse godje,” zei ze en ze klapte opgetogen in haar handen. “Rogeros, God van de Onvoorwaardelijke Gehoorzaamheid,” zei ze en ze moest erg hard lachen om haar eigen grapje. Roger herademde enigszins, want nu hij stilstond, fietsten de fietsers inderdaad gewoon door. Als ze keken, zagen ze de vrouw des huizes die in haar tuin inspecteerde hoe haar beelden er deze ochtend bij stonden. Ze kwam nog een keertje vlakbij. Ze strekte haar hand. Ze streelde haar beeld zachtjes tussen zijn dijen. “Gelieerd aan Mabel, die de godin van de Pathos is,” zei ze, zachtjes en verleidelijk. “Ik hoop dat je het kunt volhouden om naar de bomen te kijken, want als je jouw hoofd een klein beetje naar links draait, dan zie je Venus….” De knokkels van de Lady stopten het onwillekeurige omdraaien van Rogers hoofd. Ze duwde zijn wang weer een klein stukje terug. “Ze is prachtig,” zei de Lady, “en ook heel erg naakt.” Ze trad terug, lachte nog eenmaal breed en wandelde vervolgens met haar armen achterop haar rug terug naar het huis. Roger was zielsblij toen het moment kwam dat de zon door de bomen prikte om zijn schouders, rug en billen te beschijnen, want hij had het nogal koud gekregen en was ook flink stram geworden van het zo roerloos mogelijk blijven staan. De neiging om van houding te veranderen, even zijn arm laten zakken en zijn heupen wiegen en de benen losschudden, was af en toe bijna niet te bedwingen. Hij deed het niet. Ten eerste omdat hij bang was dat hij na zo’n moment van ontspanning niet meer exact dezelfde houding zou terugvinden, ten tweede omdat hij bang was gezien te worden. Zo lang hij stil stond, leek niemand van de passanten geïnteresseerd in hem (of in de andere beelden). Een kleine beweging konden ze vanaf de straat niet zien (althans, daar vertrouwde Roger dan maar op), maar als hij uitgebreid zijn ledematen ging staan losschudden, zou hij ongetwijfeld aandacht trekken. Als hij eraan dacht ontmaskerd te worden als zijnde van vlees en bloed in plaats van steen, voelde hij schaamte. Probleem was wel dat als hij schaamte voelde, zijn geslacht de neiging kreeg om stijf te worden, zodat Roger zich nog meer schaamde. Hij kon Narcissus net zien staan en die had zijn zaakje netjes slap tussen zijn benen hangen, ondanks dat hij de persoon van wie hij hield, kon zien in de weerkaatsing van het water, want het water van de vijver was helder en wind was er tussen de bomen en struiken nauwelijks. Als Roger zijn geilheid niet wist te beheersen, zou zijn geilheid hem ontmaskeren. Dit was vermoedelijk de gedachte waarmee de Lady zich thuis op dit moment zat te vermaken, dacht Roger. Eerst verwenste hij haar. Vervolgens verlangde hij naar haar met elke vezel van zijn stram geworden lijf. Ten slotte wijdde hij zich speciaal voor haar met hernieuwd enthousiasme aan zijn taak, een stenen beeld in de beeldentuin dat niet uit de toon viel. Er trok een rilling door zijn lichaam toen Roger achter zich stemmen hoorde. Hoge stemmetjes. Kinderstemmetjes. Het zoontje en dochtertje van Gravin Gertrude, deduceerde Roger. De Lady had namelijk gisteren gezegd dat die misschien op de thee zou komen. “In ieder geval hoef ik niet met die kwebbel in het prieel te zitten,” dacht Roger, maar voelde toen kramp in de schouder van zijn opgeheven arm. Vervolgens hoopte hij dat de kinderen ergens in de bloementuin of in het bos zouden gaan spelen. Toen de hoge stemmen inderdaad wat opzij dwaalden, herademde hij, een daad waarbij zijn schouders lichtjes bewogen, maar dat was echt niet te zien vanaf een afstandje. Roger kreeg de schrik van zijn leven toen de stemmetjes plotseling weer klonken, maar nu vlakbij hem. Een paar seconden later kwamen de kinderen van tussen de bomen vandaan. Ze droegen een dikke jas en laarzen en ze schopten een bal voor zich uit. Ze riepen in koor dat dit weitje de ideale plek was om te voetballen. Roger bedacht intussen duizend dingen die hij kon doen, maar hij kwam tot de conclusie dat er maar één aanpak was waarmee hij de kinderen niet liet schrikken, en dat was in zijn rol blijven. Tot nu toe toonden de kinderen niet de minste belangstelling voor hem of voor de andere beelden in de tuin. Dat moest vooral zo blijven, bedacht Roger, waarna hij voor de zoveelste keer sinds hij hier stond, een vreselijke jeuk voelde, dit keer ergens laag op zijn rug. “Niet aan denken,” dacht hij, “denk aan niets.” De kinderen trokken hun jassen en truien uit en maakten daar doelpalen van. Vervolgens schoten ze op elkaars doel. Als één van tweeën meende gescoord te hebben, ontstond er meestal een woordenwisseling. Het meisje, waarvan Roger zich inmiddels herinnerde dat ze Consuela heette, kijfde, maar als het jongetje, Windsor, daar genoeg van kreeg dan gaf hij haar een duw en brulde hij wat de nieuwe stand was. Op een gegeven moment keerde het meisje een schot, maar de terugketsende bal werd door het jongetje met een oerschreeuw tussen de palen geschopt. De bal schampte een struik en vervolgens één van de modernistische kubussen, De bal rolde dicht langs Rogers sokkel en boog toen af tot aan de voeten van het beeld links van hem, het beeld waar hij van Lady Mabel niet naar mocht kijken. Consuela zei dat Windsor voorzichtig moest zijn, want zo’n beeld mocht niet stukgaan, want dat was wel 100 miljoen waard. Met haar handen in de lucht wijzend en haar vingers gespreid wees ze aan hoeveel 100 miljoen was. Windsor haalde zijn schouders op, maar werd fel toen ze ruzie maakten over wie de bal moest halen. Windsor beweerde dat degene die gescoord had, nooit de bal hoefde te halen, maar toen Consuela begon te pruilen en zei dat ze anders niet meer wilde, holde het jongetje tussen de beelden door de bal achterna. Hij rende met gebogen hoofd, maar in de buurt van Roger keek hij plotseling op, en wel recht in Rogers gezicht. Hij was er vrij zeker van dat hij geen spier vertrokken had, maar toch hield Windsor in. Hij drentelde en keek naar het beeld. “Kijk liever naar Venus,” dacht Roger, “die is veel educatiever voor kleine jongens in de groei.” Maar het jongetje bleef naar hem kijken, aarzelend of hij dichter naar hem toe zou lopen om beter te kijken. Terwijl Roger probeerde om zo roerloos te staan als maar kon, was hij zich er van bewust dat zijn uitgebreide vingers trilden onder zijn razendsnelle hartslag. Hij was zich er ook van bewust dat door de warmte van de zon en van de spanning van dit moment, zweet op zijn voorhoofd parelde. Hij voelde ook het zweet onder zijn arm op zijn heupen, en hij voelde en rook vervolgens het zweet tussen zijn dijen. “Jij bent geen beeld,” zei het jongetje toen tegen Roger. Toen Roger geen reactie vertoonde, liep hij bij nader inzien toch maar naar de bal, want hij was een beetje bang voor dat beeld dat misschien wel geen beeld was. Met de bal in zijn hand kwam hij aarzelend toch weer wat dichterbij. “Zal ik gooien?” vroeg hij en hij richtte zijn hand op met daarin de bal. “Als je de bal vangt, dan ben jij dus echt geen beeld.” Roger had een levensecht visioen van de bal die hem recht in zijn maag zou raken (of erger nog: recht in zijn kruis natuurlijk), maar desalniettemin verroerde hij geen vin. “Sorry hoor stenen man,” mompelde het jongetje toen en rende vervolgens weg. “14-11,” schreeuwde hij enthousiast naar zijn zusje. “Wie het eerste bij 15 is, die wint.” De kinderen voetbalden nog een minuut of vijf, waarna Roger een nieuwe hartverzakking kreeg omdat er achter zijn rug geroepen werd. Hoge stem. Vrouwenstem. Het koude zweet stond op zijn rug bij de gedachte dat de Gravin en de Lady samen even de beeldentuin zouden komen bekijken. “Dat kun je me niet aandoen,” mompelde hij zonder zijn lippen te bewegen, maar ze bewogen toch een beetje en ook langs elkaar heen, zodat daar opnieuw wat van zijn bronsgroene dekmantel verdween. De kinderen werden geroepen. Ze stopten met voetballen. Ze hesen zich opnieuw in hun voor dit weer veel te warme truien en jassen. Windsor droeg de bal terwijl ze dwars door de beeldentuin terugliepen naar het huis. In de buurt van Roger stootte Windsor zijn zusje aan. Hij wees Roger aan. “Dat is een heel knap beeld,” zei hij: “Hij lijkt net echt een man.” Consuela tuurde naar Roger, maar leek tot zijn onuitsprekelijke opluchting niet bijster geïnteresseerd. Ze haalde haar schouders op. “Dat is toch wel het minste wat zo’n beeldhouwer moet kunnen,” zei ze onverschillig: “Dat het net echt lijkt.” De stilte in de beeldentuin was teruggekeerd. Op de weg was het nu ook relatief rustig, want de ochtenddrukte was voorbij en de middagdrukte nog lang niet begonnen. De zon brandde tussen Rogers schouderbladen. Hij voelde zijn bronsgroene dekmantel bij tijd en wijle in zweet oplossen en in straaltjes langs zijn huid lopen. Hij was bezorgd omdat hij snel verbrandde. Dat meel hield de UV-straling vast niet tegen. Nog even in de volle zon en zijn huid zou rood als een kreeft worden. Vervolgens veerde hij op, want een hand raakte zijn bil aan en een stukje stof raakte zijn schouder en een mond kuste hem achter zijn oor. “Je staat er nog precies zo bij als dat ik je achtergelaten heb,” fluisterde de Lady in Rogers oor. “Goed gedaan hoor.” Ze pakte zijn half in de lucht geheven hand en duwde hem weer een klein beetje verder omhoog. Roger voelde iets langs zijn bil kriebelen. Het was niet Lady Mabels hand of jurk. Het was haar karwats, besefte Roger na een paar seconden nadenken. Hij veerde opnieuw op. “Ik sta verscholen achter jouw rug, lieve Roger,” zei Lady Mabel in zijn oor. “Vanaf de weg zien ze ons bovendien in tegenlicht. Ik denk dat het uitgesloten is dat een passant die opkijkt, zal concluderen dat de eigenaar van dit landgoed van al die eeuwen inteelt zo gek geworden is dat ze nu haar stenen beelden aan het geselen is. Mij zien ze niet vanaf de weg.” Haar vinger streelde de weg die de karwats gegaan was. “Maar natuurlijk moet je wel doodstil blijven staan, mijn liefste, anders zal de passant die opkijkt, toch wel iets zien wat heel raar is.” Roger slikte moeilijk. Hij voelde kramp in diverse ledematen en voelde niet bepaald behoefte aan nog meer pijn. Hij wist dat de Lady vaak verbaasd was hoe stil hij kon staan wanneer ze hem geselde, maar hij wist ook dat hoe stiller hij stond, hoe harder ze hem sloeg. Het zweet brak hem aan alle kanten uit en hij voelde de druppels nu overal lopen. Hij kreeg de eerste klap en probeerde zijn hand die in de lucht zweefde te houden waar hij was. “Kreten slaken mag,” dacht hij en vervolgens gromde hij binnensmonds en dierlijk om de pijn van de karwats te kunnen verdragen zonder daarbij een vin te verroeren. “Grimassen zien ze ook niet,” dacht hij, maar toen hij dat vervolgens deed, lieten overal korsten meel los. Op de weg langs de heg passeerde een bejaard echtpaar. Ze zagen de beelden en hielden hun pas in. “Ze zien niet wat er gebeurt, maar ze horen het,” dacht Roger, terwijl hij de karwats op zijn billen hoorde landen, een scherpe tik die echode tussen de bomen en struiken. Het leed geen twijfel dat het echtpaar geïnteresseerd was naar wat ze zagen in de tuin, maar Roger had geen idee of ze bekoord waren geraakt door de stenen Venus of Narcissus, of dat ze bekoord waren geraakt omdat ze door hadden gekregen dat er één beeld bij was dat lijfstraf kreeg. “Mensen die zo oud zijn, hebben toch vreselijk slechte ogen,” bedacht hij wanhopig, terwijl hij tussen de tikken van de karwats door hoorde dat ze met elkaar praatten, zonder dat hij kon verstaan wat ze zeiden. “Ik kan echt niet stil meer blijven staan,” jammerde hij binnensmonds tegen de Lady, maar vervolgens rilden zijn dijen, zo hard waren de klappen die de Lady hem nu gaf. Na drie, vier zeer gemene aanrakingen van de karwats bleek haar woede gekoeld. Ze gaf hem nog een paar tikjes, die zijn billen nijdig lieten gloeien op de plekken waar ze gestriemd waren. De spanning verdween uit Rogers spieren. Hij stond meteen te wankelen op de sokkel. Zodra hij weer recht en in de houding stond, voelde hij de zachte handen van Lady Mabel verliefd langs zijn billen strelen. Zijn geslacht kroop loodrecht de lucht in. “Nee,” kreunde Roger. Het bejaarde echtpaar trad terug van de heg waardoorheen ze een paar minuten lang hadden staan turen. Ze haalden hun schouders op. “Ik denk niet dat de tuin open is voor publiek,” hoorde hij de vrouw zeggen, waarna de bejaarden met licht gebogen hoofd hun weg vervolgden.
|
|
|