Kietelende Woorden
Kleine visjes worden nooit echt groot
Zomaar een flardje met een knipoog... "Vertel eens, geef je eigenlijk de voorkeur aan een oudere of een jongere vrouw?" Met de deur in huis vallen noemen ze dat dan. Een betere omschrijving was niet denkbaar, en zeker niet door haar, op dat eigenste moment. Ze zag het-ongetwijfeld pijnlijke- haakje wel hangen, maar hapte zoals alle vissen dat doen, omdat deze reflex nu eenmaal eigen is aan het vis-zijn. Wat haar definieert, naar haakjes happen. “Nou, dat hangt ervan af waarvoor. Ik bedoel…” “Je bedoelt?” Voor een beginner had hij het spel aardig onder de knie, haar aardig in zijn greep. Zeggen dat hij natuurlijk wel wist wat ze zo onhandig probeerde te omzeilen was dan ook geen optie. Vooruit dan maar. Ze had zelf deze rol gekozen, dus diende ze daar ook maar de gevolgen van te dragen. Hoewel ‘kiezen’ wel wat een groot woord was voor iets wat zo onmiskenbaar diep in je zit. “Ik bedoel dat het afhankelijk is je doel. Wil je haar de leiding geven, of is ze louter een lustobject?” “Ga verder.” “Nou, het lijkt mij dat een rijpere vrouw meer gezag uitstraalt en dat...” “En dat je je aan een jonger meisje makkelijker kan vergrijpen”, onderbrak hij haar, “dat een jong meisje jou niet zou kunnen laten knielen in ontzag voor haar schoonheid, met een flair en zelfzekerheid die zulke Godinnen eigen is? Of word je daar onzeker van en bekijk je haar, zo iemand, a priori als lustobject, object, zodat jij veilig bent? Denk je dat ik dan enkel haar omhulsel zal begeren, acht je mij zo oppervlakkig?” Haar onderlip trilde zoals bij kleine meisjes die zichzelf heel zielig vinden en een poging doen dit zelfmedelijden met tranen te onderstrepen, om het echter te maken. Alleen was het voor haar al zo echt als echt kan zijn. “Huil dan, meisje van me. Je hebt me gekwetst, dat ben ik nog niet vergeten. Ja, het was niet genoeg voor je, je hebt het nodig dat ik in je zit, maar je bent zwaar in de fout gegaan. Ook ik heb tijd nodig om te leren, het was dan ook erg onrespectvol van je om gewoon heel duidelijk lak te hebben aan al onze afspraken. Terwijl je ze zo graag wou naleven. Je daagt me uit, test me. Ik wil je zien huilen, dat zuivert je. Huil dan.” Een sprankeltje brutaliteit, verzet tegen deze vernedering, keerde terug. “Ik moet helemaal niet huilen!” Bijna geloofde ze het zelf. Een tik tegen haar wang, de eerste ooit, berispte haar om deze angst. Angst en daardoor onwil om hem toe te laten, haar kleine ik te laten zien. Haar billen en rug ondergingen wel al enkele tuchtigingen, maar haar gezicht had hij altijd gespaard, iets wat ze heimelijk jammer had gevonden. Niet omdat ze daarop kickte, wel omdat ze, hoe ironisch, tussen hen geen taboes of verboden zones verdroeg, omdat hij haar, zijn diertje, ook daar mocht aanraken, als hij dat zo wenste. Geen politieke correctheid of naweeën van een burgerlijke opvoeding tussen hen. Hij moest haar beminnen door al die obstakels heen, elke naargeestige opvatting van wat maatschappelijk juist was achter zich latend, omdat niks of niemand hun taal of verhaal mocht storen. En als ze heel eerlijk was, ook wel omdat de gedachte alleen al haar zo liet blozen dat ze inwendig gloeide als een kacheltje. De werkelijkheid bleek dit zelfs te overtreffen. Alleen datgene wat je toebehoort, kan je een kaakslag geven alsof het normaal is. Omdat het dat door wederzijdse liefde en geestelijke verstrengeling ook is. “Je bent echt mijn meisje.” Tranen sprongen haar in de ogen om al het moois dat al was en nog komen zou en even dreigde ze op haar eigen wolk weg te zweven. “Zeg eens, wat ben je?” Gelukzalige gevoelens bleken erg snel te kunnen omslaan in ergernis en zelfs boosheid. Ostentatief wendde ze het hoofd af en hield de lippen stijf op elkaar gedrukt. Kinderlijk maar duidelijk. De hand negeerde haar gelaat en spreidde haar benen. Al te gemakkelijk, een open boek. Hij las: geveinsde boosheid om schaamte te maskeren. “Om op dat huilen terug te komen…” Zijn vlakke hand raakte haar enkele malen fel tussen de gespreide benen, waarna de vraag werd herhaald. “Ik weet het niet. Ik ben ik. Jouw lief, bedoel je dat?” Brutaliteit waarin een eerste zweempje twijfel doorschemerde. Voor breken was het nog te vroeg. “Op je buik.” Ze wist maar al te goed wat dat in dit geval betekende. Gewenst doch gevreesd en gehaat. Slechts twee lettergrepen: riet-je. Te herhalen woorden en venijnige slagen wisselden elkaar af, tot woord voor tik met pijnlijke tussenpozes een hele zin gevormd werd. “Ik. Ben. Jouw. Meisje.” Nog niet wat het moest zijn, maar dit volstond voorlopig om haar terug tegen zich aan te kunnen drukken. Aan het hart. De wil was er, de rest zou ook nog wel volgen. “Begrijp je dan niet dat ik enkel in je kan zitten als je mijn meisje bent, als ik jouw veilige plaats ben? Sommige dingen moeten gewoon duidelijk zijn. Jij bent mijn meisje, en daarom zal ik er altijd voor je zijn. Vanzelfsprekend. Net zo vanzelfsprekend bijvoorbeeld als dat dit mijn kutje is. Zeg het eens?” “Jouw kutje.” Met een bevestigend knikje reikte hij naar zijn tas. “Je wou me toch bij je vandaag, tijdens het werken?”, beantwoordde hij haar verbaasde gelaatsuitdrukking. Een strikvraag? Mogelijk sluimerde ergens nog woede in zijn hoofd en hart, maar een sprong in het diepe liet haar dit beamen. Met een grijnzend gezicht gebood hij haar te gaan liggen terwijl haar neus haar te kennen gaf deze plotse, penetrante geur te herkennen. Haar beurt om te glimlachen. De blik op het gekietel op haar venusheuvel werpend, las ze de dikke, zwarte letters -> mijn kutje. "Zo, de frequentie van je toiletbezoek indachtig, gok ik dat ik bij deze voldaan heb aan het verzoek om vandaag bij je te zijn. Uitstel van executie voorlopig. Fijne dag, kutje van me, en tot vanavond..."
"Sta op", sprak Hij, "opdat je voor Me kan knielen."
|