waarin Zijn Meisje en Hij Van Wie Zij Is met elkaar in de echt worden
“Ik ben van jou,” fluisterde Zijn Meisje. “Jij bent van mij,” antwoordde Hij Van Wie Zij Is. “Helemaal,” zuchtte ze. “Helemaal,” beaamde hij. Zo was het vanaf het moment dat hij haar had ontmoet. Hij had haar verlangen herkend. Hij had haar genomen. En toen hij haar nam wist hij dat dit het was waar hij altijd naar had verlangd. Wat zijn bestemming was. Hun band groeide. Elke keer sprak zij die woorden: ik ben van jou. Elke keer beaamde hij ze. En elke keer hield dat meer in. Niet dat hun woorden daarmee in het begin betekenisloos waren. Want dat waren ze niet. Altijd waren ze vol van emotie. Altijd gingen ze diep, heel diep. Legde ze haar hele wezen in die vier woorden. En accepteerde hij haar geschenk. Meer: bevestigde hij dat het een feit was. Ze was van hem. Zo ze maar van hem zijn kon. Dat laatste: dat was het dat groeide. Het was alsof hij alle lagen van haar afpelde. Zodat zij zich elke keer weer op nieuw kon geven. Niet diezelfde “ik”. Eens gegeven blijft gegeven. Maar een diepere “ik”. Dieper. Vollediger. Maar hoe diep kon je gaan? Konden zij gaan? Nu had zij niets meer te geven. Haar lichaam was al van hem. Al vanaf het eerste begin. Om te liefkozen, om te straffen, om te gebruiken. Dat maakte zij allang niet meer uit. Hij had bepaald dat ze zonder broekje lopen moest als ze bij hem was. Dat was nu altijd. Hij bepaalde welke kleding ze dragen mocht. Elke dag. Hij bepaalde wat ze aan kleding kopen mocht. Sinds kort. Hij nam al haar beslissingen. En toch was er bij haar een diep verlangen. Ooit had hij dat voor haar uitgesproken. Nu al weer ruim een jaar geleden, nadat ze haar korset aangemeten had gekregen. “Alles van jou zou van mij moeten zijn”. Ze had toen ja gezegd. Maar niet gevoeld. Daarom had hij erover gezwegen. Nu, nu ze in zijn holte gekropen was, nu, na afloop van haar straf, straf die zij zo nodig had gehad, nu, nu zij weer zo diep gevoeld had dat dit haar bestemming was, nu had ze het gedurfd. Alles af te staan. Niets meer te bezitten. Voor eens. En altijd. Niet dat ze het meteen had gezegd. Als ze het nu aan hem zou vragen, wilde ze niet meer terug. Voor eens en altijd, was voor eens en altijd. Geen lege woorden. Haar waarheid. Hij glimlachte toen ze het hem vroeg. Voor hem was het allang niet meer nodig. Ze was al van hem. Volledig. Er was inmiddels zoveel gebeurd. Hij had al zoveel beslissingen voor haar genomen. Hij wist dat haar leven in zijn handen lag. Nu, en in de toekomst. En hij wist dat het goed was. Hij voelde geen aarzelingen meer. Zijn toekomst was de hare. Haar toekomst de zijne. Had hij haar -op de boot naar Vlieland, terwijl zij op reis waren voor het vieren van het vijftigjarig huwelijk van zijn ouders- niet in haar oren gefluisterd dat zij samen oud zouden worden? Hij glimlachte om dit laatste geschenk van haar. Ja, hij zou haar bezit aanvaarden. Ja, hij zou alles voor haar regelen. En, toen zij de volgende ochtend wakker werden, zij voor het eerst ‘s nachts gebonden naast hem, wist hij -in zo’n moment van absolute helderheid- het zeker: zij zouden ook de laatste stap zetten. Hij had haar op haar rug gelegd en was voorzichtig in haar binnengedrongen. Met haar handen nog aan haar halsband vastgeketend, had hij het haar verteld. Zij zouden in de echt verbonden worden. Verteld. Niet gevraagd. Een aanzoek had hij ongepast gevonden. Noch had hij haar gevoelens willen laten meewegen. Zij was van hem. Zij had haar leven aan hem gegeven. Hij diende te beslissen. Zeker hierin. Alleen. Haar ogen vertelden hem dat het goed was. Het leek nog zo kort geleden, die ochtend. Toch had het veel tijd gekost alles te regelen. Precies twee jaar na hun eerste ontmoeting. Vanochtend waren hun getuigen gekomen. Eerst natuurlijk Slavin D. Zij had de geboorte van hun relatie meegemaakt. Had haar eigen deel daarin gehad. Had door hem haar bestemming gevonden. Toch had hij haar gevraagd voor Zijn Meisje te getuigen. Natuurlijk met toestemming van haar eigen Meester. Ze had Zijn Meisje meegenomen naar het koffiehuis op de hoek. “Haar vrijgezellenfeestje,” had ze glimlachend tegen Zijn Meisje gezegd: “een kopje koffie met taart”. Waarna ze veelbetekenend ook naar Hij Van Wie Zij Is had geglimlacht. Die D. Er waren dingen die geen enkele Meester oplossen kon.... Daarna was Meesteres V. gekomen. Zij zou zijn getuige zijn. Haar kende hij al heel lang. Ze was zijn eerste SM liefde geweest. Even was ze zijn slavin. Haar turbulente gevoelens hadden hen uit elkaar gedreven. Zonder bitterheid, maar toch. Nu hadden ze weer contact. Ze deelden nog dezelfde passies. En nu ook de vreugde om de partner te vinden waar ze beiden zo lang naar op zoek waren geweest. Zonder hoop die te kunnen vinden. Zij haar Slaaf. Hij Zijn Meisje. Als er één was die zou kunnen getuigen over zijn oprechtheid .... was zij het wel voor wie Hij Van Wie Zij Is nog altijd “haar muziekmeester” was. En muziek was het wat zij deelden in afwachting van de plechtigheid. Een plechtigheid beschrijven is altijd een ietwat moeizame bezigheid. Immers, iedereen weet wat er komen gaat. De ceremonie is al zo vaak beschreven. De voltrekking is -hoezeer de ambtenaar ook zijn best doet het tegendeel te bewijzen- in wezen toch uniform en onpersoonlijk. De beloftes al zo vaak verteld. Toch zal ook dit aan u -lezers- verhaald worden. Want Hij Van Wie Zij Is had besloten dat ja-zeggen en ondertekenen alleen niet voldoende was. En dat maakte het toch allemaal net even anders. het raadhuis Ze ontmoeten elkaar weer in de hal van het raadhuis. Zijn alledaagse kleding stak haast pijnlijk af bij haar ingetogen schoonheid. Haar lange krullen bedekten het paarse blote truitje, dat zelf weer de bovenkant van haar lange donkerbruine jurk bedekte van dik fluweel. Van boven nauwgesloten, vanaf haar dijen wijd uiteen vallend. Natuurlijk hadden ze even naar elkaar geglimlacht toen ze op de komst van de ambtenaar zaten te wachten. Ook al keken D. en V. hen bestraffend aan. Contact tussen de toekomstige partners voor de plechtigheid brengt ongeluk, dat weet iedereen. Zichtbaar opgelucht toen de bode hen snel daarna kwam halen, begeleidden D. en V. het toekomstige paar naar de raadzaal. Verbaasd traden ze de zaal binnen. Waar de zaal leeg had moeten zijn, op de enkeling na die men altijd -ongevraagd- aantreft bij dergelijke openbare plechtigheden, was ze vol. Even keken ze elkaar vorsend aan. Had de ander wellicht toch...? Nee dus. Dan wellicht hun getuigen? Maar ook zij gaven geen krimp. Natuurlijk zagen ze de Meester van D. en de Slaaf van V. Dat was te verwachten. Maar al die anderen? Wie waren zij? Wie had hen uitgenodigd? Of was het gerucht verspreid wie zij, Zijn Meisje en Hij Van Wie Zij Is, werkelijk waren? Hij Van Wie Zij Is besloot het niet te willen weten. Het was goed zo. Goed voor Zijn Meisje. Het zou haar verbintenis intenser maken. Ze had dit niet gewild, dat wist hij. Als ze de keus had gehad, had ze nee gezegd. Niet dat hij haar een keus zou hebben gegeven. Natuurlijk niet. Als ze het had geweten, zou ze zich niet aan haar voorbereiding hebben kunnen overgeven. En hij zou haar nooit hebben willen misleiden, dat was zijn stijl niet. Nee, wie dit ook had veroorzaakt, misschien zelfs bekokstoofd: het was goed zo. Het publiek zat in een halve cirkel om de open plek waar slechts een katheder met daarvoor vier stoelen stonden, de buitenste net iets achter de binnenste. Natuurlijk waren de binnenste voor het paar. Als eerste gingen zij zitten, hij achteloos, haast onverschillig, zij heel geconcentreerd. Geconcentreerd omdat ze hoopte dat het publiek haar bewegingen niet zou volgen: het zijdelings wegstrijken van haar rok vlak voordat haar billen de zitting raakten. Gek eigenlijk, dat heimelijke, want was het tonen van wie zij was niet het liefste dat ze deed? De buitenste stoelen waren voor hun getuigen. En achter het katheder de ambtenaar van de burgerlijke stand. De heer H. van der H. Ze waren blij dat hij uiteindelijk, na lang aarzelen, had toegestemd. Immers, hij kende het paar niet. Maar wist wie ze waren. En voor het paar was hij de enige die hen in de echt kon verbinden. Door zijn beroep, en door de persoon die hij was. Dat argument had hem over de streep getrokken.
voor Mijn Meisje
|