Gepost op zondag 29 november 2009 - 04:01 pm: |
|
|
Internetbankieren maakt meer kapot dan je lief is
Victor Vleugelslag bedacht zich. Hij besloot om eerst zijn bankzaak af te handelen en pas daarna de stad in te gaan. Hij sloeg rechtsaf en voorbij een plein met een kerk, bomen en bushaltes bereikte hij het bankfiliaal. De deuren zwaaiden automatisch open en gaven toegang tot een ruime hal. Er waren twee loketten open. Victor zuchtte toen hij aan beide balies als klant een oude dame ontwaarde. Hij trok een nummertje en banjerde naar het winkelgedeelte waar ansichtkaarten en postzegels verkocht werden. Hij wandelde langs de uitgestalde koopwaar zonder belangstelling te voelen voor welk artikel dan ook. Als bij toverslag was de ruime hal vol van leven. Piepende schoenzolen op het zeil. Een man die luid sprak. Zijn woorden galmden. Victor keek om en stond oog in oog met een vrouw die een bivakmuts op had. De mitrailleur in haar hand zwaaide heen en weer tussen hem en de verkoper achter de balie. “Kom daar achter vandaan,” schreeuwde de vrouw met een Oost-Europees accent tegen de verkoper: “Kom naast hem staan.” Ze wees met de loop van haar wapen Victors buikstreek aan. Door het gat in haar muts zag Victor haar mond grijnzen toen beide mannen naast elkaar stonden met hun handen in de lucht. Blauwe ogen. Misschien heette ze wel Olga. “Now we’ll wait, we’ll wait quietly,” zei Olga. Ze keek om, allesbehalve rustig. Vervolgens keek ze meteen weer naar de mannen waarbij haar mitrailleur dreigend bewoog. Verderop in de hal eiste een man al schreeuwend dat de kas zou worden opgemaakt. Een ijle, hoge stem riep wat terug. Dit moest de vrouw achter de balie zijn, van wie Victor zich herinnerde dat ze knokige handen had en haar grijze haren opgestoken droeg in een knoet. “Haar hoeveelste overval is dit?” dacht Victor en pas toen voelde hij zelf een steek van onrust. “Rustig nou maar,” dacht hij terwijl hij de ogen van de overvalster observeerde, die voortdurend heen en weer vlogen. Als ze maar niet van pure zenuwen in het wilde weg ging schieten. Plotseling klonk ver weg, achter de hal en achter de balie waar het personeel was, het alarm. “Goddammit,” brulde de man die had geëist dat de kluis opengemaakt werd. “Goddammit,” siste de vrouw tegenover Victor. Vervolgens vuurde een mitrailleur in de hal. Een kort, oorverdovend salvo. Er was een schreeuw aan vooraf gegaan, dacht Victor, voor hij zijn benen voelde trillen. Het volgende moment zag hij uit zijn ooghoeken de man die naast hem stond, de verkoper, een beweging maken. “No!” riep Victor, waarna horen en zien verging. “No,” bleef Victor roepen terwijl de mitrailleur ratelde en kogels insloegen in verjaardagskaarten, condoleancekaarten en het lichaam van de verkoper die op de grond lag. Nog één keer beroerden zijn handen het zeil terwijl zijn benen spartelde alsof hij rende, vluchtte naar de vrijheid. Twee kogels maakten een gapend gat in zijn overhemd. Vervolgens lag de man doodstil en begon onder zijn lichaam een plas bloed zich uit te breiden. De laatste “No” van Victor echode vol ontzetting de hal in. “Shut up,” siste Olga. Haar mitrailleur wenkte hem. “Come here,” zei ze. Met zijn handen hoog de lucht in snelde Victor de hal in, aangespoord door Olga en vooral haar mitrailleur. De oude dames stonden bij de nummertjesautomaat, in gezelschap van een vrouw die bij de hypotheekdesk gezeten had. Ze werden onder schot gehouden door een man in een glanzend leren jack. Alle overvallers hadden bivakmutsen op, ook de man die de vrouw onder schot hield die achter de balie stond, de mevrouw met de grijze haren in de knoet. Ze was lijkbleek. Haar knokige handen trilden terwijl ze ze in de lucht hield. Haar collega was nergens te zien. Dit moest dan haast de persoon zijn op wie het eerste mitrailleursalvo gericht was geweest. “Breng hem achter de balie,” schreeuwde de man tegenover de vrouw in de knoet, over het geluid van het alarm heen, dat vanachter de half openstaande deur achter de balie kwam. Dit was de stem die de eerdere bevelen geschreeuwd had. Dit was de leider van de bende. Victor werd voorbij de lijkbleke bankbediende gecommandeerd. Olga tastte in de zakken van haar opvallend onopvallende grijze winterjack. Ze drukte de touwen die tevoorschijn kwamen in de handen van de bankbediende. “Tie him up,” schreeuwde ze: “Bind hem vast. Schnell.” Victor moest zich omdraaien en zijn handen op zijn rug doen. Hij kon een blik door de deur werpen. Hij zag twee benen op de vloer liggen. Achter die benen was een dichte kluisdeur. “Waarom moest hij de held uithangen?” jammerde de bankbediende, onhandig in de weer met de touwen en Victors polsen: “Acht maanden voor z’n pensioen notabene.” “Why the fuck did you use the gun?” snauwde de bendeleider naar Olga. “The clerk,” verklaarde ze, “he tried to make a run for it. Crazy idiot.” “Why are all these people crazy?” schreeuwde de bendeleider en vervolgens kwam hij in actie. Hij sommeerde zijn kompaan om ook het representatieve mantelpakje achter de balie te brengen. Tegen de oude vrouwen zei hij dat ze elkaars arm moesten nemen. Hij pakte zelf de arm van één en twee. “Nu heel even snel alstublieft,” zei hij: “Als u buiten bent mag u de boel weer gaan lopen ophouden.” Met een luid hop-hop-hop marcheerde hij de beide dames richting uitgang. Daar aangekomen schreeuwde hij tegen de politie die blijkbaar al buiten stond, dat er gijzelaars genomen waren. “Drie personen, volwassenen, twee vrouwen en een man. Zij zijn binnen in het gebouw. Ook heb ik hier nog twee mevrouwen op leeftijd. Die stuur ik over tien tellen naar buiten. Ik mag hopen dat u niet het vuur zult openen.” Daarna zei hij dat als ze op hem zouden schieten, er drie onschuldige mensen zouden sterven. Onder de brede desk zat een stang waaraan Victors polsen vastgemaakt waren. Hij moest tegen het bureaublad en tegen de kassa leunen. Hij keek toe hoe Olga de bankbediende vastbond, haar polsen voor haar lichaam. Haar metgezel hield beide mitrailleurs vast en bekeek grijnzend de hypotheekadviseuse die lange blonde haren had, een tot in de puntjes verzorgd gezicht en een flink decolleté onder haar strakke truitje. “You like being tied up?” vroeg hij pesterig, vlak voor ze klaaglijk steunde, want ze werd door Olga gegrepen en naar de bankbediende toegetrokken. Met het eind touw dat over was van de polsen van de bankbediende, werden de polsen van de hypotheekadviseuse achterop haar rug gebonden. Even later zaten de vrouwen aan elkaar vast. Ze werden al vloekend in de richting van de geldtelmachine gemanoeuvreerd. Hun zolen piepten tegenstribbelend over het zeil. Olga kwam tegenover Victor staan. Zijn broek- en jaszakken werden beklopt. Gehandschoende handen. “Do you like being tied up?” vroeg ze. Haar blauwe ogen bekeken hem plotseling met nadruk. Haar handen grepen in zijn kruis. Er ging een siddering van schrik door Victors lijf. Ondanks de stress en zijn onrust over de afloop van dit avontuur, kreeg hij een stijve, wat Olga voelde. Haar bleke ronde lippen vertrokken in een spottende grijns. Inmiddels ijsbeerde de bendeleider met een mobiele telefoon door de hal. Hij had iemand van de politie aan de lijn. Hij lachte toen het alarm ophield met loeien. “Ik ben blij dat u tot nu toe mijn eisen inwilligt,” zei hij: “Blijf dat doen en er zal niemand meer hoeven sterven.” Hij luisterde. “Dat zeg ik niet,” zei hij drie keer kort achter elkaar, waarna hij zijn bedoelingen uitlegde. Hij eiste een vrijgeleide. Hij wilde met de gijzelaars naar buiten komen, allemaal met de loop van een mitrailleur in hun rug. Als het vuur geopend zou worden op de bende, zouden ook de gijzelaars sterven. “Dat zeg ik niet,” zei hij daarna, na een korte pauze. Toen zei hij dat de discussie gesloten was. Hij wilde binnen een half uur een telefoontje dat ze naar buiten mochten komen. Als de politie niks van zich liet horen, zou een eerste gijzelaar sterven. De man verbrak de verbinding en keek net als Victor naar de grote klok boven de geldtelmachine, die op zes minuten voor elf stond. “Now we’ll wait,” zei hij: “We’ll wait quietly.” Nadat het vijf minuten doodstil was geweest, zei de hypotheekadviseuse op klaaglijke toon dat de touwen knelden. “U kunt ons niet zo behandelen,” zei ze tegen de bendeleider: “U heeft het recht niet. U zult voor jaren achter de tralies verdwijnen.” “Stop een prop in haar mond,” zei de bendeleider verveeld: “Doe dat trouwens maar met allemaal.” De jongen met het leren jack die Victor in gedachten Pjotr gedoopt had, drong zich op aan de hypotheekadviseuse. Hij bekeek haar vuil en hongerig. Hij nam haar de brede ceintuur om haar slanke middel af. Vervolgens leek hij zich aan haar halflange rok te willen vergrijpen, maar nam genoegen met het sjaaltje om haar hals. Inmiddels stond Olga tegenover Victor. “Wat zal ik voor jou gebruiken?” vroeg ze: “Heb je een zakdoek?” Zonder een antwoord af te wachten gingen haar gehandschoende handen met iets van verliefdheid over de gladde glanzende stof van Victors bloes, zijn aankoop van vorige week. Eindelijk weer eens een kledingaankoop waar hij achteraf tevreden over was. “Ik heb een zakdoek,” zei Viktor haastig. Olga’s mond lachte. “Ik moet iets hebben voor over de prop,” zei ze met een zwaar en zangerig accent, waarna ze beide panden van zijn bloes pakte om hem een flink eind open te scheuren. De knoopjes landden tikkend op het zeil en op de desk. Ze kreeg een mes van haar kompaan, maakte een paar gaatjes en scheurde een paar repen. Vervolgens scheidde ze door bij Victors oksels en schouders in de stof te snijden, de mouwen van de rest van de bloes. Ze lachte bij het zien van de starre ogen waarmee Victor deze behandeling onderging. “Je kunt beter obedient zijn en mooi stil blijven staan,” zei ze, “anders kon jij jou bezeren.” Zorgzaam sneed ze met het mes de beide mouwen open, vanaf zijn bovenarmen tot zijn gebonden polsen. Ze pakte de repen, vier in totaal en gaf er twee aan Pjotr. De bankbediende en Victor keken elkaar aan terwijl een prop stof achter hun tanden verdween. Victor zag lijdzame ogen. “En zij ook,” dacht hij, waarna hij flink ogenknipperend afwachtte tot de tweede reep om zijn hoofd gebonden zat, tussen zijn lippen in. Victor keek naar de klok. Het was 8 minuten over elf. “Jij hoopt dat ik er als eerste aanga,” dacht Victor, nadat hij heel even door de bankbediende aangestaard was, “maar ik hoop dat ze de oudste eerst nemen.” De leider zou vast voor het klagerige wicht stemmen, dacht Victor. Pjotr zou daarop tegen zijn, want Pjotr vond haar een te lekker ding. En wat zou Olga dan zeggen? Victor hoopte maar dat zij hem een lekker ding vond. Toen hij naar haar loerde, zag hij haar ogen heel even opkijken. Spottend. Hij staarde voor zich uit, maar zag uit zijn ooghoeken heel goed dat de wijzers naar 21 over elf gesprongen waren. Hij zag dat het voorhoofd van de hypotheekadviseuse bezweet geraakt was. Hij rook zweet vanonder zijn eigen hemd. De gijzelaars veerden overeind van schrik toen de mobiele telefoon in de hand van de bendeleider afging. “Yes?”vroeg hij gespannen. Hij luisterde vervolgens wel een minuut. “Ik begrijp u,” zei hij toen. Vervolgens herhaalde hij een kenteken en verbrak de verbinding. “Time to move your asses,” zei hij met een grijns tegen de gijzelaars. Victor was de voorste. Hij liep naast Olga die de loop van haar mitrailleur in het holletje van zijn rug gedrukt hield. De straat langs de bank was schoongeveegd, maar onder en naast de bomen lagen en stonden agenten met geweren. Voorbij het plein stonden dranghekken en achter de hekken was het zwart van de mensen. Er klonk gejoel toen de gijzelaars, met z’n drieën achter elkaar in ganzenpas, in het zicht van de mensenmassa de straat overstaken. Victor zag een bestelbus met het kenteken dat door de bendeleider genoemd was. De achterdeur stond open. Voor het instappen maakte Olga zijn polsen los. “Don’t remove your gag,” zei ze. “I’ll blow your brains out if you try something,” zei ze ook: “You know this is not an empty threat.” Victor herinnerde zich het lichaam van de verkoper, de schokken toen de laatste twee kogels uit de mitrailleur het doorboorde. Toen Victor naar binnen geklommen was, gaf Olga haar mitrailleur af en kwam hem vervolgens achterna. Hij moest op de bank aan de rechterkant gaan zitten. Olga dook op de plastic tas achterin de bus en haalde hand- en voetboeien tevoorschijn. De bankbediende kwam naast Victor te zitten en de hypotheekadviseuse tegenover hem. De bendeleider schreeuwde, zodat niemand in het schootsveld van de ander liep zodat die ander even tijd had om iets te proberen. Makke schapen, dacht Victor. De bendeleider bleef buiten de bus en hield zijn mitrailleur op de gijzelaars gericht, terwijl Olga en Pjotr de gijzelaars haastig van hand- en voetboeien voorzagen. De handboeien kwamen met een ketting aan de voetboeien vast en de ketting tussen de voetboeien ging door een ring in de vloer van de bus. Toen Olga en Pjotr klaar waren, verlieten ze de bus. Even later bewoog de bus en hoorde Victor ze aan de voorzijde instappen. De bendeleider wachtte totdat de bus gestart was en sprong toen naar binnen. Hij trok de achterdeur dicht en struikelde half voorover, want de bus trok met piepende banden op. Hij pakte zijn mobiel, tikte een nummer en schreeuwde dat men het niet moest wagen de bus te volgen. Als hij een verdacht volgende auto zag, ging er een gijzelaar aan, schreeuwde hij ook. Hij verbrak de verbinding en tikte een nieuw nummer. “Laat jij fijn je mobiel aanstaan,” dacht Victor, “dan hoeven ze helemaal niet achter je aan te rijden om te weten waar je bent.” “Ditch the mobile phones. Ditch them now,” zei hij. Hij verbrak de verbinding. Vervolgens smeet hij zijn iPhone tegen de wand van de bus. De accu kletterde eruit. De man pakte het beschadigde omhulsel, peuterde de simkaart eruit en verpulverde het chipje tussen nagels en vingers. Voorin de bus klonk het geluid van het raam dat opengedraaid werd. Er schampte iets de bus wat vervolgens op de keien kletterde. De bendeleider kroop naar de bankbediende, tegenover haar gespreide knieën waartussen ze haar handen in haar rok opving. “Heb je een mobiel bij je?” vroeg de bendeleider. De bankbediende schudde van nee. “Zeker weten?” vroeg hij dreigend. De bankbediende schudde opnieuw van nee. In opperste angst. Victor kreeg dezelfde vraag. Hij knikte. Grommend en kijkend wees hij de bendeleider de weg naar zijn rechterbroekzak. Nadat hij tegen de wand van de bus gesmeten was, lag zijn oude prepaid in stukjes op de vloer. De simkaart werd voor de zekerheid doormidden gebogen. “En jij?” vroeg de bendeleider aan de hypotheekadviseuse. Victor zag dat haar truitje inmiddels inkijk bood op een strook paarsig ondergoed. Dat had die Pjotr natuurlijk gedaan. Viespeuk, dacht Victor, waarna hij een stijve en een rood hoofd kreeg. “Zeker weten?” vroeg de bendeleider. Weer schudde de nog erg jonge vrouw angstig van nee. Veel te bang om te liegen, schatte Victor in, maar de bendeleider vroeg flemend: “Waarom zijn al die bankmedewerkers zo stom? Waarom zetten ze allemaal hun leven op het spel?” Hij stak zijn hand uit en viste uit het zakje van het rokgedeelte van het mantelpakje een roze huls, met glittertjes erop geplakt en schelpen en pareltjes ingelegd. “Lieg je omdat je de gedachte dat die prachtige cover vernield wordt, niet kunt verdragen?” vroeg de bendeleider. De hypotheekadviseuse had vochtige en nogal wanhopige ogen gekregen. Ze kneep ze in wanhoop dicht toen haar skin door de lucht keilde en tegen de wand van de bus bonkte. Ze hoorde brekend plastic. Ze hoorde het gekras van een laars over de vloer, met de simkaart eronder. Vervolgens sloeg ze haar ogen neer voor die van Victor en haar collega. “Wil je ons allemaal dood hebben?” beten zijn donkere ogen haar toe. Er volgde een dolle rit kriskras door de stad, een opeenvolging van bochten, steeds weer optrekken en stilstaan. Elke keer als de bus wachtte voor een stoplicht, werd de bendeleider nerveus. Je kon zien dat hij een hinderlaag vermoedde, een bestorming van talloze agenten met geweren. Victor herademde toen ze in de buitenwijken gekomen waren. Hij voelde zich een beetje misselijk vanwege de ongemakkelijke rit. De hypotheekadviseuse zat er met rollende ogen bij, die voelde zich duidelijk ook niet jofel. Behalve de geur van benzine en de parfum van zijn buurvrouw, ving hij de geur van de haven op. De oude haven vermoedelijk, waar allerlei kantoren en loodsen waren, waarvan een heleboel in onbruik geraakt. De bestelbus stopte tamelijk abrupt. In de wagen was het even onwerkelijk stil, voordat de bendeleider de deur openmaakte en een sterke waterkoude wind de geur van de zee en het geluid van meeuwen binnenbracht. “Wat nu?”dacht Victor. Hij werd opgewonden bij de gedachte dat ze gewoon vrijgelaten konden worden. De bende was uit de greep van de politie geraakt. Het was nu zaak om zo snel mogelijk naar een buitenland te vluchten. De gijzelaars hadden geen nut meer, ze waren zelfs een blok aan het been. Hen doodschieten was onnodig, een zinloos misdrijf. Toch? Hij keek smekend naar Olga toen hij als eerste van de gijzelaars buiten stond. Van de voetboeien was hij bevrijd, maar de handboeien waren om zijn polsen blijven zitten. Hij zag dat de bestelbus tussen loodsen stond. Tegenover hen rees een hoog en flink vervallen loodsgebouw op. Toen de drie gijzelaars op een rij stonden, kwam de bendeleider tegenover hen staan. “We zijn ontsnapt, maar we hebben niks verdiend,” zei hij: “Jullie gaan ervoor zorgen dat dit laatste verandert. We zullen jullie vasthouden totdat er voor jullie betaald is. Jullie snappen vast dat dit misschien wat dagen kan duren. Leuke dagen zullen dit niet zijn, maar we zullen jullie goed behandelen en natuurlijk zullen we jullie af en toe ook wat drinken en eten geven.” Victor loerde het rijtje langs. De hypotheekadviseuse zag eruit alsof ze haar oren niet kon geloven. De bankbediende zag eruit alsof ze niks anders verwacht had. “Iedereen neemt er één,” zei de bendeleider. Pjotr liep onmiddellijk met zijn smerigste ogen op de hypotheekadviseuse af en Victor zag Olga naar hem wijzen. De bendeleider knikte begrijpend en liep op de bankbediende af. “We gaan daarheen,” zei Olga met een knik richting de loods. Ze gaf hem een duwtje in de rug. Met een gelaten zucht liep Victor de richting op die haar handen aangeven. Binnen was een smalle gang met aan de rechterkant een wenteltrap. Ze gingen naar boven. De trap was steil en moeilijk te beklimmen met geboeide polsen. De muren waren afgebladderd. Overal zat graffiti en met pennen waren obscene boodschappen opgeschreven. Victor zette zo voorzichtig hij kon, zijn gladde zolen op de smalle uitgesleten treden. Ze gingen naar boven tot het einde van de trap, wat de vierde verdieping was. Victor kon horen dat de hypotheekadviseuse al lager het trappenhuis moest verlaten. Ze kreunde en steunde bij elk bevel dat ze kreeg. De smalle kamer was met niet meer ingericht dan een scheefstaande tafel, een keukenstoel, een radiator en een matras onder het kleine raampje, waar tralies voor zaten. “Ga in de stoel zitten,” zei Olga tegen Victor. Ze kwam achter de leuning staan en maakte zijn handboeien los. “Het is makkelijker voor jou en voor mij als je gehoorzaam bent en geen verzet pleegt,” zei ze, vlak voor hij zijn handen vrij waren. Olga pakte ze vast. Victor keek naar haar om en zag haar ogen tevreden op hem neerkijken toen zijn polsen slap in haar handen lagen. Hij zou vanavond De Wereld Draait Door missen, bedacht hij, toen zijn handen achter de leuning omlaag getrokken werden. Hij voelde Olga’s handschoenen en hij voelde touwen. “De karbonade die ik uit de vriezer gehaald heb, bederft misschien wel,” dacht hij, voor hij bedacht dat deze vertoning natuurlijk tot zondagavond zou duren en dan zou hij maandag weer gewoon moeten werken. “Ineke,” dacht hij vervolgens in paniek. “Wat is er?” vroeg Olga: “Ga je nu opeens moeilijk doen?” Victor schudde zijn hoofd en voelde dat zijn polsen vastzaten. Hij bleef wrikken. Olga verscheen in zijn gezichtsveld terwijl Victor Ineke in de regen voor zijn voordeur zag staan. Ze belde aan. Tevergeefs. Niet voor het eerst. “Deze keer heb ik wel een goed excuus,” dacht Victor. Hij werd weer rustiger. Hij zat weer stil. Olga hurkte en nam hem zijn schoenen af. Vervolgens werden zijn enkels vastgebonden aan de buitenkanten van de voorste stoelpoten. Met een lang touw werd zijn buik een aantal malen ingesnoerd. “Plat buikje, nietwaar?” dacht hij: “Ik sla het fitnessen nooit over. Twee keer per week.” Victor keek verlegen naar haar op toen zij op hem neerkeek. Haar blik maakte hem alleen maar meer verlegen, hij sloeg schielijk zijn ogen weer neer. Toen kreunde hij achter de prop in zijn mond, want ze pakte zijn knieën en duwde die uit elkaar. Ze hurkte voor hem neer. Met een touw begon ze zijn opengezette dijen vast te binden aan de hoeken van de zitting. “Ik ben koopwaar,” dacht hij: “Geen speelgoed.” Zijn ogen werden vochtig toen hij stil zat en wachtte totdat Olga klaar met hem was en toen hij zich bewust was van haar lichaam, dat lang en slank leek, al maakten haar opvallend onopvallende kleren het nogal vormloos. “Nu kun je ook best even jouw bivakmuts afdoen,” dacht hij toen Olga hem aankeek. Hij kreeg een enorme stijve bij het fantaseren welk aantrekkelijk gezicht eronder zou kunnen zitten. “I’ll bring you water every now and then,” zei ze, “and maybe later some food.” Ze maakte aanstalten om overeind te komen. Ze aarzelde en lachte. Victors lichaam schrok toen haar hand kwam. Hij had het gemunt op de gulp van zijn broek. Ze maakte die open. Ze bevoelde hem daar. Ze beklopte hem tot hij een enorme stijve had. “Een beetje lol in het leven is gratis,” zei ze. Ze kwam overeind. Vervolgens luisterde Victor hoe haar voetzolen schrapend over de kale vloer zich van hem verwijderden.
|
|
|