Gepost op zaterdag 05 september 2009 - 09:51 am: |
|
|
uw zonden zijn u vergeven
Boete “We vertrekken met dertig minuten!” Claudia, stipt als altijd en op de minuut nauwkeurig. “Ik ben met twintig minuten beneden in de hal.” Ik, net zo stipt klinkend, maar bij lange na niet in staat tot zorgvuldigheden zoals Claudia die dagelijks uit haar mouw schudt. Niet dat ik daar naar streef maar soms maakt het me toch enigszins jaloers. Maar eigenlijk wil ik dat niet want ik mag Claudia bijzonder graag. Ik heb nog nooit zo’n mooie butler gezien, maar er zijn ook niet zó veel vrouwelijke butlers natuurlijk. Hoe meneer op haar de hand heeft weten te leggen weet ik niet, maar ik weet wel dat hij haar meer dan riante salaris onmiddellijk zou verdubbelen als ze zou dreigen weg te gaan. Niet dat ze dat wil want deze baan, in deze ambiance, is uniek. Zeker, we moeten hard werken en we zijn zelden echt vrij, maar dat is dan ook het enige dat op de baan is af te dingen. We vliegen per privé-jet de wereld rond, logeren in hotels met ik weet niet hoeveel sterren, kunnen al onze onkosten declareren (waaronder ook kleding en alles wat een mens normaal nodig heeft), hebben gratis kost en inwoning, worden per auto gehaald en gebracht waarheen we ook maar willen en krijgen daar bovenop dus nog salarissen met vijf nullen. Neem Claudia. Een goede butler verdient een ton per jaar, een prima butler misschien twee ton. Claudia krijgt vier ton. Maar ze heeft dan ook nog nooit ook maar het kleinste steekje laten vallen. Alice, meneer’s privé-secretaris en liaison met zijn hoofdkantoor krijgt zowat hetzelfde. Maar ze is dan ook afgestudeerd in internationaal privaat- en bedrijfsrecht, kan zich op het gebied van accountancy en economie tot de besten rekenen, spreekt zes talen vloeiend en nog een paar wat minder en geef haar een dag de tijd en ze kan zich beter in een onderwerp verdiepen dan je voor mogelijk zou houden. Ik vermoed dat Alice wel meer zou kunnen verdienen maar die heeft hetzelfde als ik: waar vind je zo’n baan als deze? En eigenlijk vermoed ik dat meneer haar naast haar salaris nog wel wat opties geeft en zo. Dan hebben we Ellen, meneer’s chauffeur, piloot en manusje van alles. Dat laatste klinkt oneerbiedig, maar Ellen doet gewoon alles wat maar nodig is. Ik heb wel eens bij haar in de auto gezeten toen ze haast had. Ik geloof niet dat ik het droog gehouden heb. Het was geen moment gevaarlijk vermoed ik, alleen zal ik het nooit zeker weten want het ging allemaal veel te snel om dat te kunnen beoordelen. Ik moet zeggen dat ik het nooit hoop mee te maken dat meneer’s auto wordt aangevallen en Ellen er echt vandoor moet. Dan ben je maar chauffeur en piloot, maar met zulke vaardigheden is het toch niet vreemd dat je een ruime twee ton toucheert. Nee, meneer weet zijn personeel wel aan zich te binden. Als het goede krachten zijn, en dat zijn we, waaraan hij zijn dagelijkse beslommeringen kan overlaten dan mag het voor hem wat kosten. Zoals alle puissant rijke mensen is hij vaak bij het gierige af maar hij weet heel goed de noodzakelijkheden van de overbodigheden te scheiden. Tja en dan ben ik nog de laatste van het privékwartet van meneer. Ik ben er voor zijn persoonlijke verzorging. Schoonmaak, waar dat niet door anderen wordt gedaan, eten en drinken, voor zover buiten het reguliere om en de zorg voor zijn kleding en bagage. Claudia zorgt dat alle koffers meekomen, maar ik ben verantwoordelijk voor de inhoud. In het begin werd ik erg zenuwachtig van schoenen van duizend dollar en pakken van een veelvoud van dat bedrag. Maar alles went. En lach niet, maar met die taakjes verdien ik anderhalve ton per jaar. Nou ja, eigenlijk klopt dat niet helemaal. Voor dit werk beur ik misschien een veertig- à vijftigduizend dollar. De rest is voor mijn discretie. Want ik zie en hoor veel als één van de weinigen die veel bij hem in de buurt is. Niet dat ik er veel van snap, maar iemand die dat wel doet zou met wat ik heb opgevangen erg rijk kunnen worden. Dat is eigenlijk nog de voornaamste reden van onze dikke salarissen. Meneer wil niet dat wij gaan speculeren. Dat is een doodzonde die onmiddellijk vertrek betekent. Want als meer mensen de dingen doen die hij doet valt het op en kan hij wel stoppen. De bedrijven die hij op het oog heeft zouden maatregelen nemen als ze wisten dat er op hen geloerd werd. Koerswinsten kun je alleen pakken als je de enige bent. Ik vind het altijd weer jammer om hier weg te gaan. Hotels zijn luxe maar het wordt nooit je eigen. Dit appartement van meneer in New York bevat ook een appartement dat ik het mijne mag noemen zo lang ik in zijn dienst ben en dat is zo heerlijk. Je eigen spulletjes om je heen. Dat mag trouwens vreemd lijken, een appartement in een appartement, maar er zijn zaken waar een gewoon mens geen weet van heeft. Het appartement van meneer beslaat de bovenste vijf verdiepingen van een wolkenkrabber in Manhattan. Als je uit de privélift stapt sta je in een hal van drie verdiepingen hoog. Een enorme trap links en een gelijke trap rechts. Op die drie verdiepingen zijn ruimtes die je zo in een Engels paleis zou kunnen plaatsen. Alles is immens groot. En die bovenste twee verdiepingen dan? Nou daar vind je dus bijvoorbeeld onze appartementen. Zitkamer, slaapkamer, logeerkamer, werkkamer, badkamer en berging. Mooi ruim en op de New Yorkse huizenmarkt zou zoiets miljoenen moeten opbrengen. Zeker met uitzicht op Central Park, zoals ik dat heb. Maar helaas, niet te koop. Maar vandaag gaan we naar meneer’s buitenhuis bij Locarno. Dat is ook niet verkeerd. Het is een enorm huis met opnieuw weer ruimte voor onszelf. Hopelijk blijven we daar even. Kan ik werken aan mijn kleurtje en misschien nog even shoppen. Italiaanse kleding, Italiaanse schoenen en Italiaanse mannen om je bij het kopen bij te staan.... Soms is het zo gemakkelijk om je voor te stellen hoe de hemel zal zijn. De trip naar het vliegveld gaat zoals altijd in een konvooi SUV’s. Ja, meneer niet. Meneer komt per helikopter na. Meestal samen met Alice. Maar wij met al onze bagage moeten wel over de weg, dat kan niet anders. Zo kan meneer zo lang mogelijk doorwerken. Dat is wat hij altijd doet. Praten met Alice. Haar laten bellen. Zelf telefoongesprekken voeren. Slechts zelden real-life-gesprekken. Niet nodig, ook lastig. Als je je geld onder meer verdient met het opkopen en opsplitsen van bedrijven dat is afstand essentieel. Je wilt geen gezichten kennen bij al die ontslagen, bij al die ellende. Wat telt is de winst. Wat niet wil zeggen dat meneer een bruut is hoor. Een aimabele man is hij, praat altijd zacht, blijft altijd zichzelf en even kalm. Maar zijn brein werkt op volle toeren. Altijd. Hij is je altijd minstens een paar stappen voor. Ruim dertigduizend voet en tegen de duizend kilometer per uur. Dat schiet op. Vroeger, toen ik het nog zelf moest betalen, vloog ik twee keer. Economy class. Teveel vee in een te kleine ruimte. Dan dit. Ik heb nooit geweten dat het bestond. Meneer stapt aan de achterkant in. Hij heeft daar een kantoor, een badkamer en een slaapkamer. Alles erop en eraan, tot marmer toe. Meer naar voren ligt een vergaderruimte, daarvoor een ruimte met aparte zitjes en daar weer voor een ruimte met wat relax-stoelen. Daar vind je mij meestal. Als meneer me niet nodig heeft, dat spreekt vanzelf. Maar meneer heeft mij niet zoveel nodig. Alice is zowat altijd bij hem. Die twee werken volgens mij tegen de twintig uur per dag. Ik snap het niet, meneer is al miljardair. Wat moet je nog meer? Maar ik geloof dat het die twee al lang niet meer om geld gaat. Het is het spel dat ze in de macht heeft. Geen idee waarom het spel ons nu verplaatst uit New York, waar het allemaal toch vooral gebeurt. Misschien is juist de afstand Italië-Verenigde Staten nu goed, nu een voordeel. Ik zei het al, ik begrijp niets van meneer’s zaken. Niet qua niveau, niet qua tempo, niet qua omvang. Ik hoor wel eens iets. Een stukje telefoongesprek, een stukje discussie. Het zijn Engelse woorden dan, echt waar, maar het zou even goed Chinees kunnen zijn. Bij dit taaltje vergeleken zijn een paar computerjongens met al hun jargon en letterwoorden een stelletje kleuters. Maar het is niet erg dat ik het niet begrijp. Het is mijn taak ook niet om het te begrijpen. Ik verzorg. Dat is mijn taak en anders niet. Sterker: het is mijn taak juist om het niet te begrijpen. Een taak die ik zo onopvallend mogelijk dien te verrichten. Als ik wat verfrissingen breng blijkt uit niets dat meneer mij opmerkt of dat hij de manier waarop ik het doe waardeert. Ja, dat wil zeggen: altijd als ik weer wegloop bedankt hij mij. Voor ons is hij altijd vriendelijk, altijd wellevend. Totaal in zijn werk verdiept, ten diepste geconcentreerd, dat wel, maar wel voorkomend. Hoe hard en onverzettelijk hij ook meestal is, voor ons kleine kringetje neemt hij weer menselijke vormen aan. Al is het wel zo dat we alleen geacht worden tegen hem te spreken als dat echt nodig is. Zinnige dingen kunnen we zeggen, voor de rest dienen we in zijn nabijheid te zwijgen. Hem met alle egards behandelen, onmiddellijk doen wat er gedaan moet worden, maar vooral zwijgen. Eigenlijk is het toch wel bijzonder. Wij vieren zijn tamelijk mooie vrouwen maar meneer doet er niets mee. Hij is beleefd als tegen ieder ander maar legt er niet het extra stukje in dat mannen reserveren voor de omgang met mooie vrouwen. Hij kijkt ons aan maar lijkt onze vrouwelijkheid niet te zien. Nooit een blik die over het lichaam glijdt, nooit geloer naar onze billen of onder ons rokje. Niets van dat alles. Ik weet zeker dat veel mannen met zijn hoeveelheid geld allemaal gewillige en schaars geklede dames om het zwembad zouden hebben liggen. Hij taalt er niet naar. Werken, dat is wat hij wil. Dat is wat hij doet. Elk moment dat hij wakker is. Behalve soms. Dan komt er een vraag. We zijn ongeveer halverwege als zijn vraag komt. Het is lang geleden dat dat gebeurde, misschien al wel een week of zes. Ik zie dat Alice in ons gedeelte komt zitten en even ontspant. Ze gooit haar haar los, knoopt haar mantelpakje open en schenkt zichzelf een heel klein beetje whisky in. Benen omhoog en ogen even dicht. In ontspannen is ze al net zo efficiënt als in alles. In de tijd die een ander nodig heeft om de schoenen uit te doen zit zij al helemaal in de rust-modus. En in niets laat ze blijken dat ze weet wat meneer gevraagd heeft. Ik pak direct mijn spullen en haast me naar voren. Meneer’s tijd is kostbaar. Zonder kloppen betreed ik zijn werkkamer. Hij belt. Natuurlijk belt hij. Maar anders dan anders kijkt hij niet door of om me heen. Nee, hij mijdt mijn blik. Zonder iets te zeggen begin ik mij vlak voor zijn bureau uit te kleden. De eerste keren deed ik dat in zijn badkamer, tot ik ontdekte dat hij ongemakkelijk werd van mijn ontkleding, zeker als ik het vlak voor hem deed. Daarin is hij echt nog een jongetje. Alles gaat uit. Mijn mantelpakje, mijn nylons en gordeltje, mijn pumps, mijn zwarte kanten bh en mijn zwarte kanten slipje. Nog steeds geen blik van meneer. Hij kijkt niet, hij doet of hij nog werkt, maar hij ontwijkt. Uit mijn tas pak ik mijn zwarte korset, mijn zwarte kousen met naad en mijn zwarte pumps met extra hoge, stalen hakken. Ik trek het korset zorgvuldig aan en voel me groeien. Het is ook een prachtding. Topkwaliteit stoffen, handgemaakt, perfect gevormd, uitermate sexy. Aan de bovenkant worden mijn borsten wel ondersteund en zelfs gelift, maar mijn tepels zijn niet bedekt. De onderkant laat mijn billen en mijn kutje uiteraard ook vrij. Maar alles er tussenin krijgt het meest glorieuze model dat een vrouw zich maar kan wensen. De pumps completeren dat geheel nog eens. Van een dienend meisje transformeer ik in iemand met een overmaat aan zelfvertrouwen, in iemand die niet geeft maar neemt. Iemand die niet vraagt maar eist. Iemand die niet beloont maar straft. Pas als ik mijn rijzweep uit de tas haal heb ik zijn aandacht. Hij rondt het gesprek af en neemt een afwachtende houding aan. Prachtig mooi is dat: meneer in al zijn zakelijke glorie, net nog doende met zaken die mijn verstand te boven gaan, nu willoos en dienstbaar afwachtend. Wat ga ik doen, dat is van belang. Dat is het centrum van het universum, dat is het enige dat telt. Hij heerst niet meer, hij dient. Elke keer als het gebeurt verbaast het me weer, eigenlijk elke keer meer. Zijn transformatie is eigenlijk nog aparter dan de mijne. Ik heb er de kleding en de attributen voor nodig, maar hij, hij muteert gewoon. Je hebt zo’n computerprogrammaatje waarmee je kunt morphen. Het ene gezicht gaat dan over in het andere. Dat gebeurt met hem ook. Maar dan met alles. Met zijn gezicht, met zijn houding, met zijn uitstraling. Geen spoor meer van macht, alleen nog maar overgave. Zie hem daar nu zitten. Zijn kleren en zijn ambiance nog in volle glorie, zijn wezen totaal veranderd. Geen actie van de man die altijd handelt. Afwachtend, de blik neergeslagen. Lang geleden heb ik geleerd direct en volledig toe te slaan. Geen opbouw, maar meteen in het diepe. En dat heeft niet eens met tijd te maken. Beiden zijn we op dit moment al heel iemand anders dan vijf minuten geleden en daar handel ik dan ook naar. Waar ik anders niet altijd word opgemerkt ben ik nu iemand om wie je niet heen kunt. Ik heb wel eens overwogen me in deze outfit over straat te begeven (uiteraard met een jas erover) om eens te zien of buiten deze setting het zelfvertrouwen ook zo onhoudbaar naar buiten barst. Ik wilde wel eens kijken of het zou werken. Maar ik heb het toch maar nooit gedaan. “Nee, zeg maar niets, jongetje, ik weet het al lang. Je hebt weer zoveel levens verwoest, zoveel mensen te gronde gericht, zoveel gezinnen kapot gemaakt, dat het zelfs jouw geweten teveel wordt. Gelukkig ben ik er, om je weer op de rails te krijgen, om je te louteren, om je zonden weg te poetsen. Geen priester zou het kunnen, geen biecht zou voldoende zijn, alleen ik weet hoe dat moet. Maar het gaat pijn doen vandaag want ik ben het eigenlijk een beetje zat om je iedere keer weer uit de stront te moeten halen. Bah, wat ben je toch een misselijk ventje eigenlijk. Vooruit, uitkleden, en vlug een beetje! Maar hou je onderbroek aan en trek dat dingetje van je door de opening naar buiten.” En zenuwachtig doet hij wat hem wordt gezegd. Alleen in deze fase van het gebeuren verbaast me dat wel eens vagelijk, maar dat is maar zelden. Elke andere keer word ik alleen maar ongeduldig dat het niet snel genoeg gaat. Zijn overhemd en das gaan uit en hij gooit ze achter zich. Als hij ze had opgevouwen had ik hem uitgefoeterd dat hij een beetje moest voortmaken, nu vaar ik uit dat hij het slonzigste jongetje is dat ik ken. En ik glimlach niet eens als hij nog tracht te redden wat er te redden valt. Zijn schoenen en broek gaan uit en hij toont zijn ouderwetse onderbroek. Geen boxer, nee zo’n opbollend ding met elastiek en een gulp. Wit uiteraard. Fantasieloos. Maar die kleur heeft wel het voordeel dat het kleinste spoortje in het kruis opvalt. Die pret komt alleen later. De sokken gaan ook uit en hij richt zich even op. Bedenkt dan dat zijn piemel naar buiten moet en frunnikt wat om dat voor elkaar te krijgen. Niet dat dat ding me een lor kan schelen, maar ik weet dat hij het eng en beschamend vindt om zo te staan en daarom staat hij dus zo. “Wie heeft je gezegd dat dat ding hard mocht worden? Je gaat me toch niet vertellen dat dit je opwindt? Want dan zal ik zorgen dat je heel snel andere dingen aan je hoofd hebt. Je hebt een minuut om hem slap te laten worden.” Afwachtend zet ik mijn benen uiteen, me zogenaamd niet bewust dat mijn kutje daardoor goed zichtbaar wordt en zich zelfs een beetje opent. Ik weet nu al dat hem dat zacht worden niet gaat lukken. Ach, dat hoort nu eenmaal bij het spel. Ik moet toch wat extra redenen hebben om hem er van langs te geven. “Je hebt jouw en mijn tijd verknoeid, het ding is alleen maar harder geworden. Je gaat me toch niet vertellen dat je opgewonden wordt van het vooruitzicht er van langs te krijgen? Je bent toch geen pervert wel? Want dan zal mijn aanpak van jouw loutering een geheel nieuwe dimensie krijgen, laat me je dat wel vertellen.” Hij weet wel beter dan te antwoorden. “Oooo, zie ik dat goed? Druppeltjes?” Ik buig me voorover en bekijk zijn pulserende eikel van zeer dichtbij. Geen twijfel. Als ik niet uitkijk komt hij spontaan. Niet dat het spel dan over is maar het is veel leuker het hem te verbieden dan hem te straffen als het hem niet lukt. Heel veel leuker. “Het is toch werkelijk niet te geloven wat een onderkruipsel jij bent. Waar kerels in het algemeen al varkens zijn en maar goed voor één ding - inderdaad, zorgen voor geld zodat ze kan shoppen - ben jij nog wel wat heel bijzonders. Dit wordt een latertje vandaag. Vooruit, begin maar eens met mijn voeten te kussen en daarna helemaal schoon te likken. En waag het niet omhoog te kijken zoals je zonet deed want dan zal ik je straf moeten verdubbelen en geloof me: dat wil je niet. Ik zie aan je dat je dacht dat ik het niet had gezien. Daarvoor zal ik je met dit zweepje meppen. Ik zie alles en ik weet alles en mocht dat onverhoopt nog eens een enkel keertje niet zo zijn dan vertel je me alles. Ik ben van een dimensie die jij niet eens kunt begrijpen. Jij, jij bent minder dan het vuil onder mijn schoenen.” Mijn woorden treffen keer op keer doel en doen hun werk. Hij wordt zichtbaar kleiner, steeds kleiner. Terwijl hij kust en lebbert teister ik zijn billen met striemende slagen van mijn rijzweep. Voor hem geen langzaam begin, geen wennen aan de slag. Voluit ga ik hem te lijf en het doet hem vreselijke pijn zie ik maar ik ken geen enkel medelijden. Het moedigt me alleen maar aan om nog harder te slaan terwijl hij zijn uiterste best doet om de hem opgedragen taak te volbrengen. Al snel veranderen de strepen in striemen, de striemen in lange blaarachtige verwondingen en daarna begint het bloed te vloeien. Omdat ik geen meer permanente wonden wil veroorzaken is dat altijd mijn moment om te temperen. Nog plekjes genoeg over om hem te pijnigen. “Hou nou maar weer op. Ik geloof niet dat je zelfs maar een millimeter hebt gereinigd. Misschien moet je meer oefenen. Misschien moeten we vannacht maar eens op zoek naar een groepje daklozen. Weken, misschien wel maanden niet gewassen. Daar moet zelfs jij wat vuil kunnen verwijderen. Hoe lijkt je dat? De smaak van tenenkaas en vele lagen opgedroogd zweet. Hoe langer ik erover nadenk, hoe beter het me voor je lijkt. Maar sta eens op en zet je benen uit elkaar.” Hij weet al wat er komt maar gehoorzaamt gedwee. En met vlijmscherpe precisie trap ik hem keihard voor zijn ballen. Als er iets is dat mij in dit spel geweldig opwindt is het wel dit. Op zulke momenten reageer ik alles af wat ik de afgelopen tijd van kerels te verduren had. Het liefst zou ik ze allemaal geschopt hebben maar meneer is een uitstekende stand-in. Het geeft me niet alleen macht maar vooral genoegdoening, zoveel dat ik na menige schop even moet bijkomen en mezelf weer in het spoor moet zetten. Al lang geleden heb ik hem verboden om door de knieën te zakken vanwege de pijn. Hij draagt het maar, hij heeft het verdiend. Keer op keer schop ik hem, keer op keer raak ik zijn ballen waar ik ze raken wil. Ik zie ze blauw worden en opzwellen, ik zie hem vechten tegen de pijn, ik zie hem met alle macht op zijn benen blijven. Heerlijk, nog drie, nog één, nog twee. Drijfnat ben ik en ik hoop maar dat hij dat niet ziet. Maar ik weet wel bijna zeker dat hij daar even geen tijd voor heeft. Na meer dan twintig kicks van voren beveel ik hem zich om te draaien en op handen en knieën te gaan, met de benen uiteen. Zijn ballen bengelen uitnodigend en vrij, zijn niet te missen en heerlijk verlokkend. En daar ga ik weer, alleen nu wat rustiger en met wat meer variatie. Nu eens recht van achteren, dan weer een hoekschop. Ik ga me oefenen in het raken van elke bal afzonderlijk. Ik maak mooie zwaaien, ja zelfs maak ik er een soort ballet van. Een verwoestend ballet, dat wel. Ik weet dat ik me geen voorstelling kan maken van de afschuwelijke pijn die ik veroorzaak. Mannen omschrijven het als verlammend en alles omvattend. Maar het kan me niet schelen. Het zijn mijn plezier en mijn genoegdoening die tellen. Buiten dat weet ik - vermoed ik eigenlijk door observatie - dat na enige tijd de pijn verandert. O, het is duidelijk nog pijnlijk genoeg, maar het is dan niet meer mogelijk elke schop van de andere te onderscheiden. Het wordt een allesverterende pijn, maar niet meer met elke keer dezelfde genadeloze impact per schop als bij die eerste paar schoppen. Maar voor mij blijft er ook dan nog meer dan voldoende arbeidsvreugde over. Ik stop pas als hij het niet meer kan houden en in elkaar zakt en zich opkrult als een foetus. Dat hij daarmee zijn ballen in het volle zicht houdt ontgaat hem, dringt ook niet meer door. Maar ik weersta de aandrang nog éénmaal met volle kracht uit te halen. Zelfs een Louteraar moet weten wanneer het genoeg is. Ik loop naar zijn bar en schenk mezelf een whisky in. Natuurlijk kies ik de volgens mij duurste single malt, ongetwijfeld een paar honderd per fles. Ik reken maar niet uit wat dit glas dan kost. Normaal drink ik niet of nauwelijks maar als ik Vrouw ben verandert zelfs dat. Ik sla het in één keer achterover, iets wat me anders op een hoestbui van een week zou komen te staan, maar ik krijg nu zelfs nog geen traantje in mijn ogen. Ik neem er nog één, een dubbele deze keer (kan ik straks lekker slapen) en pak dan de fles met het allergoedkoopste bocht, die meneer heeft staan voor gasten die niet beter verdienen. Het etiket deugt, de inhoud voor geen meter. Ik hou het hem voor. “Opdrinken en opstaan.” Trillend doet hij wat hem gezegd wordt. Natuurlijk weet hij al hoe ik de whisky heb verdeeld. Zijn brein werkt nu anders en veel beperkter, maar onnozel is hij nog lang niet en ik maak me geen illusie dat hij nog altijd pijlsnel denkt en me zeer waarschijnlijk in alles wat ik doe ver vooruit is. Dat maakt zijn reactie op wat ik met hem doe alleen nog maar bijzonderder. Hij ondergaat en lijdt, doet niets ongevraagd. Misschien kost dat hem nog wel de meeste zelfbeheersing, maar misschien is het ook wel zo dat hij als hij van Mij is een geheel ander mens wordt, net als ik. Er is nog heel wat dat ik niet weet, dus nog genoeg uitdaging en pret voor me. Ik kijk even opzij in de spiegel, als om het nog even te checken. In niets ben ik meer zijn employee. Mijn rug is kaarsrecht, mijn lijf straalt kracht uit, discipline en oneindig zelfvertrouwen. Het is gewoon niet mogelijk dat ik niet alles krijg wat ik wil en op het moment dát ik dat wil. Mijn gezicht is streng, hooghartig, dwingend, hard en begerig tegelijk. Als hij er eindelijk in geslaagd is weer in de benen te komen beveel ik hem rechtop te gaan staan en zijn dingetje weer uit zijn onderbroek te trekken. Had ik dat niet gezegd soms, dat die eruit moest hangen? Slap is ie nu wel, dat hebben we dan maar bereikt. “Bied hem aan. Leg hem in je hand en bied hem mij aan.” Duidelijk trillend doet hij dat, met neergeslagen ogen, als een schooljongetje dat straf krijgt. “Wat moet ik met dat ding?” “Wilt u me erop straffen Mevrouw?” “Hoor ik dat goed? Daag je me uit? Daag je me uit me op dat dingetje uit te leven? Hoor ik dat werkelijk goed?” Hij durft niet te spreken en buigt zijn hoofd nog een paar graden dieper. “Ik moet zeggen: je hebt lef. Alleen heb je geen idee wat je gezegd hebt. Laat me even nadenken wat ik er mee ga doen. Die dingetjes interesseren me niet, dus daar heb ik zo niet iets paraat. Maar wees niet bang, je hoeft je niet te vervelen. Ondertussen zal ik je met de zweep geven. Handen in de nek en vlug een beetje. Ga daar in het midden staan.” Ondertussen pak ik de bullwhip. Ik weet nog altijd niet wat een vreselijker instrument is: de cane of dit ding. Ik zou ze geen van beiden graag voelen. Maar ik deel er wel graag mee uit. En ik weet dat het ding bij hem veel doet. Mijn uithalen, dat je het ding kunt horen aankomen, hoe kort ook, dat je nooit weet waar die venijnige striem terecht zal komen, het geluid van de slag, het lostrekken van de zweep en daarna het klaarmaken voor de nieuwe uithaal. De ene keer dat we nabespraken (de allereerste keer was dat) vertelde hij me dat dit voor hem de echte straf is zoals hij die hoort te krijgen. Als een slaaf of als een beest er met de zweep van langs krijgen. Genadeloos. Veel dieper kun je niet zinken. Ik zie dat hij nog altijd onvast op de benen staat. Mooi, al leert het me wel een eventuele volgende keer (ik probeer toch altijd wel wat variatie in te bouwen) toch ietsje zorgvuldiger te zijn. Niet noodzakelijk voorzichtiger of zachter, maar wel iets beter opletten hoe de balletjes erbij hangen. Al voordat hij er klaar voor is heeft hij de eerste snijdende striem van de whip te pakken. Ik zie dat het gerafelde puntje op zijn rechter tepel landt. Als ik had willen mikken had ik het niet beter kunnen doen. Hij gilt het uit. Ik hoop maar dat de isolatie van deze ruimte net zo goed is als indertijd in de bouw-eisen is aangegeven is uitgevoerd. Het zou toch vervelend zijn als zijn gegil tot de rest van de cabine zou doordringen. Ik geef hem geen tijd om na te denken en laat de zweep keer op keer om hem heen krullen. Bij voorkeur steeds op een ander pijnlijk plekje. Hoewel, pijnlijk wordt het plekje dat geraakt wordt vanzelf wel. Slag na slag teistert zijn lijf en hij probeert te draaien, weg te komen van dat vreselijke uiteinde, dat telkens weer zijn lijf striemt. Ik geniet ervan, want net als hij vind ik dat geselen met een zweep zowat de ultieme straf is, hoewel lang niet altijd de pijnlijkste. Ik vind het heerlijk hem te slaan, telkens weer, zijn lijf te kleuren met felrode striemen, zijn lichaam te straffen met pijn, telkens weer, telkens harder, telkens anders. En dus sla ik en blijf ik slaan. Ik probeer zijn hele lijf te raken en dat lukt me aardig. Overal landt de whip en het lijkt wel of het telkens een plek is die hij niet verwacht. Hij draait naar links en naar rechts, buigt naar voor en naar achter, doet alles om die zweep te vermijden, en het enige dat hij bereikt is dat hij daarmee telkens weer plekjes aanbiedt die nog niet aan de beurt zijn geweest. Hij schreeuwt niet meer zo hard, maar lijdt des te duidelijker. Zijn hele lijf doet pijn en ik houd maar niet op. Steeds harder sla ik, steeds vaker, steeds sneller. Opnieuw word ik nat, maar nu van de pure macht die ik heb. De macht om pijn te veroorzaken, de macht om te laten lijden, zoveel ik wil. Zo af en toe laat ik de zweep alleen knallen en juist op die momenten springt hij het hardst op. Alles in hem is gespannen voor de volgende slag en nog meer gespannen omdat hij niet weet waar die terecht zal komen. En ik blijf slaan. Heerlijk. Geil. Ontzettend geil. Ontzettend geilmakend. Pas als zijn hele lijf onder de striemen zit en hij een klein plasje heeft laten lopen omdat hij het niet meer houdt plaats ik de laatste serie van vijf. Zo hard mogelijk. Zo verspreid mogelijk. Gericht op maximaal effect. En dat krijg ik. Als ik stop staat hij badend in het zweet, hijgend als iemand met mijn conditie na drie trappen.. En ik zie dat hij er bijna is. Bijna is hij gelouterd, bijna is hij klaar. Bijna. Want hij heeft nog de pijniging van zijn piemeltje tegoed. Waar hij zelf om gevraagd heeft. En waarvan ik overtuigd ben dat dat hem over de rand zal duwen. Daarna zal hij klaar zijn, klaar voor weer een nieuwe periode van zaken doen, van weer een nieuwe ronde van enorme sommen geld verdienen. En dan zal ik weer gewoon zijn verzorgster zijn en dat zal goed zijn. Want dat is wat ik voor hem wilde doen toen ik solliciteerde. Voordat mijn speciale vaardigheden aan het licht kwamen. Vaardigheden die voor hem van meer nut zijn dan wat ook. Vaardigheden waarvan ik intens geniet als het zo ver is. Nu dus. “Aha ja, dat pikkie. Ik ben helemaal vergeten na te denken, zo lekker was ik bezig. Maar laat me eens kijken......” Afwezig stroop ik zijn voorhuid terug en bevinger zijn gevoelige eikel. Vreselijk vindt hij dat. Zo gevoelig dat het heel naar is. Pijnlijk is het woord niet. Naar, heel naar. Om het feest iets te vergroten begin ik met mijn nagel in zijn pisgaatje te frunniken. Zo mogelijk nog naarder, ik herkende de signalen. Ach, was alles maar zo eenvoudig als het pijnigen van een man. Maar ja, wat dan? Ik heb hem al eens geplaagd met verse brandnetels. Oei, dat is voor mij een succes en voor hem een dieptepunt geweest. Gejankt heeft hij, van ellende. Alleen: ik heb vandaag even geen verse brandnetels bij me. Ik heb hem ook al eens afgetrokken met een stukje schuurpapier, onderwijl mopperend dat ik hem een plezier deed door hem af te trekken en dat hij het niet eens wist te waarderen. Dat had hij ook niet echt lekker gevonden en ik ben er zeker van dat hij zijn piemel wekenlang nauwelijks heeft kunnen aanraken. Klaargekomen is hij vanzelfsprekend al helemaal niet. Ik hou er alleen niet zo van in herhaling te vallen. Dus terwijl ik zijn eikel nog gevoeliger maak dan ie al is denk ik diep na. Dat helpt niet echt dus pak ik mijn rijzweep maar weer en pets daarmee flink op zijn uitsteekseltje. Grappig hoor, heel grappig. Hard, zacht, links, rechts, voor, achter, onder, boven, ik sla hem waar ik hem maar raken kan. Hij slaagt erin zijn dingetje te blijven aanbieden maar dat valt hem nog lang niet mee. Ik overweeg stroom, ik overweeg ijs, ik overweeg vuur, ja wat al niet. En alles valt af vanwege te lastig, te moeilijk, te erg, te inspannend. Ja, niet toevallig vrijwel allemaal afwegingen die mij betreffen. Ik bedoel: louteren is leuk, maar het moet wel leuk blijven. Ondertussen heb ik zijn piemel stevig beet en sla nu alleen nog maar op zijn ontblote eikel, iets dat hem hevig doet zweten en kronkelen. Maar dat is natuurlijk ook de bedoeling. Afzien moet hij. Hmmm, een klein ideetje. “Ik zie dat je dingetje wat rauw is. Je hebt er vast weer teveel mee gespeeld. Nee, zeg maar niks, je bent een jongetje, dus speel je er dagelijks mee. Dat is net zo zeker als dat de zon op komt. Maar ik wil niet dat mijn dingetje zo rauw is, dat wil zeggen: niet als ik het niet zelf heb gedaan, dus ik zal er wat zalf opsmeren. Lief he?” En ik loop naar mijn tas en haal een tube tevoorschijn. Zonder opdruk, maar aan een klein merkteken kan ik zien dat dit de tijgerbalsem is. En voor hij het weet smeer ik zijn eikel er stevig mee in. Daarna loop ik naar de badkamer en was mijn handen. Dit gaat branden als de hel, dat weet ik. Dus ik pak mijn whisky en ga eens rustig afwachten wat er komt. Het vervelendste voor hem en het grappigste voor mij is dat hij het helemaal zal moeten verduren. Ik kan de zalf eraf vegen maar dat stopt het branden zeker niet direct. Hij zweet alweer als een otter en kronkelt van de pijn. Weet niet hoe hij moet staan, weet zelfs niet hoe lang hij nog kan blijven staan. Hij heeft zijn handen nog altijd braaf in de nek, maar vecht duidelijk tegen de alles overheersende aandrang om zijn piemel te grijpen en te doen wat er dan ook maar gedaan moet worden om die brand weg te krijgen. Als dat alleen maar kan door zijn piemel eraf te trekken dan moet dat maar. Terwijl ik kleine slokjes neem verlustig ik me in zijn ellende. Waar ik altijd de grootst mogelijke achting heb voor meneer is hij op momenten als dit een worm. Het laagste van het laagste. Goed om te pijnigen, goed om plezier mee te hebben, maar geen menselijk wezen, geen individu met een bewustzijn, een wil en met toekomstplannen. Afval. Een wegwerpartikel. Zijn ellende doet me niets, althans niets anders dan me opwinden. En dan zie ik dat hij huilt. De tranen biggelen over zijn wangen en dan weet ik dat dat niet slechts van de pijn is. Hij is er, hij doet boete, hij heeft spijt, hij heeft berouw. Tijd dus voor de finale. Maar zoals gezegd gaat die tijgerbalsem wel door en dus moet ik die erin bouwen. Maar dat is simpel natuurlijk. “Ruk je af. Kniel voor me en ruk je af als het nare jongetje dat je bent. En wees dankbaar dat ik je niet verbied tot onze volgende ontmoeting klaar te komen.” Geen idee of hij dit zal kunnen met die enorm pijnlijke piemel. Maar dat zie ik vanzelf....... En zoals altijd mag hij na afloop mijn voeten en mijn anus kussen (mijn absolute beloning, daar kick ik echt hevig op) en zich daarna gaan wassen en aankleden. En als hij dan terugkomt ben ik weg en lijkt het of er niets is gebeurd. Ware het niet dat zijn hoofd weer helder is en hij er weer vol tegenaan kan. En zoals elke keer kom ik weer terug in de cabine en doet ieder of ik alleen maar even twee minuten naar het toilet ben geweest. En tegen dat ik zit ben ik alweer bijna mijn gewone ik. Een beetje shaky nog, want adrenaline is niet onmiddellijk uit je bloedbaan verdwenen. Maar wel ben ik in niets meer de Vrouw die ik net nog was maar alweer bijna mijn eigen individuutje van altijd, alweer bezig ook met mijn gewone taken. Nauwgezet en serieus, zoals het betaamt. En zoals elke keer zal ik weer tienduizend dollar loonsverhoging krijgen (per jaar, dat wel). Ik zei het al: hij weet talent te waarderen en aan zich te binden Maar net als de rest gaat ook dat geld gewoon naar mijn spaarrekening, want kosten heb ik zoals gezegd niet of nauwelijks. Heb ik al gezegd dat ik de absolute wereldbaan heb? © Janneman augustus 2009
Fantasie is belangrijker dan kennis - Albert Einstein
|
|
joy
Beginnend lid Inlognaam: njoy
Bericht Nummer: 83 Aangemeld: 09-2005
Beoordeling: nog geen Stemmen: 0 (Waardeer!) | Gepost op zaterdag 12 september 2009 - 09:59 am: |
|
verdiende loon? |
Oh jee Janneman, Nou ben ik helemaal geen FemDomfan, maar toch maakt dit verhaal op de een of andere manier iets bij me los. Ik denk dat het is omdat ik daar moeiteloos een Donald Trump of een inhalige bankdirecteur met vette bonussen in zijn eigen Lear Jet zie rondkruipen, en ik stiekem vind dat die terecht wordt bestraft. Nog erger is het volgende. Ik ben volledig sub, heb normaal gesproken geen enkele dominante neiging. Maar het idee om zo'n machtig man te reduceren tot een kruipend stukje vod en die heerlijk te kunnen afrossen en vernederen, dat lijkt me dan wel weer ontzettend geil! Mocht Donald Trump zich onder ons lezerspubliek bevinden, dan houd ik me aanbevolen voor een dergelijke baan. Ik hoef er zelfs niet voor betaald te worden, het 'werk' zelf lijkt me beloning genoeg. Oftewel Janneman: we zijn het al van je gewend maar wederom heb je hier een geweldig verhaal neergezet! Dank je wel. kusje Joy
Door mezelf te geven ben ik niets, en juist daardoor toch alles...
| |
Janneman
Oppasser
Bericht Nummer: 409 Aangemeld: 03-2004
Beoordeling: nog geen Stemmen: 0 (Waardeer!) | Gepost op zaterdag 12 september 2009 - 11:14 am: |
|
Merkwaardig |
He Joy, Dat is nou toch merkwaardig. Bij het schrijven had ik geen gezicht, maar als ik me een tycoon voorstel kom ik ook op Trump. Vervelend rijk, keihard, vast veel te boeten en met zijn uiterlijk (vooral die kuif, die volgens mij net zo echt is als die van Gerard Joling) zou zelfs ik hem er wel eens van lang willen geven. Maar gratis? Welnee, de straf dat hij je nog rijkelijk ervoor moet belonen ook is hier de kers op de appelmoes. Overigens, dank voor je lof. Maar eigenlijk ben ik een soort Jomanda. Ik geef alleen maar door wat ik aangereikt krijg. Wel met genoegen, dat wel. Janneman [Mooi Mondriaantje trouwens. In dat formaat kan ik hem misschien nog wel betalen. Kost ie?]
Fantasie is belangrijker dan kennis - Albert Einstein
| |
Devils
Beginnend lid Inlognaam: craxy
Bericht Nummer: 6 Aangemeld: 10-2010
Beoordeling: nog geen Stemmen: 0 (Waardeer!) | Gepost op zaterdag 30 oktober 2010 - 05:22 pm: |
|
meeslepend |
al weer zo een goed verhaal ben nooit uitgelezen je schrijft zo prettig ik blijf je verhalen lezen heerlijk om te lezen echt alweer een goed verhaal compliment
|
Janneman
Oppasser
Bericht Nummer: 446 Aangemeld: 03-2004
Beoordeling: nog geen Stemmen: 0 (Waardeer!) | Gepost op zondag 31 oktober 2010 - 08:35 pm: |
|
Devils |
Nou Devils, ik reageer maar even hier. Kom net terug van een lang weekend Brugge, vind ik liefst VIER loftuitingen van jou in mijn mailbox. Dank voor de enthousiaste reactie! Ik schrijf met genoegen, maar als iemand anders het ook mooi vindt dan verdubbelt de pret. Dank je. Janneman
Fantasie is belangrijker dan kennis - Albert Einstein
| |
|