Verzet
waarin duidelijk wordt dat verzet tot meerdere acties leidt
MARISKA 5. Verzet Vrouwen waren niet solidair, had Ed gezegd. Als Ed gelijk had, dacht Mariska, dan lag het voor de hand wat er moest gebeuren. De vrouwen moesten zich aaneensluiten, zich samen sterk maken. Laten zien dat ze dat wèl konden. Ze besefte maar al te goed dat het geen eenvoudige zaak zou zijn het vrouwenverzet te organiseren, vooral omdat het in het geheim zou moeten gebeuren. Er was bijvoorbeeld alleen al de praktische moeilijkheid, hoe ze met andere meisjes in contact moest komen zonder dat hun beschermers het merkten en zonder dat Ed het merkte. Trouwens: met wie? De kans dat een meisje de boel zou verraden was levensgroot aanwezig. Als de mannen het merkten, zouden ze weer stuk voor stuk worden gestraft. Maar ... één aanknopingspunt had ze. Er moest minstens één docente rondlopen die niet was ingewijd. Die zou, zonder op te vallen, privé-gesprekken met de meisjes kunnen hebben. Als ze maar wist wie. Maar wacht nou, zó moeilijk kon het toch niet zijn om daar achter te komen. Immers: waarom niet ingewijd? Misschien omdat ze haar niet aankonden? Dus: een haaibaai, waarschijnlijk al wat ouder. In die richting kon ze wel eens gaan zoeken. In gedachten ging ze de docentes na die ze kende. Op het eerste gezicht kwamen er maar twee in aanmerking, maar die kende ze geen van beide goed genoeg en een vergissing kon ze zich niet permitteren. Ze zou college bij hen moeten lopen en ook bij een paar docentes die ze nog niet kende. Tegen Ed kon ze zeggen dat haar eigen studie haar voldoende tijd liet om wat breder rond te neuzen. Dat was trouwens waar. Ze had een heldere kop en het studeren ging haar vlot af. Na een paar weken was Mariska vrij zeker van haar zaak. Het was moeilijk geweest, want de hoop dat de kleding van de docentes een aanwijzing zou geven was ijdel gebleken. Geen enkele van de docentes droeg een broek. Toch werden de docentes kennelijk coulanter behandeld dan de studentes, want voor zover ze kon zien droegen ze allemaal een beha. Degene op wie Mariska de gok durfde wagen, was de oudste van de docentes Frans, mevrouw E. de Ridder. Nu kwam het er dus op aan, haar op een onopvallende manier te spreken te krijgen. Haar spreekuur viel helaas af, want op die tijd had Ed vrij. ***** Diezelfde week vond er ‘s avonds in de kantine een incident plaats. Ed zat aan de bar en Mariska stond te praten met een paar meisjes, toen ze ineens een jongenshand op haar been voelde. De hand kroop tussen haar dijen omhoog en begerige vingers kropen door de opening van haar slipje en streelden haar clitje. Mariska kneep haar dijen bij elkaar, draaide zich een kwartslag teneinde zich van de hand te ontdoen en gaf de eigenaar ervan een knallende oorvijg. Ze voelde hoe iedereen om haar heen de adem inhield. De jongen richtte zich dreigend op. De meisjes met wie Mariska had staan praten, weken achteruit en in een oogwenk was ze omringd door kwaad kijkende jongens. De meisjes werden nog verder opzij geduwd; geen van hen deed een poging Mariska te helpen. Ze wilde weglopen, maar de jongens hielden haar tegen. De jongen die ze een klap had gegeven keek haar strak aan. Ze sloeg haar ogen niet neer. “Even voorstellen: Mijn naam is Thijs. Wie ben jij?” “Dat gaat je geen barst aan!” Thijs kneep zijn ogen tot spleetjes. “Wie is je beschermer?” Het antwoord werd Mariska bespaard, want Ed had gezien dat er iets aan de hand was en kwam snel aanlopen. Hij drong zich tussen de jongens door en sloeg zijn arm om Mariska heen. “Wat gebeurt hier?” “Ze heeft me geslagen en ze wil haar naam niet zeggen,” antwoordde Thijs in haar plaats. Hij stak zijn hand uit: “Thijs.” Ed drukte zijn hand. “Ik ben Ed en dit is Mariska. Geslágen, zei je?” “Ja, want hij zat met zijn fikken in mijn kruis,” zei Mariska fel. “Nou èn ..?” vond Thijs. Ed fronste zijn voorhoofd. “Vertel eens precies wat er gebeurde, Mariska.” “Nou, die gozer legde zijn hand op mijn dij en stak zijn vingers in mijn je-weet-wel en toen heb ik hem natuurlijk een oplawaai verkocht. Toen stelde hij zich voor en vroeg hoe ik heette, maar dat gaat hem toch zeker geen barst aan!” “Zie je wel, ze geeft het toe,” zei Thijs. Ed schudde bezorgd zijn hoofd. “Dommerd. Als ik jou was, Mariska, zou ik maar gauw mijn excuses aanbieden. Dan kunnen we de zaak misschien nog sussen.” “Wat?! Ben je nou helemaal be ...?!” “Ik eis genoegdoening,” zei Thijs. “Je kan de pot op,” zei Mariska, trillend van woede. Thijs keurde haar geen blik meer waardig. “Van welk huis zijn jullie?” vroeg hij aan Ed. “Van Orion.” “Ik van Grote Beer. Je begrijpt dat ik het er niet bij laat zitten. Jullie horen nog wel van me.” Ed maakte een bevelend gebaar met zijn hoofd en trok Mariska mee. Nog steeds woedend, met grote stappen, liep ze naast hem. Ed zei geen woord. Ze stampte Orion binnen. Pas op haar kamer ontspande ze wat. Ze wierp zich op haar bed. Hoofdschuddend, maar in zijn hart trots, keek Ed op haar neer. “Je hebt je vies in de nesten gewerkt, liefste. Het zal wel een aanklacht wegens verzet en brutaliteit worden.” “Moet ik dan soms elke willekeurige hufter in mijn kut laten rondwroeten? En jij helpt me niet eens. Jij verraadt alles; mijn naam bijvoorbeeld. Mooie beschermer ben jij!” Ed werd rood, maar ging er niet op in. “Het beroerde is, dat je berecht zult worden door de Raad van Grote Beer, niet door onze eigen Raad. Ik moet jou verdedigen en jij mag niets zeggen.” “Zo bezopen heb ik het nog nooit gehoord!” “Zo zijn de regels nu eenmaal.” “Je denkt toch zeker niet dat ik ga?” “Je hebt geen keus. We moeten eerst maar eens afwachten. Ik ken die Thijs niet. Misschien vergeet-ie het, maar eerlijk gezegd leek-ie me nogal doordouwerig. Als er een aanklacht komt, krijg ik, niet jij, te horen dat je wordt ontboden en dan is het mijn verantwoordelijkheid dat je keurig op tijd verschijnt. Naakt.” “Ed, jullie zijn geschift. Je moet echt niet denken dat ik het erbij laat zitten.” Ed kleedde zich uit en kwam naast haar liggen. Ze liet zich zonder verzet opschuiven. Hij begon haar rok uit te trekken. “Ik zou wel uitkijken tegen wie je dat soort dingen zegt, Maris. Voor je het weet geven ze jou de schuld als er meisjes weerspannig worden. Gelukkig voor jou ben ik geen verrader.” Hij trok haar bloes uit. “Nee, je bent lief, Eddie. Troost me eens.” Hij trok haar broekje uit en klemde haar strak tegen zich aan. Zijn apparaat werd stijf. “Wil je vrijen, liefste?” “Misschien, straks. Wil je eerst een hele poos alleen maar tegen me aan liggen? Ik wil jouw lijf voelen.” “Goed, schat.” ***** “Het is nog erger dan ik al dacht,” zei Ed: “Hier, lees maar.” De brief was aan Ed gericht. “Dagvaarding,” stond er boven. De tekst luidde: De Raad van Grote Beer roept u op, woensdagavond a.s. om 10.00 uur te verschijnen met verdachte, uw beschermelinge, genaamd Mariska. De aanklacht bestaat uit drie punten: 1.Verzet: dijen sluiten en naam niet noemen. 2.Brutaliteit: “dat gaat je geen barst aan,” en “je kan de pot op.” 3.Geweldpleging: klap tegen wang. Ziedend scheurde Mariska de brief in snippers en smeet hem in de prullemand. “Je denkt toch niet dat ik ga, hè?” Ed zuchtte. “Wees redelijk, Maris. Per slot van rekening wàs je fout. Door zo opstandig te blijven, maak je het alleen maar erger voor jezelf.” “Redelijk, redelijk,” bauwde ze hem na: “Ik spuug op die mannen-redelijkheid van jullie!” “Spuug maar, liefste, als dat je goed doet, maar probeer alsjeblieft even naar me te luisteren. Als jij niet gaat, komen ze je halen. Dan word je gestraft wegens verzet tegen de Raad èn voor belediging van de Raad, namelijk te laat komen. Weet je welke straffen daarop staan? Naakt aan het kruis en geseling in het openbaar op je tieten en je buik. Voorts loop je nog een fikse kans op een douw wegens ‘opstandige mentaliteit’, dat wil zeggen dat je naakt of bijna naakt college moet lopen. Die kans loop je trouwens toch al. Heus, tegen het Genootschap begin je niks.” “Toch laat ik het er niet bij zitten,” zei Mariska. “Je doet maar wat je niet laten kan, maar je gaat wèl met mij mee naar die rechtszitting.” ***** Mevrouw De Ridder, de docente Frans, werd na college even opgehouden door een meisje en haar beschermer, die iets kwamen vragen, en Mariska treuzelde om de laatste te zijn. “Zou ik u alstublieft even op uw kamer mogen spreken?” vroeg ze. Mevrouw De Ridder pakte een boek om dat in haar tas te steken. “Kom maar op mijn spreekuur.” De moed zonk Mariska bijna in de schoenen, want nu moest ze meteen al de sprong in het diepe wagen. “Mevrouw, alstublieft, mijn beschermer mag het niet weten.” De hand met het boek hing even doodstil in de lucht. “Goed, loop maar mee.” Mariska had kunnen juichen, maar ze bleef praktisch. “Mag ik over een kwartier komen? Ik loop liever niet mee.” De ogen in het norse gezicht van mevrouw De Ridder ontmoetten even die van Mariska. “Goed,” zei ze zacht. Mariska voelde zich ponden lichter. Haaibaai, nors gezicht, allemaal tot je dienst, maar die vrouw had lieve ogen. Wijze ogen. Maar tegelijk viel Mariska nog iets anders op: de donkere kringen van vermoeidheid rond die ogen. “Vertel maar eens wat je op je hart hebt,” zei mevrouw De Ridder. Mariska bleef voorzichtig. “Ik ben naar u toe gekomen, omdat ik geloof dat u niet bent ingewijd. Klopt dat?” “Ja, dat klopt, maar ik ben zeer nieuwsgierig hoe je daar achter bent gekomen. Het Genootschap houdt het geheim en zelf loop ik er ook niet mee te koop.” Mariska vertelde. Over haar inwijding, over de veroordeling die haar boven het hoofd hing, over Ed en zijn theorie, over haar vragen en zijn antwoorden. “Het belangrijkste was dat er minstens één vrije docente moest rondl ... uh ... bestaan. Daarna was het niet zo vreselijk moeilijk meer.” Mevrouw De Ridder had plezier om haar detective-gaven. “Vrouwen als jij en ik kunnen die kerels toch met gemak aan,” zei ze. “Maar alleen als we samenwerken,” zei Mariska. “Een waar woord, kind. Eerst heb ik dat gedoe niet serieus genomen en tot nu toe hebben ze me niets durven doen. Daar voelden ze zich niet sterk genoeg voor, haha, maar langzamerhand isoleren ze me. Eerst vond ik het niet de moeite waard om er met andere vrouwen over te praten en nu is het te laat. In meer dan één opzicht.” Ze aarzelde even, maar nam kennelijk een besluit. “Ik ben namelijk ziek, weet je. Ik heb niet zo lang meer te leven. Ik vertel je dit in vertrouwen; niet iedereen hoeft het te weten. Ik wil alleen aangeven dat je dus niet te veel van me kunt verwachten.” “Wat vreselijk!,” wist Mariska uit te brengen. “De Rector weet ook dat ik ziek ben,” ging mevrouw de Ridder door: “Daarom vindt hij het niet meer de moeite waard om mij ‘in te wijden’.” “De Rector?” “Ja, die is zelf voorzitter van de Campus-raad. Wist je dat niet? Ach nee, zulke dingen mogen jullie niet weten van de mannen.” “Ed wist het zelf niet eens!” “Hm, dan vraag ik me eens te meer af hoe hij weet dat ik niet ingewijd ben.” “Ik weet niet of hij het weet. Hij maakte de indruk alsof, maar hij zou natuurlijk best de verkeerde op het oog kunnen hebben.” “Als ik jou was zou ik Ed niet onderschatten. Ik ken hem wel. Als je verder gaat, zul je hem nog vaak genoeg om de tuin moeten leiden, denk ik zo. Is hij niet toevallig zelf de leider van Orion?” “Nee.” Het plan dat ze samen uitdokterden was heel eenvoudig. Ze zouden allebei hun ogen goed open houden en speciaal de meisjes die Frans studeerden, goed observeren. Het ging erom de meisjes te vinden die er kennelijk moeite mee hadden om onderdanig te zijn. Mevrouw De Ridder zou die meisjes uitnodigen voor een gesprek, zogenaamd over hun studieplanning en hun vorderingen, en ze voorzichtig aan het praten zien te krijgen. Als ze wilden meewerken, moesten ze proberen in elk studentenhuis een geheim vrouwengroepje, een “cel,” te vormen. “Als ik jou was, zou ik daar in Orion nog even mee wachten,” raadde mevrouw De Ridder aan: “Eerst maar eens kijken of we bondgenoten kunnen vinden. Vergeet niet, dat Ed voor een flink stuk gelijk heeft met zijn mening over vrouwen.” Het was een goed begin, maar Mariska besefte heel goed, dat ze er praktisch alleen voorstond. Mevrouw De Ridder wilde wel meewerken met het initiatief, maar kon geen voortrekkersrol vervullen. Als er een begin van organisatie was, zou ze zich terugtrekken.
mijn eigen uitgeverij: Erobird
|