Een waarlijk echte mevrouw
een echte mevrouw ... uit een ver verleden
In feite kende ik Juliette van Gravendeel, in tegenstelling tot haar man, alleen oppervlakkig. Mevrouw van Gravendeel, moet ik zeggen, want onder haar voornaam werd ik nooit aan haar voorgesteld. Ze vormde een adembenemende verschijning, slank en rijzig, en men zag haar haar 35 jaren niet af. Altijd ging zij verzorgd gekleed, duidelijk chique zelfs, en was gewend zich te begeven in de hoogste Haagse kringen. Kringen waar ze niet alleen dankzij haar mans functie op het ministerie van Binnenlandse Zaken in verkeerde, maar waar ze ook door de verscheidene sociale funkties die ze zelf vervulde een graag geziene gaste was. Meer zonder dan met haar man frequenteerde ze de diverse party's, soirees, buffetten, diners, die zo gebruikelijk zijn in het kleine Haagse wereldje van diplomaten en zakenleven. Kortom, ze was een vrouw die zich niet alleen uitstekend thuis voelde in de Haagse society, maar daar in belangrijke mate deel van uitmaakte. Maar zoals gezegd kende ik haar alleen van gezicht. Niet vreemd overigens, want zelf voel ik me in het geheel niet thuis in die wereld van woorden zonder inhoud. Haar man kende ik echter uitstekend en al vele jaren. We waren sinds de universiteit, waar hij rechten studeerde en ik psychologie, getuige geweest van elkaars loopbaan, die hem tot topambtenaar en mij tot directeur van het Instituut had gemaakt. En al die jaren hadden we met name één aspect gemeenschappelijk gehad en met veel succes met elkaar gedeeld: onze interesse in vrouwen en onze onverzadigbare lust hen te onderwerpen. Nicolaas had niet alleen aan de wieg gestaan van mijn Instituut, hij had er ook wezenlijke bijdragen aan geleverd, die niet enkel op het juridische en financiële terrein gelegen waren. Naast een graag en veelvuldig geziene gast in ons klein theatertje, speelde hij met liefde, indien gewenst, de rol van droogstoppelige en kleinburgerlijke advocaat. Advocaat van de duivel, want zo zag hij zich zelf het liefst. Het verbaasde me dan ook zeer toen ik een jaar of drie geleden hoorde dat hij ging trouwen. Dat trouwen op zich was al iets om je over te verwonderen, want aan vrouwen had hij bepaald geen gebrek, en nooit genoeg gehad, scheen het vaak. Maar het meest merkwaardige was het met wíe hij van plan was te trouwen. Het was een vrouw, waarvan niemand van ons ooit gehoord had en die duidelijk niet afkomstig was uit de wereld waar hij zijn vrouwen normaliter vond. En een vrouw die ook niet gauw met die wereld in aanmerking zou willen komen. Een vrouw uit de duidelijk 'betere' kringen, met een druk sociaal leven, verkerend in de 'andere' wereld waar mijn vriend zich beroepsmatig in bevond. Een verstandshuwelijk, vroeg ik hem, ten behoeve van je verdere ambtelijke loopbaan? Hij glimlachte een ontkenning. “Ik kan je verbazing begrijpen. Natuurlijk zal het mijn loopbaan alleen maar goed doen. Maar dat is niet het voornaamste. Je zult het misschien niet willen geloven, maar ik ben echt verliefd op haar. En zo heel veel anders is ze nou ook weer niet dan al mijn vorige vrouwen, behalve dan natuurlijk dat ik op háár echt gek ben. Ik weet het, uiterlijk leidt ze een totaal anders leven. Maar ik weet dat ze ook dat lijdzame, vol van overgave heeft wat mij mijn hele leven al zo in vrouwen aantrekt. Ik weet niet hoe ze zich aan mij zal onderwerpen, wel dàt ze zich, seksueel, aan mij zal overgeven.” “Wacht maar, je leert haar nog wel eens kennen,” besloot hij geheimzinnig lachend, wat klaarblijkelijk niet alleen op mijn persoon sloeg, maar ook op mijn Instituut. En nu was die dag dan eindelijk aangebroken. Twee weken geleden had hij me uitgenodigd op een privé etentje op zijn exclusieve en besloten club, waar de naakte en halfnaakte bediening van het vrouwelijk personeel slechts een onbelangrijk detail vormde van haar totale dienstverlening aan leden en genodigden. Hij vertelde mij dat eindelijk het moment was aangebroken om Juliette definitief aan zich te onderwerpen. Niet dat hij niet reeds vorderingen met haar seksuele gehoorzaamheid had gemaakt. Ze had zich daarin een goede en gretige leerling getoond. Het was haar niets liever dan aan al zijn seksuele wensen in bed te gehoorzamen. En die waren nog net zo uitgesproken als weleer. Maar daar lag meteen ook de beperking: het bed, de slaapkamer. Tot seksuele activiteiten daarbuiten had hij haar nog nooit weten te verleiden. Buiten het bed, zolang zij, keurig en mondain als altijd, gekleed was, bleef zij de kuise, wereldse vrouw. Ook zijn pogingen om aan dat keurige van haar kleding wat te veranderen, om haar te verleiden voortijds haar slipje uit te trekken, of om zelfs maar met zijn hand binnen haar kleding te sluipen, liepen steevast op niets uit. Niet dat hij daar nu zo vreselijk veel moeite toe gedaan had. Nee, in tegendeel zelfs, hij verkoos het om in één keer die barrière te nemen, om haar zo voor goed tot zijn seksuele slavin te maken. Als werktuig had hij mij voor ogen: degene in wie hij, ook op seksueel gebied, een onvoorwaardelijk vertrouwen had. En dat moment was nu aangekomen. Twee redenen had hij. Ten eerste de zekerheid dat zij zich seksueel nu volledig aan hem wilde onderwerpen. En ten tweede de volmaakte aanleiding. Heel subtiel had hij haar in contact gebracht met een jonge ondergeschikte van hem. Hem had hij zover gekregen Juliette te verleiden, zij zover dat ze op zijn avances in was gegaan. Over enkele dagen zou hij het zo weten te arrangeren dat ze zijn uitnodiging zou accepteren om, na een avondje opera, nog een kopje koffie bij hem thuis te drinken. Mocht het hem dan niet lukken haar enigszins uit de kleren te krijgen, dan zou een gevallen glas wijn, over haar toch al vrij blote avondjurk, dat toch zeker bewerkstelligen. Al hun bewegingen gadeslaand, zou hij op dat moment binnen komen stormen, met een vakkundig voorbereid excuus. Om zich met enige gemompelde verontschuldigingen meteen weer te verwijderen. Hij zou haar dan bij haar thuiskomst in geval van berouw, waar hij zonder meer van uitging, geen gelegenheid tot verontschuldigen geven en haar slechts één alternatief laten. Dat alternatief zou de opdracht zijn om zich te vervoegen bij mijn instituut, voor de gelegenheid en het extra dramatische effect omgedoopt tot Kostschool voor Moeilijk Opvoedbare Meisjes (in de wandelgangen: 'voor moeilijke meisjes'). Hij kende als geen ander het beleid van het Instituut en wist dat zijn voorstel volledig afweek van de gebruikelijke procedures. Maar hij wist ook dat het wèl bij de geest van het Instituut aansloot en ik hem net zo kon vertrouwen als hij mij. Zo wist ik dat ik erop aankon dat zijn plannen met Juliette ook uiteindelijk haar volledige instemming zouden hebben. En dat wat in eerste instantie leek op een louter als straf bedoelde behandeling bedoeld was als opleiding èn eerste aanzet tot het maken van een verder disciplinair plan. Daarom aarzelde ik niet om hem de hand te schudden ter bezegeling van onze afspraken. In spanning wachtte ik de daarop volgende dagen op zijn telefoontje. Toen het kwam zorgde ik snel dat het naambordje verwisseld werd en alles en iedereen goed voorbereid was op deze straf der straffen. Het was uiteindelijk vier uur toen mevrouw van Gravendeel aanbelde. Ze werd opengedaan door Mary-Beth, voor de gelegenheid conform het naambordje zo gekapt en opgemaakt dat ze nog jonger aandeed dan normaal, en men haar, zeker met het kostschooluniform dat ze droeg, niet ouder gaf dan een jaar of vijftien. Gedienstig verzocht ze mevrouw haar te willen volgen. En mevrouw volgde haar gedwee, geïmponeerd door de stijlvolle inrichting van de statige en immense hal met staatsietrap, die ze allerminst verwacht had in een meisjesinternaat. Chen't-ian bracht haar naar mijn privé vertrekken op de eerste etage, waar ik haar opwachtte in mijn sobere studeerkamer, achter het bureau gezeten. Na haar formeel de hand te hebben geschud verzocht ik haar plaats te nemen op de enige resterende stoel voor het bureau. Ze overhandigde mij een brief en hoewel ik de inhoud reeds kende las ik hem aandachtig. Vervolgens vroeg ik haar of ze van de inhoud op de hoogte was. Ze knikte instemmend. “Desalniettemin zal ik hem voor u voorlezen, zodat u volledig op de hoogte bent en kunt instemmen met al zijn implicaties.” “Geachte heer Swierstra, De bezorger van deze brief is mijn echtgenote, mevrouw van Gravendeel-Waardenburg. Ik, en mijn vrouw, zijn u bijzonder erkentelijk voor het feit dat u haar hebt willen ontvangen. Gezien het feit dat ik u reeds meermalen heb mogen leren kennen als een zeer consciëntieus en betrouwbaar persoon, en gezien uw buitengewone reputatie als directeur voor de Kostschool voor Moeilijk Opvoedbare Meisjes, richt ik mij tot u met het volgende voor mij bijzonder pijnlijke probleem. Afgelopen avond was ik in de beschamende positie om geheel onverwachts mijn echtgenote grotendeels ontkleed aan te treffen in de woning van één mijner onderschikten terwijl zij in aanwezigheid was van deze ondergeschikte. Na mij snel te hebben verwijderd van dit onverkwikkelijke toneel, besloot ik mijn echtgenote voor te stellen, als boetedoening voor haar schandelijk gedrag, haar aan u, als zijnde de grote deskundige in het toedienen van disciplinaire maatregelen, over te dragen om enige noodzakelijke maatregelen te willen nemen. Ik vertrouw erop dat u mevrouw van Gravendeel-Waardenburg daarbij een door u passend geachte straf zult willen toedienen, in acht nemend de door haar gepleegde daden, die door haar en mijzelf als bijzonder en ongekend ernstig worden ervaren, en in het bijzonder in acht nemend het buitengewoon onbetamelijke karakter van deze daden, zodat zij ten volle het onzedelijke van haar gedragingen zal kunnen ervaren. Moge uw rijke ervaring als directeur de Kostschool voor Moeilijk Opvoedbare Meisjes u hierbij tot inspiratie kunnen dienen. Voor het vorm geven en uitvoeren van deze bestraffing verlaat ik mij geheel op uw inzicht en geef u hierbij, mede namens mijn vrouw, een volstrekte volmacht in deze, alsmede in de aard, strengheid en duur van de door u juist geachte bestraffing. Lest mij hierbij u te zeggen dat ik mijn vrouw heb opgedragen jegens u een volstrekte gehoorzaamheid te betrachten en indien zij in deze in gebreke mocht blijven, in welke vorm dan ook, elke bestraffing die u haar daardoor oplegt in gewilligheid te zullen accepteren. Er op vertrouwend dat u mijn vrouw een dermate gestrenge en gepaste straf zal weten te geven dat zij gelouterd en gezuiverd weer in de moederschoot van het gezin zal kunnen terugkeren, groet ik u, Met de meeste hoogachting, mr. N.C. van Gravendeel. Ik keek haar strak aan en dwong haar met mijn blik de ogen van haar schoot af te wenden en mij aan te kijken. “U bent volkomen doordrongen van de ernst van de zaak?”, vroeg ik haar. Ze knikte geluidloos. “En u kunt volledig instemmen met de inhoud van deze brief?” Weer knikte ze. “Ik verzoek u dit volmondig te bevestigen.” Ze aarzelde enige tijd, en sprak toen met zachte stem: “Ik realiseer me ten volle wat mijn man u verzoekt, en ik stem volledig met zijn verzoek in.” “Dan verzoek ik u de brief mede te ondertekenen.” Waarop ik het schrijven van haar man naar haar toeschoof en haar een pen aanreikte. Ze boog zich voorover en tekende zonder aarzelen en zonder de brief gelezen te hebben. Ze rechtte haar rug en keek me aan, nu zonder haar blik eerst te laten afdwalen naar haar schoot. Ik zag dat ze moeite had zich te beheersen, moeite om stil te wachten op dat wat onvermijdelijk komen ging. Wetend waar ze zich toe bereid had verklaard. Onwetend in welke vorm dat zou gaan geschieden. Ik bleef haar recht in de ogen kijken, geruime tijd, genietend van het eerste moment van overgave. Toen verbrak ik de stilte en verzocht haar te gaan staan. Aan welk verzoek ze zwijgend gehoor gaf. Nu pas kreeg ik ruim gelegenheid haar goed te observeren. Nadrukkelijk en uiterst langzaam liet ik mijn ogen over haar lichaam glijden, niet alleen over de kleren die ze droeg, maar ook naar wat ik daaronder vermoedde. Ze was gekleed in een lichtblauw mantelpakje, met daaronder een witte kanten bloes en bijbehorende lichtblauwe strakke rok. Ze droeg zwarte zijden nylons en zwarte pumps met naaldhakken. Haar handen waren verborgen onder witte glacé's en haar bloes werd gesierd met een paarlen collier en een eveneens paarlen broche. Haar haar was zorgvuldig gekapt en droeg een eveneens bijbehorende broche. Haar kleding was niet alleen zeer verzorgd, zonder een vlekje, zonder één valse plooi, maar maakte haar, ondanks de chique, en waarschijnlijk door zijn eenvoud, bijzonder aantrekkelijk. Wat andere vrouwen tot een tut gemaakt zou hebben, veranderde haar in een, weliswaar gedistingeerde, sensuele vrouw, waar mannen op straat hun hoofden voor omdraaiden, verzuchtend dat zij voor hen onbereikbaar was. Zo liet ik haar minstens tien minuten staan, zonder mijn vorsende ogen van haar af te wenden. Als ze al de neiging had haar houding te veranderen of zenuwachtig met haar voeten te schuifelen, onderdrukte ze deze uitstekend. Net zoals ik haar zonder onderbreking aankeek, zo liet zij zich uiterlijk onaangedaan, maar ongetwijfeld gelaten, visueel door mij onderzoeken. En toen ik sprak was het niet om dat onderzoek te beëindigen, maar om het aan haar achterzijde te vervolgen. “Zoudt u zich willen omdraaien, mevrouw?” Lijdzaam draaide ze zich om om mij haar rugzijde te tonen. Haar armen liet ze nu langs haar lichaam, en kaarsrecht, met geheven hoofd, ongetwijfeld opgelucht dat ze mij niet meer hoefde aan te kijken, bleef ze onbeweeglijk staan. Het sensuele beeld van de onbereikbare vrouw bleef bevestigd. Haar middel vroeg er evenwel om omvat te worden, haar billen om gestreeld te worden, haar kuiten om gekust te worden. Onmogelijk echter, ze was onbereikbaar voor een ieder behalve hem aan wie ze zich gegeven had. Genietend van die beelden en de gedachte haar ondanks alles weldra te kunnen bezitten bleef ik haar in me opnemen. De stilte was volkomen en mijn volgende woorden, hoe zacht en vriendelijk ook gesproken, hadden op haar het effect van een pistoolschot. Ik zag haar lichaam verstarren en al haar spieren doen aanspannen. Toch verroerde ze zich niet en heel langzaam ontspande ze zich weer. Om haar handen mijn verzoek te laten uitvoeren. Langzaam tilde ze haar rok van achteren omhoog. Haar benen, gestileerd door de naad van haar kousen, werden steeds meer zichtbaar. Maar lieten mij de vraag of ze zouden eindigen in een panty, jarretel, dan wel kousenbanden. “Hoger, veel hoger,” verzocht ik haar daarom vriendelijk maar dwingend. Langzaam, alsof zij zich bewust was van de erotische werking van die trage beweging, maar in werkelijkheid ongetwijfeld uit aarzeling en schaamte, tilde zij haar rok verder naar boven. Om mij de bandjes van een zwarte jarretel te onthullen. Weer bleef zij echter steken, en moest ik raden naar haar slipje en de vorm van jarretel. Wat ik me niet liet doen. Nog steeds uiterst beleefd, maar toch met al een wat scherpe klank in mijn stem eiste ik van haar door te gaan, om mij nu alles te onthullen. Alsof dat bevel haar tot overgave dwong, bewogen haar handen nu in snel tempo omhoog en haar hoofd omlaag. Mijn daarop volgend verzoek haar benen licht te spreiden veroorzaakte dan ook geen verzet en werd onmiddellijk opgevolgd. Het speet mij dat ik haar gezicht niet zien kon, want ik vermoedde door haar geslagen houding het begin van een traan. Of zouden die nog veel langer op zich laten wachten? Gelegenheid om daar over na te denken had ik niet, want hetgeen ze nu onthuld had, was meer dan genoeg om me aan te verlustigen. Ze droeg een smal en hoog opgesneden glanzend zwart slipje, welke een mooi lijnenspel vormde met de ronde bogen van haar zwarte strakke jarretel. Haar billen waren stevig, met een bekoorlijke bolling en staken verleidelijk naar achter. Ach, ik hou zo van dit beeld van een vrouw. Hooggehakte schoenen, de lijn van haar hoge zwarte naaldhakken, doorgaand in de lijn van haar kousen, eindigend bij de bogen van slip en jarretel, omrand door de stof van haar rok, gedienstig voor mij opgehouden. Ik zucht verheerlijkt en liet mij genotzuchtig achterover vallen in mijn stoel. En nam de tijd, zeeën van tijd, om te genieten. En naarmate ik langer genoot, zag ik haar zelfvertrouwen terugkomen en haar hoofd zich weer rechten. Ik liet haar nog maar wat zo. Ze zou spoedig genoeg meer moeten lijden dan ze voor mogelijk hield, en dat beeld van haar, mevrouw van Gravendeel-Waardenburg, die zich zo met haar rok hoog geheven en haar benen licht gespreid liet bewonderen, was iets waar ik maar niet genoeg van kon krijgen. “Zou u zo vriendelijk willen zijn uw slip te verwijderen, mevrouw.” Zij wist dat het komen zou, u wist dat het komen zou, en toch was het weer die heerlijke ervaring onverwachts deze woorden uit te spreken. En haar reactie te zien. Weer die verstijving en verstrakking van haar spieren. De paniek nu ook. Niet wetend wat te doen. Haar handen die de rok wilden laten vallen, maar dat toch niet durfden, haar hoofd dat bijna achterom keek, maar zich net bijtijds bedacht, toen pas de schaamte toen ze zich werkelijk realiseerde wat ik haar vroeg, haar vingers die nu krachteloos de stof loslieten. De rok die weer over haar billen terugviel en stil heen en weer bewoog tot hij in rust was, om de handen te ontvangen die nu pas langszij vielen. Haar hoofd dat zij weer gebogen had -hoorde ik haar nu zacht snikken- toch de benen nog steeds licht gespreid op hun plaats. Zou ik mijn verzoek moeten herhalen. Zou ik het dan scherp herhalen en wanneer? Nee, herhalen hoefde ik het niet. Want hoewel de tijd na het vallen van haar rok eindeloos leek, nam ze toch zelf het besluit mijn verzoek uit te voeren. Als in slow motion bewogen haar handen zich onder haar rok, om stil te houden, en stil te blijven bij haar taille. De eerste centimeters op de weg terug verliepen eveneens uiterst traag, maar toen -naar ik vermoed- haar slipje loskwam van haar billen, vervolgden ze hun weg naar beneden in een veel normaler tempo. Bij het zichtbaar worden van haar slip, ging ze door haar knieën, en zonder haar spreidstand te wijzigen, haalde ze het onder haar voeten door. Ze rechtte zich weer en twijfelde zichtbaar wat ze met haar slipte aan moest, waarop ze het maar in haar hand hield, om daarna te twijfelen of ze haar rok weer had op te tillen. Haar handen bewogen schuchter langs haar rok, naar achter en toen weer naar voren waar ze met haar slipje speelden, weer naar achteren. En besloot toen uiteindelijk van wel en bracht haar handen naar de zoom van haar rok. Daarop had ik gewacht. “Brengt u uw handen maar in rust, mevrouw, en wees zo vriendelijk u weer om te draaien.” Het verzoek was niet alarmerend, maar het onverwachte werkte even sterk. Weer die heerlijke verstijving, alvorens haar handen opnieuw langszij vielen en ze zich, aarzelend, omdraaide. Toch wendde ze haar blik niet af toen ik haar aankeek. Nee, gehuild had ze niet. De rode kleur uit haar gezicht was echter nog niet geheel weggetrokken. Of was die juist weer aan het opkomen, denkend aan wat nu ongetwijfeld komen ging? Ik verraste haar echter opnieuw: “Wilt u weer plaats nemen, mevrouw van Gravendeel?” En toen ze zat: “En geeft u mij uw slipje, mevrouw. Dank u.” En verder niets. Weer dat wachten. Bang voor wat komen gaat. Niet wetend wat. Geen initiatief kunnen nemend. Maar ook niet kunnen toegeven aan je angsten. Wat was dit heerlijk wreed om haar te pijnigen door niets te doen. Ik was tenslotte degene die opstond. “Niet dat ik op enigerlei wijze uw sieraden af wil keuren, mevrouw, in tegendeel, ik moet zeggen dat ze u bijzonder charmant staan, maar ik wil toch enkele kleinoden daaraan toevoegen. Ik hoop dat ze uw goedkeuring kunnen wegdragen.” Waarop ik een ebbenhouten kistje te voorschijn haalde. Ik knielde voor haar neer, en pakte daaruit twee smalle zwartleren bandjes, waarvan ik wist dat ze zouden passen. Ik haalde voorzichtig en met eerbied één van haar enkels naar voren, waar ik met zorg een bandje omheen sloot. De enkelband was zo smal en harmonieerde zo voortreffelijk met haar kousen en schoentjes, dat het leek alsof ze daarvan deel uit maakten. Na ook zo haar andere enkel omsloten te hebben, richtte ik mij, nog steeds geknield, weer tot haar als om haar goedkeuring te vernemen. Ze voelde dat blijkbaar haarfijn aan, en knikte, haar vernedering van daar net alweer vergetend, instemmend als een dame tot haar bediende betaamd. “Uw hand, mevrouw,” vervolgde ik. Waarop zij, nog steeds in de ban als heerseres, bevallig mij haar hand aanbood als aan reiking voor een handkus. Met eerbied, maar zonder kus ontving ik hem en pakte een gelijke, maar nu witte band, die om haar pols sloot als de afsluitende sierrand van haar handschoen. Rolvast knikte ze me weer goedkeurend toe, om me ook haar andere hand toe te reiken, die ik eveneens voorzag van de witte glimmende band. Waarop ik me weer achter mijn bureau terugtrok, haar de gelegenheid gevend de banden, zonder zich verder te verroeren, te observeren. En zo de onopvallende halve ring te ontdekken waarmee iedere band voorzien was, zich realiserend en verbeeldend wat daar de bedoeling van zou zijn. En ook daar gaf ik haar de tijd voor, ruimschoots voorbij het punt waarop haar droombeelden verliepen in een ongemakkelijk afwachten. Wat was ze mooi als ze zich trachtte te beheersen. Haar ogen durfde ze niet van de mijne af te wenden, haar handen niet in haar schoot te bewegen, niet te durven glimlachen, niet te durven huilen, zat ze daar als een beeldje, te wachten, mij onbedoeld al haar innerlijke onrust tonend. “Mevrouw van Gravendeel, zoudt u zo vriendelijk willen zijn mij te willen volgen?” Er ontsnapte haar haast een zucht van opluchting toen ik deze woorden sprak, ondanks alles waarvan ze vermoedde wat het voor haar zou gaan betekenen. Elegant stond ze op, en wachtte tot ik haar voor zou gaan. Wat ik deed, na eerst de deur voor haar opengehouden te hebben. Ik leidde haar naar weer een ander privé vertrek van mij. Wat ze verwacht had weet ik niet, misschien een huiskamer, of klaslokaal, of zelfs een strafkamer, maar in ieder geval te zien aan haar verborgen reactie niet de kamer waarin ze binnen trad. Hij was geheel wit, met een lichte structuur in de wanden en de hoge pool van een tapijt aan haar voeten. Op een enkele ets van een naakte vrouw en een grote spiegel met een strak boudoir na, waren de wanden kaal. Ook de kamer was leeg op een witleren stalen fauteuil na. En een witte kruk. Een witleren poef. En vooral een groot strak en wit bed. Welke in het midden stond en de kamer domineerde. Het bed was overtrokken met een strakke witte sprei. De matras stak overal een vijftal centimeters over de lage ombouw uit, zodat hoe men er ook op plaats nam men zich onmogelijk kon bezeren. In feite was de slaapkamer vrij klein, zeker in verhouding tot soortgelijke kamers in het huis. Maar door de strakke en volledig witte inrichting, het lage bed en de brede ramen leek hij groot en ruim, en straalde rust uit. Hoewel geschrokken door het onverwachte karakter van de kamer, deed die rust ook bij haar zijn werk. Ze was een meter van het voeteneind vandaan stil blijven staan, precies daar waar ik haar hebben wilde en draaide zich naar mij om, vol berusting op mijn verder aanwijzingen wachtend. Ik sloot de deur en wendde mij, vol égards, tot haar. “Mevrouw, zou u zo vriendelijk willen zijn plaats te nemen op het bed, op de rand, als het u schikt?” Ze deed wat ik haar vroeg, zonder aarzeling nu, zonder gène. Met haar handen naast zich, haar knieën niet over elkaar geslagen, maar losje naast elkaar, keek ze me aan, zonder angst, luisterend naar het volgende verzoek dat haar ongetwijfeld verder zou onteren. “Dank u. Zou u vervolgens uw rug op het matras willen vleien en zou dat willen doen zonder te gaan verzitten?” Hoewel een wat onbetamelijker houding dan daarnet was het nog steeds niet wat ze verwachtte. Op haar handen steunend legde ze zich op het matras. Haar knieën staken nu iets omhoog, haar voeten rustten nog op de grond, haar armen legde ze langs haar lichaam, haar handpalmen kwetsbaar en vol overgave naar boven gekeerd. Haar ogen keerden zich weer naar mij. Met mijn ogen op haar gericht, drukten mijn handen haast onmerkbaar op een tweetal knoppen in de muur. Daar zij slechts oog voor mij had en de motoren geruisloos draaiden, zag ze niet dat uit het plafond, zijwaarts boven het bed en ter hoogte van haar gezicht, twee koorden daalden met aan een ieder een kleine metalen ring. Ze stopten toen ze het tapijt raakten. Snel stapte ik nu naar voren, greep de koorden, knielde aan haar voeten en klikte de metalen ringen aan haar enkelbanden. Voor ze beseffen kon wat er gebeurde, stond ik weer naast de muur en terwijl ze verwarde keek naar waar de koorden in de muur verdwenen, drukt ik weer op de knoppen. Waarop de koorden even geruisloos als daarvoor weer in de muur verdwenen. Nu echter haar benen meenemend. Eerst ze langzaam opheffend, haar knieën tegen haar buik draaiend, daarna ze steeds meer spreidend en vervolgens langzaam achterover trekkend. Tegelijkertijd viel haar rok over haar benen op haar blazer, zo langzaam haar kruis ontblotend. En openend. Zodat ik het volle gezicht had op haar geopende vagina en enigszins opgetrokken billen toen de motor stopte en haar benen enigszins gekromd en achterover getrokken, zachtjes heen en weer wiegend in de lucht wezen. Het bloed steeg naar haar wangen. Haar blikken naar mijn kruis gericht. Eindelijk, kon ik haar zien denken, eindelijk zal hij me nemen en zal ik voorgoed onteerd worden. Hoe kon ze zich vergissen. Onteren zou ik haar. Daarin had ze gelijk. Maar altijd overwacht. Wat betreft tijdstip. Wat betreft handeling. En wat betreft omvang en diepgang. Want elke keer wanneer ze dacht dat haar ontering nu volledig zou zijn, zou ik haar daarin weer raken. Keer op keer. Totdat. Tot ik genoeg van haar had? Totdat haar man haar weer wilde? Totdat er niets meer te onteren viel? Of tot ze zelf smeekte om onteerd te worden? Totdat zij gelouterd en gezuiverd weer in de moederschoot van het gezin zal kunnen terugkeren, zoals haar man zo fraai geformuleerd had? Totdat zij zelf weer naar haar man terug wilde om hem vanaf dan te dienen? Tsja? Eerlijk gezegd wist ik het niet goed. Had ik eigenlijk wel zin om haar te laten gaan.... Snel zette ik die gedachte uit mijn hoofd. Mijn dame had mijn bepeinzingen in volledige verwarring gebracht: aarzelde ik? waartoe? met wat? Maar ik aarzelde niet: mijn plan stond reeds lang vast. Alleen genoot ik even van haar verwarring. Ik pakte het lage witte krukje en ging voor het bed zitten, vlak voor haar open kruis. En keek. Staarde. Strak en minutenlang. Zonder te bewegen. Wat zij trachtte te beantwoorden met een even grote bewegingloosheid. Vol van schaamte, maar toch. Ze probeerde het. En hield het lang vol. Alleen niet zo lang als ik. Helaas? Niet echt! Haar schaamlippen begonnen zachtjes te trillen. Eerst haast onmerkbaar en onwillekeurig. Maar na verloop van tijd steeds nadrukkelijker. Tot ze openlijk haar lipjes begon te spannen. Haar dijen te bewegen. Heen en weer. En haar billen zich begonnen samen te trekken, omhoog te bewegen, haast onmerkbaar, maar onmiskenbaar. Dat was het moment waarop ik gewacht had. Ik pakte de veer uit de binnenzak van mijn colbert en begon haar dijen langzaam te strelen. Langs haar schaamlippen, over haar schaamlippen. Door haar kutje. Haar nu vochtige kutje. Onmiskenbaar kon ik haar vocht nu zien glinsteren. Even vocht ze tegen de sensuele aanraking van de veer. Al snel moest ze het opgeven. Werden haar bewegingen openlijker, krachtiger. Reageerde ze op het ritme van de veer. Trachtte ze mee te bewegen. Te anticiperen. Te versterken. Gaf ze een ritme aan. Waarop ik weer reageerde. Anticipeerde. Versterkte. Kortom. Ze vergat zichzelf. Ze werd geil. Bloedgeil. Zonder het te beseffen. Maar dat besef kwam snel. Pijlsnel. Toen ik plotsklaps stopte. Vlak voor haar hoogtepunt. En samen met dat besef kwam de schaamte. En wat voor schaamte. Door lag ze voor me: mevrouw Juliette van Gravendeel-Waardenburg. Met haar keurig gekapte haar. Haar verzorgde make-up. Haar paarlen collier. Haar paarlen broche. In haar keurig nette lichtblauwe mantelpak. Haar witte kanten bloes. Zo fraai harmoniërend met het witte bed. Haar hooggehakte pumps. Haar zwarte zijden kousen. Liggend op haar rug. Haar benen wijd gespreid naar boven. Haar naakte kruis. Open. Haar van geil nu glinsterende kut. Maar bovenal: haar licht geopende mond en zacht op en neer gaande borst. Hijgend. Van haar eigen ongewilde opwinding. Hoe vernederend. Hoe heerlijk. © Paul Gérard waar het zich allemaal afspeelde? het Gebouw - opent in nieuw tabblad naar de geheel gewijzigde versie: Een echt mevrouw - opent in nieuw tabblad
verhalen maken dromen waar
|