Gepost op donderdag 20 december 2012 - 08:51 pm: |
|
|
Wie niet leren wil… moet leren
Het was koud, regenachtig en winderig weer. Nadat hij uit zijn vaders auto was gestapt, liep hij op een sukkeldrafje naar de ijzeren poort. Daar drukte hij, na enige aarzeling, op de bel die onder een camera op de rechter hekpijler was aangebracht. Normaal zou hij langzamer zijn geweest, want het gebouw dat ver achter het hek zichtbaar was, zag er grimmig uit; streng als een gevangenis. Voor de meeste ramen waren tralies aangebracht. Alleen op de derde verdieping, vlak onder de dakrand, waren er een paar zonder. Door enkele ramen drong licht naar buiten, vanachter vitrages die verborgen wat er achter het glas gebeurde. Hij had niets meegenomen, had niet meer bij zich dan de kleren die hij aanhad en een paar dingen in zijn broekzakken. Dat gaf hem een vreemd en onbehaaglijk gevoel. Niets bij je hebben en weten dat je minstens een jaar hier zou wonen… het voorspelde niet veel goeds. Zijn vader had zijn verblijf hier geregeld en een bedrag van meer dan twee van diens jaarsalarissen overgemaakt. Aangezien zijn vader een behoorlijk bovenmodaal inkomen genoot, moest het bedrag toerijkend zijn geweest om er een grachtenpand van tweehonderd vierkante meter in het centrum Amsterdam voor te kopen. Dat had hij liever gehad, maar zijn vader liet hem geen keus. Met de notaris als getuige had hij, onder het toeziend oog van zijn ouders, het contract met het instituut getekend. Pas daarna zette zijn vader diens handtekening onder het contract dat een voorwaardelijk einde maakte aan de overdracht van dienst vermogen aan een stichting. Een handtekening waardoor hij weer kon verwachten een deel van de erfenis te krijgen. Een bedrag in euro’s dat, na aftrek van successiebelasting, voor de komma met ongeveer acht zessen weergegeven kon worden. Een jaar of iets langer in het instituut dat van hem weer een gerespecteerd burger zou maken, kon daar wel tegenover staan. Hij kende het enthousiaste verhaal over het instituut waar zijn vaders zakenpartner jaren geleden zijn puberende dochter naar toe had gestuurd. Hij kende ook flarden van haar verhaal. Jaren geleden, hij moest een jaar of zestien zijn geweest, was ze een wat wereldvreemde gotic die zich van god noch gebod wat aantrok. Ze genoot van het leven en ze flikflooide met Jan en alleman (en ook met hem). Toen ze na bijna twee jaar uit het instituut terugkeerde, had ze een gymnasiumdiploma op zak en begon ze aan een studie bedrijfskunde. In recordtempo behaalde ze haar masters. Nu was ze adjunct en de derde in de hiërarchie van vaders bedrijf. De Mia (zo heette ze) waarop hij ooit verliefd was geweest, bestond echter niet meer. Ze was veranderd in een afstandelijke dame in mantelpak en met een strenge bril op haar neus. Sporen van gaatjes in haar oren en neus (en, zo kon hij vermoeden, ook op andere plekken, die nu onder het mantelpak verborgen bleven) verraadden echter waar ooit ringen en piercings zaten. Lang geleden had hij al het daardoor gestoken metaal kunnen zien, tot op de meest intieme plekken. Toen hij haar vroeg, een jaar geleden alweer, of ook de piercings door haar tepels, haar navel en de complete kermisattractie in haar schaamstreek verdwenen was, deed ze er lang met een pokerface het zwijgen toe. Vervolgens slaakte ze een diepe zucht. ‘Alles is weg’ zei ze, met een stem waarin vaag enige spijt doorklonk. Daarmee was het onderwerp afgedaan. De Mia die, toen hij twaalf was voor een ijsje, toen hij veertien was voor een sigaret, en toen hij zestien was voor een week zakgeld, hem toestond om haar omgegeneerd te bekijken, te bevoelen en te neuken, bestond niet meer. Ze was nu een gerespecteerd directielid, maar leek het frigide tegenbeeld van de oude Mia. Dat alles als gevolg van het instituut. Nu ging hij er zelf ook heen. Niet omdat zijn vader dat graag wilde. Niet vanwege de aanlokkelijke erfenis. Niet vanwege de plek die hij, na afronding van zijn studie en de nodige praktijkervaring, in de directie zou krijgen. Eigenlijk alleen maar omdat Mia hem had gezegd, dat ze het instituut niet uit kon leggen. Dat hij het zelf moest ondergaan. Dat ze nog steeds met hem wilde trouwen, maar dat hij haar dan volgens de regels van het instituut moest kunnen behandelen. Dat hij dus, om die te begrijpen, ook zelf moest ondergaan. De regen nam in hevigheid toe en hij zette zijn kraag hoger op. Hoe lang was het al geleden dat hij op de bel had gedrukt? Vijf minuten, tien, een kwartier? Hij drukte nogmaals op de bel. Er gebeurde niets. Hij wilde weg… troost bij een fles drank en een joint zoeken. Schuilen onder het eerste het beste afdak voor dit rotweer desnoods. Zijn vader was al lang en breed weggereden en hij stond hier maar alleen te zijn; alleen in the fucking middle of nowhere, ergens in een bos, op een godverlaten weg in het meest onbewoonde deel van het land. Leefden er, binnen afloopbare afstand, wel ergens mensen? Hij keek op zijn mobiel en stopte die onmiddellijk terug in zijn broekzak. Geen bereik. Geen mogelijkheid om een taxi te bellen en te vluchten. Was er een meer verlaten, meer droefgeestige plek denkbaar? Eindelijk was er beweging bespeurbaar. De camera boven de bel draaide, traag, in zijn richting. Daarna bewoog hij langzaam op en neer, waardoor hij, zo kwam het hem althans voor, van top tot teen werd bekeken. Toen riep een krakend geluid uit de luidspreker onder de bel hem. Een geluid dat een stem leek van een wat oudere heer. Of hij zijn naam wilde zeggen. Gehoorzaam gaf hij zijn naam, eerst zoals zijn vrienden hem kenden (Rob Appel), daarna volledig. Zijn titel (jonkheer), zijn vier voornamen, en zijn volledige (driedelige) achternaam. Het slot en het landgoed dat bij die naam hoorde, zo bedacht hij zich, had hij nooit bezocht. Zijn overgrootvader had alles verkocht en de familie was verarmd totdat zijn vader het tij had gekeerd. Zijn geboortehuis was een flatje uit de sociale woningbouw, maar toen hij zes was verhuisden ze naar een villa met zwembad en immense tuin. Een jaar later werd het kantoor langs de weg gebouwd en ook het koetshuis verbouwd om te dienen als luxe woning voor Mia, haar ouders en haar twee broertjes. Mia was toen acht, een jaar ouder dan hij. De broertjes vijf en drie. “Kom binnen” leek de krakende stem te zeggen. Langzaam ging het hek piepend open en liep hij traag het lange grindpad op naar de voordeur, waarachter hij eindelijk beschutting tegen het slechte weer hoopte te vinden. Hij liep niet snel, want de strenge hoge voorgevel met getraliede ramen was verre van uitnodigend, eerder dreigend, en gaf hem het gevoel dat hij zijn ondergang tegemoet liep. Hij was ongeveer halverwege, toen geluid hem deed omkijken. Hij werd gevolgd. Een meisje van een jaar of vijftien (schatte hij), net als hij diep weggedoken in haar jas, gezicht verborgen onder een capuchon, volgde hem over het pad naar de voordeur. Toen hij bij de deur was, had ze hem ingehaald. Ver achter hem, zo zag hij toen hij over zijn schouder keek, was de poort weer dichtgevallen. Hij voelde zich opgesloten; kreeg zelfs – voor het eerst van zijn leven – een claustrofobisch gevoel. Waar was hij aan begonnen? Hij duwde tegen de voordeur, maar die gaf geen millimeter mee. Er was ook geen bel te bekennen, dus hij klopte eerst en bonsde daarna met zijn vuist op het zware gelakte eikenhout. Het hielp helemaal niets. Het meisje tikte hem zwijgend op zijn schouder. Ze wees op een veilingkistje, dat links van de voordeur stond. ‘Hier schoenen en sokken deponeren’ stond met dikke rode viltstift op de lange zijde geschreven. Het meisje trok haar kaplaarzen uit en zette ze in de kist. Daarna volgden haar dikke geitenwollen sokken. Blootsvoets stond ze naast hem en keek ze hem zwijgend met vragende blik aan. Hij wist niet anders te doen, dan haar voorbeeld te volgen. Na eindelijk de knopen in zijn veters ontward te hebben kon ook hij eerst zijn schoenen en vervolgens zijn sokken in het kistje deponeren. Hij duwde nogmaals tegen de voordeur. Eerst was er nog steeds geen beweging in die deur te krijgen, maar nadat er een zoemend geluid klonk probeerde hij het opnieuw en zwaaide de deur langzaam maar zeker naar binnen open. Samen stapten ze een marmeren hal in. Een hoge ruimte met links zowel als rechts een kleine deur en voor hen een dichtgemetselde poort waarin, zo vermoedde hij, ooit een statige deurpartij met glas in lood toegang tot een gang erachter moet hebben gegeven. Boven hun hoofd hing een armatuur met twee naakte tl-buizen, waarmee de hal ongenadig wit en fel werd verlicht. Achter hen viel de voordeur dicht. Een harde klik. Hij keerde zich om en probeerde de deur even. Er was geen beweging meer in te krijgen. Nu waren ze helemaal opgesloten. De kou van de stenen vloer, waarop hij met zijn blote voeten stond, bezorgde hem rillingen over zijn rug. Piepend ging de deur rechts van hem open. Onwillekeurig greep hij de hand van het meisje, dat kennelijk zijn gevoelens deelde en tegelijk naar zijn hand greep. Zo stonden ze hand in hand toen een kromgebogen gedaante in grijze stofjas in de deuropening verscheen en hen vriendelijk aankeek. “Welkom”, zei de oude man, “ik zal jullie verder brengen… eh…”, en hij keek op een blaadje dat hij in zijn linker hand hield. “Robin en Maaike. Wacht hier even, en ik kondig jullie aan.” De oude verdween even achter de rechter deur om na minder dan een halve minuut weer naar buiten te komen, hem bij de schouder te pakken, en hem (en met hem het meisje wier hand hij nog steeds vasthield en dat kennelijk Maaike heette) naar de linker deur te brengen. Daardoor betraden ze een ruimte die vooral in beslag werd genomen door stalen kasten, met in het midden een lattenbank. Aan het plafond dezelfde tl-armaturen als waarvan hij er al een in de hal had gezien. Genadeloos wit licht. Een wit plafond ook, en wit betegelde wanden. Grijze kasten; grijs linoleum op de vloer. De latten van de bank, gelakt hout, en de poten van de bank, zilver glimmend, als enige ‘kleur’ die niet ergens tussen zwart en wit zat. “Maaike, Robin”, ging de oude man verder, terwijl hij van twee stalen kasten het hanglot en vervolgens de deuren opende, “stop alles wat je aan je lijf hebt in de kast, Maaike in deze”, waarbij hij op de geopende kast links van hem wees, “en jij, Robin, in deze”, ging hij voort, terwijl hij de deur van de kast daarnaast open zwaaide. “Robin. Voor jou geldt dat je je bril op moet houden.” Daarna slofte hij de ruimte uit en sloot hij de deur, het tweetal in verwarring achterlatend. Lang wist hij niet wat hij moest doen, maar nadat Maaike zich na lang geaarzeld te hebben langzaam begon uit te kleden, volgde hij haar voorbeeld maar. Daarbij deed hij wel net, of hij niet op haar lette, maar vanuit zijn ooghoeken observeerde hij haar zo veel als hij kon. Toen ze alleen nog een slipje en een bh aan had, draaide ze zich met haar rug naar hem toe. Snel ontdeed hij zich van zijn horloge, zijn halsketting, ring, T-shirt en onderbroek, stopte hij ook die in ‘zijn’ kast, en nam hij plaats op de lattenbank. Behalve een bril droeg hij niets meer. Zijn handen vouwde hij voor zijn kruis. Vanaf zijn plaats op de bank observeerde hij Maaike, die eerst een navelpiercing, zes oorringen, een enkelkettinkje, vervolgens haar bh en ten slotte haar slipje in de kast legde, en met één arm voor haar prille borstjes en één voor haar kuis aan het andere uiteinde van de bank plaatsnam. Hij moest even denken voordat hij zichzelf eraan herinnerde om door te gaan met ademhalen… Gosh, wat was die meid mooi! Ze deed hem denken aan Mia; aan de Mia van lang geleden wel te verstaan. De Mia die, op de dag van haar dertiende verjaardag, zich voor het eerst voor de ogen van haar broers helemaal uitgekleed had, nadat die ieder een keer in haar plaats hadden geholpen met het afdrogen van de vaat. Het was niet de eerste keer dat hij Mia naakt zag (en hij was er ook alleen maar bij om haar te beschermen. Haar aanraken mochten de broers pas later, na aanvullende diensten en betalingen). Het was wel voor het eerst dat hij Mia zichzelf schuchter (was het gespeeld?) uit zag kleden, om daarna zedig, een hand voor haar beginnende borsten en de andere voor haar kruis, op een stoel plaats te nemen. Nadat de broers naar zijn gevoel genoeg hadden gezien, had hij ze de kamer uitgestuurd. Daarna was Mia weer Mia geworden en had ze hem met haar mond een knallend orgasme bezorgd. Hij haar daarna ook, door vier (ja vier!) vingers tegelijk in haar heen en weer te bewegen en met zijn duim langs haar klitje te wrijven. Het kon geen kwaad. Ze was pas negen toen haar hymnen het door hun seksspelletjes begaven. Maagd was ze een kleine vier jaar al niet meer! Beide naakt zaten hij en het meisje dat Maaike bleek te heten meer dan een half uur ieder zwijgend aan een uiteinde van de lattenbank; of was het een uur? Of langer? Hij had geen idee. Van tijd had hij geen begrip meer en zijn horloge lag, net als het hare, in een kast. Beiden wachtten ze slechts. Een paar keer schraapte hij zijn keel om wat te zeggen, maar omdat hij niet wist wat hij zeggen moest, zweeg hij maar. Ze hadden net zo goed wassen beelden kunnen zijn. Ze spraken niet en bewogen niet noemenswaardig. Tussen hen in lag twee meter lege lattenbank, maar het had net zo goed twee meter betonnen muur kunnen zijn. Hij had nog steeds zijn beide handen beschermend voor zijn kruis. Zij zat nog steeds met één arm voor haar borsten en de andere op de plek waar haar benen samen kwamen. Het enige verschil met eerder was, dat hij zich langzaam naar haar toe had gedraaid en haar steeds onbeschaamder bekeek. Zij, op haar beurt, had zich langzaam van hem afgewend. Nu zag hij alleen nog haar rug en achterhoofd, van kruin tot halverwege haar billen. Een mooie rug. Gave huid. De rode striemen die haar bh en haar slipje achtergelaten hadden waren langzaam vervaagd en uiteindelijk verdwenen. Haar huid was egaal en bleek. Kun je een rug begeren? Hij zou die rug willen kussen. Zijn hand erover laten glijden. Kun je verliefd op een rug worden? Op de aftekening van schouderbladen, vlak onder de huid? Op de lijnen van ribben, die samenkomen bij een ruggenwervel? Op de bovenkant van heupbeenderen, die de taille markeren? “Maaike van Kleef!” riep een stem achter hem. Het meisje stond zwijgend op en verdween, na een laatste snelle blik naar hem, in de richting van de stem. Hij bleef alleen achter, zich in het ongenaakbare licht van de tl-balken klein en kwetsbaar en eenzaam voelend. Klein, kwetsbaar, eenzaam en vooral ook naakter dan naakt. Alles wat hij droeg was zijn bril. De deur ging open en de oude man in de stofjas duwde een jongen van een jaar of elf naar binnen. Een vreemd gezicht. Een kleine jongen met een dikke winterjas, waaronder een zwarte spijkerbroek stak. Een zwarte spijkerbroek met onder elke pijp een blote voet. De jongen keek bang, verborg zijn gezicht achter zijn handen, maar kon niet beletten dat hij zag hoe twee dikke tranen over zijn wangen naar beneden liepen. Lange zwarte wimpers. Hij kreeg het gevoel dat hij de jongen moest beschermen, hem in zijn armen moest nemen, hem weg moest houden van de verschrikkingen die voor hem lagen (en die hij zelf ook nog niet kende). Stofjas (onwillekeurig noemde hij de oude man zo) sloot eerst de kasten waarin het meisje Maaike en hij hun spullen hadden gelegd. Daarna opende Stofjas de kast links van de zijne. Vervolgens draaide hij zich naar de jongen die op het eerder door Maaike ingenomen uiteinde van de bank had plaatsgenomen. “Alles uittrekken en in deze kast leggen”, zo herhaalde de oude de instructie die hij en Maaike eerder hadden ontvangen. Nadat de oude de ruimte had verlaten, bleef de jongen eerst onbeweeglijk op het puntje van de bank zitten. “Je zal”, zo dacht hij “maar een jaar of elf zijn, misschien net de eerste zwarte haartjes boven je piemel ontdekt hebben, en steeds vaker ’s ochtends met een stijve wakker worden en jezelf dus nooit nooit nooit meer aan een volwassene bloot willen geven, en dan de opdracht krijgen om je in het bijzijn van een wildvreemde man helemaal uit te kleden.” Hij schraapte zijn keel om de jongen aan te moedigen. Wat een lafaard was hij toch. Hoe hard hij ook dacht, hij wist niets te verzinnen om de jongen te steunen. “Eikel! Lafaard! Stommeling! Jan-lul!”, schold hij inwendig op zichzelf, zonder echter een woord uit te brengen. Nadat er een eeuwige stilte had geheerst, stond de jongen langzaam op van de bank om naar de geopende kast te lopen. Zijn nog natte jas deed hij snel uit en hing hij aan een kleerhanger in de kast. Iets langzamer volgde zijn trui, die hij opvouwde en op de kastplank boven de kledingroede legde. Toen aarzelde hij. In spijkerbroek en T-shirt keek de jongen over zijn linker schouder in zijn richting. Hij glimlachte bemoedigend (wat kon hij anders?). De jongen draaide zich langzaam naar hem om, waarna hij met een gewoontegebaar zijn armen voor zijn lijf kruiste en de onderzoom van zijn T-shirt greep. Weer keek de jongen naar hem en kon hij slechts bemoedigend terugkijken. De jongen bracht zijn handen omhoog en trok het T-shirt over zijn hoofd. Het propje textiel werd uitgevouwen, opgevouwen en, nadat de jongen zich half had omgedraaid, op de trui gelegd. Voor hem stond een kwetsbare jongen, bloot op een zwarte spijkerbroek na, die hem, nadat hij weer een halve draai terug had gemaakt, vragend, nee bijna smekend aankeek. Wat kon hij anders dan bemoedigend naar hem knikken? Daarna ging het snel. Naar hem toegekeerd maakte de jongen de knoop in de band los; daarna draaide hij zich om, ritste hij zijn gulp open en gleed hij uit zijn spijkerbroek. Kort stond hij in een wit onderbroekje, dat snel van zijn billen gleed en in de kast op het T-shirt werd geworpen. Toen, alsof de jongen zich pas toen realiseerde dat hij helemaal naakt was, bevroor hij in zijn bewegingen. Hij keek naar het jongenslijfje. Het naakte jongenslijfje. De rug, de billen, de iets te dunne benen, maar met stevige kuiten. Hij wist niet dat hij vaderlijke gevoelens had. Hij wist niet dat hij dat kwetsbare jochie, of dat hij uberhaubt kwetsbare jochies, zou willen beschermen tegen de boze wrede buitenwereld. Toch was dat het gevoel dat in hem opgeroepen werd. Hij wilde het kleine naakte lijfje in zijn armen nemen en beschermen… maar hij deed niets. Vanaf zijn uiteinde van de lattenbank nam hij slechts waar. Nam hij waar dat de jongen, uiteindelijk, zijn rug nar hem toegekeerd houdend, plaats nam op de plek waar meisje Maaike had gezeten. Een kleine kwetsbare jongen, met zijn handen voor zijn kruis, als een jongere afspiegeling van hemzelf. Nadat deze jongen, die Johnny bleek te heten, ook weggeroepen was, volgden Melissa (die over de dertig moest zijn), Karel (rond 25?), Trix (minstens 70) en Jan (een jaar of 10?). Toen eindelijk zijn naam werd geroepen, na een eeuwigheid, liet hij de kleine Jan alleen en liep hij in de richting van de stem, die ergens links achter een rij kasten vandaan leek te komen. Een dikke vrouw van een jaar of vijftig in een afzichtelijke bloemetjesjurk en een wit schort, deed een stap opzij om hem de aangrenzende ruimte in te laten. Daarin stond een soort onderzoekstafel, zoals hij die van zijn huisarts kende, een gynaecologenstoel en een kappersstoel. “Dag Robin”, zei de vrouw tot hem, “de regels over haardracht van dit instituut zijn streng maar eenvoudig en ik moet er als kapper voor zorgen dat jullie haarlengte elke twee weken wordt teruggebracht tot 5 mm.” Al sprekend pakte ze een tondeuse van een plank aan de muur. Ze dirigeerde hem naar de onderzoekstafel en liet hem er op zijn buik op plaatsnemen. Eerst inspecteerde ze zijn nek, rug en billen (waarop kennelijk geen haren werden aangetroffen die langer waren dan 5 mm), waarna ze de tondeuse inschakelde en de achterkant en zijkanten van zijn benen begon te scheren. Vervolgens moest hij zich omdraaien waarna eerst het kleine plukje borsthaar, waarop hij zo trots was, eraan moest geloven en vervolgens vanaf zijn navel naar beneden gaand het streepje haar daar en zijn schaamhaar op de standaard lengte werd gebracht. Vervolgens werden ook de voorkanten van zijn benen onderhanden genomen. Nadat hij van de onderzoekstafel was gedirigeerd, veegde de vrouw alle haren bij elkaar tot een hoopje onder de gynaecologenstoel. Daarna zette ze de bezem in een hoek en liet ze hem op die stoel zitten, waarin niet alleen zijn benen, maar ook zijn armen wijd werden gespreid. De stoel werd een heel eind omhoog gebracht, zodat hij met kruis en oksels op haar schouderhoogte kwam te liggen. Ze zette de tondeuse weer aan en bracht eerst de haren onder zijn oksels op de juiste lengte. Daarna kwamen zijn ballen en zijn bilnaad aan de beurt. Hadden ze voor deze klus expres een zo onappetijtelijke vrouw uitgekozen? Ondanks de zachte strelingen die deel van de behandeling uitmaakten, bleef zijn geslacht in de ruststand (dat was wel anders geweest, toen hij stiekem naar Maaike en Melissa had gekeken). Nadat het werk op de gynaecologenstoel was gedaan, de stoel weer omlaag was gebracht, hij eruit was geklommen en de haren verder waren geveegd tot onder de kappersstoel, moest hij daarin plaatsnemen. Hij slikte even toen met de tondeuse ook zijn weelderige krullenbol en vervolgens zijn baard onder handen werden genomen. Ook daarvoor gold kennelijk de 5 mm regel. Nadat de laatste haren waren weggeveegd en achter een luikje onder de plank aan de muur waren geschoven, nam de vrouw hem mee naar een andere deur, die uitkwam op een lange en hoge gang. Op een bankje tegenover de deur zag hij Maaike, Johnny, Melissa, Karel en Trix weer. De eerste drie waren gekleed in een wat vreemd aandoende outfit en zaten met hun armen over elkaar, de laatste twee waren net als hij in geboortekostuum en hadden hun handen achter hun rug. Alle vijf zaten ze stijf rechtop en waren ze, net als hij, gemillimeterd. Maaike had een mooie blonde paardenstaart gehad, Melissa een leuk pagekopje. Hij keek met spijt naar de beide knappe gezichten, nu onder de uniforme haardracht. Toch sprong vooral bij Melissa de schoonheid van haar trekken ondanks het korte haar in het oog. De dikke vrouw voerde hem mee over de gang en bracht hem in een ruimte die op het plafond na geheel betegeld was. Aan het plafond hing een hele serie douchekoppen, en van elke kop hing een roodgeschilderd kettinkje naar beneden tot ongeveer zijn schouderhoogte. De vrouw greep van een plank in een hoek een groen stuk onappetijtelijk ruikend zeep en een spons en zei hem, zich grondig te wassen. “Als je klaar bent”, zo ging ze voort, “droog je je af.” Ze wees naar een kapstok bij de deur, waaraan een twintigtal grote badhanddoeken hingen. “Je gebruikte badhanddoek doe je in die mand”, vervolgde ze, wijzend op een grote plastic wasmand, “zeep en spons leg je hier terug en daarna ga je naar de bank op de gang. Daar wacht je, zwijgend, tot je wordt geroepen om naar je klassenoudste te gaan. Je handen vouw je achter je rug en je zit netjes rechtop.” Nadat bloemetjesjurk schommelend door de deuropening was verdwenen, trok hij aan een kettinkje, waardoor de douchekop boven zijn hoofd onmiddellijk heerlijk warm water over hem uitstortte. “Dat is tenminste aangenaam”, dacht hij, terwijl hij zich grondig begon in te zepen. Nauwelijks was hij een en al schuim, of hij voelde het water langzaam maar zeker kouder worden. Snel maakte hij zijn werk af, maar hij kon niet voorkomen dat het water ijs en ijskoud was, toen hij het laatste zeepschuim van zijn lichaam spoelde. “Lang douchen is hier kennelijk verboden”, dacht hij, toen hij met een tweede ruk aan het kettinkje de waterstroom stopte. Bibberend liep hij naar de kapstok en droogde hij zich af, waardoor langzaam weer wat gevoel in zijn huid terugkeerde. Nadat hij zijn badhanddoek in de mand had gedaan, keerde hij terug naar de gang, om naast Trix op de bank plaats te nemen. Karel bleek verdwenen te zijn. Toen hij wat wilde zeggen, gebaarde Maaike hem met een vinger voor haar mond gedecideerd dat spreken verboden was. Hij zweeg, zat keurig rechtop en staarde voor zich uit. Aan de beslistheid van haar gebaren kon hij slechts gehoorzamen. Na enige tijd kwam ook de kleine Jan, gemillimeterd, uit de kappersruimte om meegevoerd te worden naar de doucheruimte. Kort daarna kwam Karel terug, gekleed in dezelfde outfit als Maaike, Johnny en Melissa. Hij gebaarde Trix om met hem mee te komen en bracht haar, aan het eind van de gang, om de hoek waaruit hij eerder zelf was gekomen. Na korte tijd kwam Karel terug, om zwijgend op de bank plaats te nemen, op de voet gevolgd door Jan, die klein en naakt aan zijn linker zijde op de bank plaatsnam. Na lang wachten kwam bloemetjesjurk opnieuw uit haar kapsalon, nu een broodmagere jongedame van rond de twintig meevoerend. “Anorexia”, zo schoot door hem heen. Bloemetjesjurk, een schril contrast met deze jongedame vormend, had haar schort afgedaan. Kennelijk was de jongedame de laatste van de rekruten die vandaag bij haar onder het mes moesten komen. Tussen de lange dunne benen van de jongedame vielen hem opvallend grote schaamlippen op. Normaal zouden die hem opwinden, maar tussen de spillenpoten en onder de ingevallen billen hadden ze dat effect verloren. Bloemetjesjurk was nog niet in haar kapsalon verdwenen, of Trix kwam terug om hem zwijgend mee te nemen door de gang, tot om de hoek. Daar stond een stoel (één stoel, niet meer dan dat), waarop ze hem liet plaatsnemen. Zelf verdween ze weer snel om de hoek, om naar de bank terug te keren. Kort daarop ging de deur tegenover hem open en werd hij met een simpel maar uitnodigend “Robin” naar binnen geroepen door een dame van ongeveer 25, met gemillimeterd haar, in dezelfde outfit die ook zijn mederekruten aangekregen hadden. Met een handdruk stelde ze zich voor: “Elise, ik ben je klassenoudste”. Ze voerde hem in een kale, hel verlichte ruimte, die net als de doucheruimte op het plafond na betegeld was met witte tegels tegen de wanden en zwarte op de vloer. In de ruimte stond een kast, een tafel en een gynaecologenstoel. “Weer een”, zo flitste door zijn hoofd. Elise dirigeerde hem naar de gynaecologenstoel, waarop ze hem deed plaatsnemen. Nadat hij zijn benen in de steunen had gelegd en die door Elise vastgebonden waren, werden ze ver gespreid. Het deed pijn in zijn liezen. Zijn armen werden met riemen rond de polsen omlaag vastgezet. De stoel werd omhoog gebracht, tot hij met zijn anus op ooghoogte lag. Elise nam twee rubberen handschoenen van de tafel en trok die aan. Vervolgens pakte ze een tube en smeerde ze zijn anus rijkelijk in met een koude, glibberige substantie. Uit vier op de tafel klaarliggende specula koos ze de op één na kleinste, die eveneens rijkelijk werd ingesmeerd. Die bracht ze bij hem in. Dat inbrengen was al een vervelend gevoel, maar erger werd dat toen zijn kringspier zich tevergeefs verzette toen de bek langzaam maar onafwendbaar opengedraaid werd en de spanning van onaangenaam overging in zeer pijnlijk. Wilde ze hem uit elkaar rukken? Elise scheen eerst met een zaklamp bij hem naar binnen, om vervolgens het inwendige van zijn dikke darm via een endoscoop verder te inspecteren. “Okay, clean”, zei ze, terwijl ze eindelijk de bek weer dichtdraaide, het speculum verwijderde en in een wasbak in de hoek van de ruimte legde. Haar handschoenen verdwenen vervolgens in de prullenbak die daaronder stond. Wasbak en prullenbak waren hem nog niet eerder opgevallen. “Als klassenoudste”, zo zei ze, terwijl ze de stoel weer langzaam liet zakken, “moet ik er allereerst op toezien dat er geen drugs en geen geslachtsziekten of andere besmettelijke aandoeningen binnen de muren van het instituut worden gebracht.” Nadat ze zijn benen en armen losgemaakt had, hielp ze hem om zijn benen uit de steunen te halen maar beduidde hem om te blijven zitten. “Daarom”, zo ging ze voort, terwijl ze een band rond zijn linker bovenarm aanbracht en die strak aantrok, “neem ik ook drie buisjes bloed van je af. Die worden in het laboratorium van het ziekenhuis onderzocht op sporen van drugs en besmettelijke aandoeningen.” Ze klopte met haar vinger op de ader die nu tussen zijn onder- en bovenarm duidelijk zichtbaar was, om er vervolgens een holle naald in te steken. Hij keek toe hoe zijn bloed onder haar geoefende vingers drie buisjes vulden. Nadat er een watje op het gaatje was geplaatst en hij zijn arm gevouwen had, verwijderde ze de band van zijn bovenarm. Ze nam de buisjes mee en liep ermee de deur uit, om nog geen minuut later terug te keren. Hij nam haar nauwkeurig op, terwijl ze weer op hem toeliep, en haar bevallige gestalte deed zijn kleine jongen met schokjes groter worden. Geamuseerd keek Elise enige tijd toe. Daarna richtte ze het woord weer tot hem. “Mijn tweede taak is, om je wegwijs te maken in de belangrijkste regels van het instituut. Zoals je al heb gezien, behandelen we hier mensen van jong tot oud, zowel vrouwen als mannen. We leren ze gehoorzaamheid en goed gedrag en bovendien bereiden we ze voor op een staatsexamen. In jouw geval is dat het examen VWO. Al onze leerlingen slagen altijd met hoge cijfers voor alle vakken. Voor alle vakken een acht of hoger, want denken we dat je minder zou kunnen scoren, dan zetten we de behandeling voort. Je blijft hier minstens een jaar, maar als dat nodig is langer. Basis van de regels van het instituut is daarom niet alleen gehoorzaamheid en goed gedrag, maar ook vlijt bij het leren. Je wordt samen met de andere rekruten van vandaag ondergebracht in een klas die met jullie volledig is. Volledig wil zeggen: zeventig leerlingen. Je zult naakt zijn tijdens het slapen, tijdens sport en straf en uiteraard bij kappersbezoek en in de doucheruimte. Voor het overige draag je een schooluniform zoals ook ik het aan heb. Merk op dat op het mijne een groene stip is aangebracht. Dat betekent dat ik een klassenoudste ben en dus je meerdere. Je zult straks ook je slaapzaaloudste ontmoeten, en die heeft dezelfde rang. Een meerdere spreek je altijd aan met U en meneer of mevrouw. Heeft iemand een blauwe stip, dan is hij of zij een leraar, een lerares of een ander intramuraal personeelslid. De portier, de kapper en de tuinlieden zijn de enige extramurale personeelsleden. Ze dragen geen uniform maar hebben ook de blauwe-stip-rang. Een rode stip betekent dat het gaat om een lid van de raad van docenten. Ook zij dragen het schooluniform. De staf draagt altijd een rood driedelig pak of een rood driedelig mantelpak. De directeur is de hoogste in rang, en hij draagt een zwart driedelig pak. Zijn assistenten ook, maar die hebben een rood vest. Als je een meerdere tegenkomt in de gang, dan maak je plaats voor hem door met je rug tegen de muur te gaan staan tot hij of zij voorbij is. Komt een meerdere het klaslokaal of een andere ruimte in, dan sta je onmiddellijk op, tot je wordt gezegd dat je weer kunt gaan zitten.” Ze keek hem zwijgend aan, terwijl hij de informatie in zich opnam. “Heb je dat allemaal begrepen Robin?”, vroeg ze hem. “Ja”, was zijn korte antwoord, waarop ze hem onmiddellijk corrigeerde. “‘Ja mevrouw, dat heb ik allemaal begrepen’, had je antwoord moeten zijn. Altijd met twee woorden spreken en de vraag bevestigend herhalen!” “Ja mevrouw, dat heb ik allemaal begrepen”, was zijn timide maar correcte antwoord. Ze liet hem met zijn handen tegen de muur plaatsnemen, de rug hol, de benen gespreid. “Om ervoor te zorgen dat iedereen zich aan de regels houdt, worden de leerlingen elke week gestraft. De straf wordt altijd uitgedeeld door een meerdere. Er is de standaardstraf, die iedereen elke week krijgt. Die ga ik je zo geven. Overtreed je de regels, dan komt daar extra straf bij. Afhankelijk van de zwaarte van je straf, wordt die uitgedeeld door je klassenoudste, een leraar, een lid van de docentenraad, een staflid of de assistent van de directeur. In de laatste drie gevallen is de directeur erbij aanwezig en wordt je verblijf alhier met een week verlengd. Ik ga je nu de standaardstraf geven.” Op elke bil ontving hij vijf klappen met de blote hand. Ze waren pijnlijk, maar dragelijk. Toen ze pauzeerde, dacht hij dat het gedaan was, maar toch bleef hij braaf staan. Mia en hij hadden een vergelijkbaar spel gespeeld. Zij sloeg hem, tot hij bewoog, hard op zijn billen. Daarna hij op de hare, tot ze bewoog. Wie verloor moest een vooraf afgesproken opdracht vervullen. Toen ze acht en negen waren vooral vieze of enge opdrachten (hij had wel eens vijf levende wormen opgegeten), later vooral seksueel uitdagende. Hij was dus wel wat gewend, ook al was het zo lang geleden dat je het bijna jeugdsentiment zou noemen. Hij veerde onwillekeurig op, toen hij een klap met een soort van tafeltennisbatje op zijn linker bil ontving. “Die telde niet mee”, zei Elise hem. “Je moet stil blijven staan.” De klap op zijn linker bil werd herhaald, maar hij vermande zich ondanks de pijn en bleef roerloos. Vervolgens kreeg ook zijn rechterbil een venijnige klap. Hij zoog zijn adem tussen zijn stijf opeengeklemde tanden naar binnen, maar gaf geen krimp en onderdrukte de nijging om met zijn handen over zijn pijnlijk brandende billen te wrijven. Er volgden twee klappen, elk op een andere bil en nauwkeurig gericht op het al pijnlijke deel, met een leren riem. Het door hem luidkeels uitgeschreeuwde “auw” deed kennelijk niet ter zake. Na een korte pauze werd de behandeling vervolgd met weer twee klappen, nu met een leren reep waarvan het uiteinde in tweeën was gesplitst. Omdat de pijn ondragelijk was, sprong hij bij de laatste klap op, wat hem op een herhaling ervan kwam te staan. Het ritueel werd afgerond met twee klappen met een buigzame stok. Hij doorstond ze, zij het met grote moeite. Over zijn beide wangen biggelden echter tranen. Hij bleef in de houding terwijl ze zijn pijnlijke billen met een verkoelende crème insmeerde, en draaide zich pas om, nadat ze hem dat had bevolen. Werktuigelijk zei hij “Dank u wel mevrouw.” Ze glimlachte tevreden naar hem. Dat had ze hem niet hoeven leren, maar deed hij uit zichzelf! Ze wees hem naar de gynaecologenstoel en liet hem er weer op plaatsnemen, dit keer zonder zijn benen in de steunen. “Ik zal je de rest van de regels uitleggen”, zo zei ze tegen hem. “Allereerst is het belangrijk dat je weet dat spreken zonder toestemming streng verboden is, tenzij het is om een meerdere te bedanken of te beantwoorden. Als je een meester of meesteres wil bedanken, moet je overigens eerst op je knieën gaan zitten. Als je iets wil zeggen en daar niet om is gevraagd, ga je ook op je knieën zitten en zeg je slechts ‘meester’ of ‘meesteres’ en wacht je tot je gevraagd wordt, wat je wilt zeggen. Seks en zelfbevrediging zijn streng verboden. Eén keer in de week, na je bestraffing, wordt je bevredigd door een meerdere. Dat doen we bij iedereen, van jong tot oud. Dat is ook wat zo ook jouw gaat gebeuren. Even wachten tot ik je in gereedheid heb gebracht.” Ze ging naar de tafel en haalde er een apparaat vanaf dat het beste kan worden beschreven als een bloeddrukmeter zonder meetapparaat: een band met daaraan een rubberen bol om hem op te pompen. Ze plaatste de band over zijn beide ballen en bracht hem op spanning door met de bal lucht in de band te pompen. Toen de spanning toenam, kreeg hij een misselijk gevoel in zijn onderbuik, maar hij kon niet helpen dat zijn lid desondanks schokkend omhoog ging en steeds stijver werd. Toen hij het gevoel kreeg, dat hij met zijn ballen in een bankschroef zat, stopte ze met pompen. Nadat ze latex handschoenen aangetrokken had, nam ze zijn lid in haar handen, en begon hem langzaam af te trekken, tot hij het gevoel kreeg dat hij elk moment kon gaan spuiten. Toen stopte ze. “Ga door”, zo dacht hij bijna hardop. Pas toen zijn ‘ik-kom-bijna-klaargevoel’ helemaal was weggeëbd en weer door de pijn in zijn ballen was verdrongen, herhaalde ze de bewegingen. Dat deed ze wel vier keer, tot hij zo hard spoot dat een deel van zijn lading over zijn hoofd schoot en een ander deel op zijn kin, zijn borst en zijn buik terechtkwam. Door de rubberen bal los te trekken, liet ze de lucht uit de band verdwijnen. De druk op zijn ballen verdween, maar het was alsof er alleen maar harder in werd geknepen. Hij sloot zijn ogen, terwijl het onbehaaglijke gevoel langzaam minder werd en ten slotte geheel verdween. “Alles op je lijf aflikken”, gebood ze hem, waarop hij braaf eerst met zijn tong zo goed en zo kwaad als het ging het zaad van zijn gezicht haalde, en vervolgens alles waar zijn tong niet bij kon met zijn vingers naar zijn mond bracht. Kennelijk deed hij het goed, want ze glimlachte tevreden naar hem. “Dit doen we één keer per week”, zei ze hem, “maar zelf mag je geen seks hebben; niet met iemand anders en ook niet met jezelf! Er zijn hier ook kinderen! Het volgende wat ik je bij ga brengen is het aannemen van de juiste houdingen. Als je niet moet schrijven of sporten zit je met je armen over elkaar. Behalve in je slaapkwart, want in bed lig je met je armen gestrekt naast je lichaam, terwijl je op je rug ligt. Als je staat heb je je armen ook over elkaar, maar dan achter je rug. Je voeten staan dan 50 tot 60 cm uit elkaar. We gaan de beide houdingen nu oefenen. Doe je armen over elkaar!” Hij zat, dus hij deed zijn armen voor zich over elkaar. Hij rechtte zijn rug. Ze inspecteerde zijn houding en gromde goedkeurend. “Mooi”, zei ze, “ga nu maar staan.” Hij schoof met zijn (nog steeds pijnlijke) billen van de stoel, ging staan, en vouwde zijn armen achter zijn rug. Ze schopte even tegen zijn voeten, waarna hij zijn spreidstand iets vergrootte. Toen ze tevreden was, pakte ze zijn hoofd en duwde ze het omhoog. “Recht voor je uitkijken”, zei ze daarbij. Ze liet hem even zo staan, waarna ze zijn ballen in haar hand nam en er in begon te knijpen… steeds harder. Toen hij op een gegeven moment het bijna niet meer uit kon houden, zijn kont naar achteren bewoog en tegelijk zijn hoofd liet zakken om naar zijn gepijnigde lichaamsdelen te kijken, kreeg hij een knetterende klap op zijn wang. “Wat er ook gebeurt, je verandert je houding niet!’, beet ze hem toe. Hij vermande zich, hernam zijn positie, en verdroeg haar verdere knijpen met veel moeite. “Waar ben ik aan begonnen”, zo vroeg hij zich af, terugdenkend aan de dag waarop hij het contact na veel aandringen van zijn vader had ondertekend. Zijn lid dacht kennelijk de andere kant op, want schokkend werd het weer stijf. Na twee pijnlijk nauwkeurig op dezelfde plaats gerichte klappen erop, met de leren reep, verschrompelde het ding weer tot babyformaat. Toen hij weer bij zinnen was gekomen, legde Elise hem het dagritueel uit. Elk etmaal was verdeeld in vier kwarten: een slaapkwart, een eerste leerkwart, een sportkwart en een tweede leerkwart. Elk kwart duurt zeven uur en wordt gevolgd door een uur waarin wordt gegeten, na het slapen en sporten wordt gedoucht en wordt ontspannen. Zwijgend ontspannen. Eens in de veertien dagen is er na het sportkwart een extra kwart, dat wordt gebruikt voor kappersbezoek. Sport bestaat één keer per week uit de bestraffing gevolgd door de bevrediging. Het slaapkwart wordt doorgebracht op één van de vier slaapzalen, het leerkwart in een van de acht leslokalen, het sportkwart afwisselend in het zwembad, in de sportzaal, op het sportveld en op de hindernisbaan. Gesport wordt altijd naakt, ook buiten. De leerlingen bleken daar op den duur prima aan te wennen, maar als de gevoelstemperatuur lager was dan 10 graden, werden de lessen bekort met een uur voor elke graad dat het kouder was. De resterende uren werden binnen doorgebracht met het doen van schoonmaakwerkzaamheden. Aangezien de verwarming ervoor zorgde dat het nergens in het gebouw kouder was dan 14 graden, kon ook dat gewoon naakt gebeuren. Door het extra kwart, schoof de dagindeling elke veertien dagen acht uur op. De slaapzalen, leslokalen en sportfaciliteiten werden zo volledig benut, want als vier van de zestien groepen sliepen, hadden er acht les en vier sport. Je bed en de bank in je klas moesten daarom altijd keurig achtergelaten worden, want een uur nadat jij die had verlaten, ging de volgende er gebruik van maken. Nadat hij had beaamd, dat hij alles had begrepen, was het tijd voor het aantrekken van zijn uniform. Uit de kast haalde Elise twee vreemd gevormde lappen stof, met elk een rond gat in het midden. De eerste, die van jute gemaakt leek te zijn, had de vorm van een driehoek met een dwarsbalk. Nadat hij, op Elise’s aanwijzing, zijn hoofd door het gat had gestoken, hing er één punt van de driehoek voor hem, en twee weerszijden achter hem. Over beide schouders hing de helft van de dwarsbalk af. Met klittenband vormde ze die afhangende delen tot mouwen en op dezelfde manier verbond ze de achter hem hangende punten met de punt voor zijn lijf. Daarna liet ze hem een paar hagelwitte kniekousen aantrekken en zijn voeten in lage zwarte instapschoenen steken. Zijn knieën waren nog net, tussen de kousen en zijn jute gewaad, zichtbaar, de rest van zijn lijf was min of meer verborgen achter de halfdoorzichtige ruwe stof. Elise nam een vijftien centimeter brede riem uit de kast, waarin zijn naam met grote letters was gebrand. Ze deed hem strak om zijn middel. Aan beide zijden, boven zijn heupen, was aan de riem een glanzende ring bevestigd. Daarna pakte ze de tweede lap, die niet meer was dan een lange rechthoek met een gat in het midden. Deze lap was van een spierwitte dichte fijne stof. Nadat hij zijn hoofd door het gat had gestoken, hing voor en achter hem een deel van de stof af, tot net boven de onderkant van de driehoek. Langs zijn zijden werden ook de delen van dit overgewaad met klittenband aan elkaar verbonden. Alleen de ringen van de riem staken er aan weerszijden uit. Om de outfit volledig te maken, haalde ze een tweede leren riem door beide ringen heen. Die riem was smaller en aan voor- en achterzijde voorzien van een code. “H - II - X”. “Vanaf nu”, zei Elise hem, “is je naam verborgen. Je bent nu de leerling van klas H, tweede rij, tiende stoel van voren. Meerderen zullen je aanspreken als ‘Ha-twee-tien’, ‘twee-tien’, of gewoon ‘tien’, al naar gelang het gezelschap waarin je verkeert. Heb je dat begrepen, tien?” “Ja mevrouw, dat heb ik begrepen.” “Goed, dan ben je nu klaar en kun je de volgende halen: hij heet Jan van Galen.” Nadat ze allemaal aan de beurt waren geweest en het hele rijtje op de bank in dezelfde outfit was gestoken, kwam Elise naar hen toe. Ze werden in een keurig rijtje achter elkaar gezet, en volgden haar door de gang (armen achter de rug gevouwen), toen er in het gehele gebouw een luide zoemer weerklonk. Plots gingen overal deuren open en stroomden andere leerlingen, eveneens in keurige rijtjes en allemaal in dezelfde outfit, de gangen op. Achter Elise aan kwamen ze in een immense hal, voorzien van tafels en stoelen. Leerlingen verdeelden zich over uitgiftebalies, om eten en drinken te halen. Het was een waardig stil gebeuren, want niemand sprak een woord. Elise nam hen mee naar een klein podium, en pakte een microfoon. “Leerlingen, gelijken, meerderen” zo begon ze. “Ik wil jullie graag aan de rekruten van vandaag voorstellen. Dit zijn Ha-twee-tot-en-met-vijf negen en tien.” Nadat Elise daarmee uitgesproken was, voerde ze de kleine groep mee terug de zaal in. Robin had inmiddels besloten om er maar het beste van te maken, voor zover er hier iets te maken viel. Hij wist nog niet dat hij, als hij een klein uur later met de dagelijkse routine zou beginnen, op het sportveld de standaardstraf weer zou moeten ondergaan. Het was wat minder hard gaan waaien en de gevoelstemperatuur was daardoor opgelopen tot 10,2 graden. Ach, we hoeven geen medelijden met hem te hebben. Na jaren als dakloze alcoholverslaafde kon hij wel tegen een beetje koude en ontberingen. Mia opende de brief die ze bij haar thuiskomst op de deurmat had gevonden. Ze zat in haar favoriete leren fauteuil bij de nu langzaam warmer wordende open haard. Tegen de ramen striemde de regen, zoals die het afgelopen weken bijna onophoudelijk had gedaan. Ze bracht haar vingers, onder haar panty en haar slipje, omlaag totdat er aan elke zijde van haar klitje een vinger lag. Ze begon te lezen. “Geachte mevrouw Van Gameren, Drie weken geleden hebben we, dankzij uw aanbeveling, jhr. R.Q.M.C. Appelterm Boogert van Zandwegen in de gelederen van onze leerlingen op mogen nemen. Aan uw verzoek om hem, na het afronden van zijn leerlingenstatus, de rang van klassenoudste te verlenen en hem verder op te leiden tot een geroutineerd meester, zullen we te zijner tijd gaarne voldoen. De daarvoor benodigde vergoeding, á raison van € 50,000, zien wij graag per ommegaande tegemoet. U kunt het bedrag overmaken op onze rekening onder vermelding van ‘H0210 klassenoudste’. Wij staan er daarna voor garant dat, over twee tot vijf jaar, genoemde Robin Appelterm u als een vaardige, goed opgeleidde meester ten dienste kan staan. Mocht u in de tussentijd bij tijd en wijle de vorderingen van voornoemde Robin Appelterm online willen volgen, dan is dat na het overmaken van genoemd bedrag mogelijk via www.heropvoedingsinstituut_tuchthuis_boszicht.nl. Nadat het bedrag door ons is ontvangen, krijgt u van ons per post een wachtwoord waarmee u, na het invullen van de leerlingcode, elk van onze pupillen online via de webcamservice kunt volgen. Als zijn klassenoudste kan ik u meedelen dat Robin zich inmiddels keurig heeft geschikt in de discipline van ons huis. Ik ben zeer tevreden over zijn gedragingen. Dit schenkt mij het vertrouwen dat wij, na de genoemde contractperiode, u van een uitstekend product kunnen voorzien.” w.g.: ‘Elise Boom, Klassenoudste H I 1.’
|
|
|