Gepost op donderdag 26 februari 2004 - 04:13 pm: |
|
|
Dit verhaal is een roman in wording. Zes hoofdstukken zijn gereed. Het is echter onwaarschijnlijk dat Phoenix de roman ooit nog voltooit. Maar ook onvoltooid is het het lezen waard. reintoch Evert zat aan de bar van club De Keten. Het was al laat, of vroeg, anders bekeken. De meesten van de min of meer vaste bezoekers waren al weggegaan. Beneden werd nog gespeeld, er hing een slavin in de kettingen die met zweepjes werd bewerkt, maar het had hem maar matig kunnen boeien. Dat lag aan hem, waarschijnlijk. Zijn bui was om op te schieten. Hij miste Armando. Veel, veel meer dan hij had ingeschat. Goed, hem wegsturen was onvermijdelijk geweest. Hij had duidelijk gesteld dat de minste flirt met een ander al moven zou betekenen, maar toch. Was hij te streng geweest? Had hij de zaak niet te snel beoordeeld? Hij vroeg het zich af terwijl hij zijn whisky dronk. Teveel de laatste weken, ook daar was hij zich van bewust. Van beneden kwam een jonge vrouw naar boven. Een slavin, duidelijk in Everts ogen, die hem vaag bekend voorkwam, al kon hij zich niet herinneren, dat hij haar al eens in deze club had gezien. Hij bekeek haar even, haar Sinead O'Connor-koppie met het ultrakorte, donkere haar, en haar kleine, stevige tieten onder het strakke haltertopje, en toen keek hij weer voor zich, want hij was niks van plan. En dan, een vrouw. Hij viel op mannen. Hij dacht aan zijn zaak van maandag. Een dood-door-schuld-zaak die hij als verdediger waarschijnlijk wel zou gaan winnen. Dat hij eraan dacht was normaal, zijn werk was nooit ver bij hem weg, maar dat hij het nu als belangrijkste dacht, was nog een teken dat hij de club voor deze keer wel had gehad. Hij moest zo maar eens op huis aan. Er gebeurde iets naast hem. Evert keek opzij, en zag het boven teruggekeerd slavinnetje aan zijn voeten vallen. Op haar knieën eerst, en toen, met een kreungeluid, ook met haar hoofd naar de grond. “Meester,” werd hij aangesproken, “u kent mij niet, maar ik u wel, van de rechtbank, ik heb naar u gekeken, en... en ... Neemt u mij alstublieft, meester, neem mij als uw slavin, ik smeek het u... ik verlang er zo naar om u te dienen...” Zo, dacht Evert. Zo. Dit was toch wel speciaal. Zelfs Armando had zich toch niet op deze hartstochtelijke manier aangeboden. Evert zuchtte, en dacht na. Wat voelde hij, wat wilde hij? En wat wilde zij precies? Genomen voor een keer? Langer? Wist ze ook dat hij homo was? Het meisje, hevige spanning uitstralend, hield zijn bedenktijd niet uit. Ze kwam genoeg omhoog om zijn rechtervoet te grijpen, met de schoenhak aan de sport van zijn barkruk gehaakt, waarop ze die vervolgens, weer naar de grond buigend, op haar hoofd drukte. Een ultiem vernederingsgebaar, dat hem deed denken aan de koelies in het oude Nederlands-Indië. “Ik ben niks, meester..,” kwam het meisje nu, ademloos zowat, “niks dan wat u mij zou willen maken... Zo, dacht Evert opnieuw, nu meer door de huivering van wreedheid die door zijn lichaam trok. Wat ik jou zou willen maken... Niet zo opdringerig in ieder geval, dacht hij vervolgens, zijn voet weer wegtrekkend. “Sta op,” beval hij. Het slavinnetje kwam weer overeind. Achter haar bespeurde Evert toekijkers, vanuit zijn ooghoek. Het spel beneden was blijkbaar gedaan. “Hoe heet je?” vroeg hij, haar recht aankijkend. Ze schraapte haar keel, knipperde met haar ogen. “Dieuwertje.” Jezus, dacht Evert. Dieuwertje. “Oké, Dieuwertje, luister. Je hebt een telefoonnummer, neem ik aan, of een e-mailadres waar ik je kan bereiken?” “Ja, meester.” “Noem me geen meester. Dat ben ik nog niet van jou.” Hij pakte onderwijl zijn agenda. “Noem maar op.” Het meisje prevelde haar 06-nummer, en haar e-mailadres er achteraan. Zijn blik terug naar haar ogen daarna, kon ze alweer niet goed volhouden. “Ik denk na over je aanbod, Dieuwertje, en dan hoor je van me. Dat in ieder geval.” Ze knikte. “Dank u mees... dank u wel.” En Evert keek weer voor zich. Zijn rest whisky daarna kon hij wel gebruiken. Hij was opgewonden geraakt. Deel 2 Veldwerk Dieuwertje zat in de taxi nog na te trillen. Ze had het gedaan! Ze had het gedurfd! Zich aanbieden aan hem. Oh, wekenlang had ze zich uitgesloofd, in voorbereiding op dit gebeuren. Deze sprong in het ongewisse. Zijn naam uitvinden was al zo moeilijk geweest. Dieuwertje had de spelavond-organisator zo'n beetje moeten smeken om die informatie, iets dat ze in zijn geval waardeloos had gevonden. Hij was het soort dominant dat haar niks deed. Een hoop humbug in een nep-legeruniform. Als ze niet zo weg was geweest van hem, op het eerste gezicht, zou ze zich voor die nep-Rambo nooit in smeek-vragen vernederd hebben. Maar ze had geen keus gehad. Hij, die nu al maanden in het voorst van haar gedachten leefde, had die avond straal aan haar voorbij gekeken, en of ze hem vaker in De Keten zou zien, was ook maar de vraag geweest. Hij had niet behoord tot het vaste clubje bezoekers. Nee, Dieuwertje had geen enkele andere manier geweten, om hem op te kunnen sporen buiten de club, dan via zijn naam. En ze had hem gekregen, zoals de nep-commandant zijn vijf-minuten-machtsspel met haar. Helaas, het had gemoeten. Maar het was het waard geweest. Hij was het haar waard, meester E.L.R. Witkamp, advocaat-procureur. Hij was haar alles waard, in feite. Dus zeker de tijd en moeite die ze op had moeten brengen, om zijn zakenadres te achterhalen, zijn secretaresse te bewegen haar de tijden op te geven van zijn eerstvolgende, openbare rechtbank-optreden, en om dat dan tenslotte te gaan volgen, vanaf de publieke tribune. O, zeker was dat alles haar energie waard geweest. Want daar, in de rechtszaal, was ze pas goed idolaat van hem geworden. Zoals Hij eruit had gezien, zijn tenger lijf in het voorgeschreven, lange zwart met witte bef, en zijn smal, geschoren gezicht onder rossig-blond haar daarboven. Zoals Hij geklonken had ook, zijn lichthesige stem beheerst, maar zijn taalgebruik scherp, en af en toe messcherp ironisch. En daarbij zijn ogen. Hoe die zijn woordspel hadden gecompleteerd, zo niet gemaakt voor het merendeel. zijn heldergroene, fascinerende ogen, bij momenten schitterend of Hij er speciale druppels voor gebruikte. Slang, had Dieuwertje gedacht, warm van opwinding op de koude, harde publieksstoel gezeten. Je reinste Cobra ben Je. Observeren, berekenen, en plotseling uithalen naar de zwakste plek. Allemachtig. Maar ach. Ook in de rechtszaal was ze hem niet opgevallen. Hij had een keer vluchtig naar haar gekeken, ja, omdat ze onnodig had gekucht bij zijn passeren, toen Hij de zaal weer verliet. Dat was al geweest. Dieuwertje daarna, was De Keten gaan bezoeken wanneer het maar kon. Daarbij elke bijzondere aandacht van anderen werend, hopend, hunkerend hem weer te zien. Maar ze was er zes maal tevergeefs voor dat doel gekomen. Zes maal tevergeefs op haar aanbieden voorbereid geweest. Tot vanavond. Toen had ze zijn verschijnen weer mee mogen maken. Een kalm, maar zelfbewust verschijnen, in perfect gesneden driedelig zwart. Gucci, als ze het goed had herkend. Ze had van vreugde en spanning wel meteen voor hem willen buigen, maar dat zou absoluut het verkeerde moment zijn geweest. Bovendien, Hij had dit keer zo'n sombere geslotenheid uitgestraald, dat haar overmoed alleen daarom al was weggeschrompeld. En toch, bedacht ze nu zelftevreden op de taxi-achterbank, toch had ze haar lef maar mooi teruggekregen. Weliswaar opgestuwd door de nog heviger angst hem voorlopig, of misschien wel helemaal niet meer in de club terug te zien, maar... ze had zich dus alsnog aangeboden later, en op de haar voorgenomen manier. Ze was zelfs nog verder gegaan. Ze had zich ultiem voor hem vernederd. “Eh... “ onderbrak de taxi-chauffeur haar gedachten, “ik weet nog niet zo goed... is het een zijstraat van deze weg, of...” “Nee,” zei Dieuwertje, “We moeten deze nog helemaal uit, na het stoplicht rechtsaf tot de volgende stoplichten, daarna linksaf, en dan is het de laatste zijstraat rechts.” De nog jonge, buitenlandse man, Dieuwertje schatte in dat hij Pakistaans was, of Indiaas, glimlachte snel naar haar achterom. Ze nam hem zijn gebrek aan straten-kennis niet kwalijk, maar ze hoopte wel, vanwege de maar al te rap optellende Euro's in de meter, dat hij haar straat nu zou kunnen vinden. “Stomme roetmoppuh...” hoorde ze in gedachten haar vader mopperen, “Door die gaste kenne onze taxi-jonges wel naar huis.” Dieuwertje sloot een moment haar ogen. Haar vader, met zijn racisme en kortzichtigheid in het algemeen. Daar wilde ze nu even helemaal niet aan denken. Maar Hij. Als Hij nu maar ten gunste van haar zou beslissen. Er was zoveel dat haar tegen zat. Ten eerste al dat ze een vrouw was. Hij viel op zijn eigen sekse, dat had ze in de club gehoord. En nog een vager gerucht, dat zijn moeder van adel zou zijn. Dat zou haar kans misschien nog kleiner maken, dat ze maar een middenstands-meisje was. Enige dochter, na twee zoons, van een sappelende ijzerhandelaar. En tenslotte nog zijn intellectueel niveau. Universiteit en een rechtenstudie, en zij maar Havo hebben, en een baantje als lokettiste op het Gemeentehuis. Dieuwertje zuchtte. Eigenlijk had ze niks mee. Behalve haar hartstocht voor hem die haar uit haar slaap hield, en die ze nog niet eens echt begreep. Ze had net door sinds een jaar of drie dat ze SM was en sub-gevoelens had. Maar waarom ze zo ontzettend naar hem verlangde? Juist naar zijn gemenigheid, onvoorspelbaarheid en vernederingen? Dieuwertje wist het niet en het kon haar ook niet zoveel schelen. Zijn beslissing. Zijn bericht naar haar. Die waren op dit moment het belangrijkste in haar leven geworden. “Nee,” corrigeerde ze de taxichauffeur net op tijd, “hier linksaf ja... en dan de laatste rechts.” Besturen, dacht Dieuwertje. Hij, Evert, mocht het haar doen. Al zou ze hem misschien nooit zo mogen noemen. Meester Evert mocht totaal over haar beschikken. Deel 3 Privee Beraad Maar Evert, eenmaal thuis, vergat Dieuwertje weer grotendeels. Het was zaterdagnacht, en Armando was niet bij hem. Dat voelde hij. Dat miste hij tot in zijn botten. Armando was van hem geweest, vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week. Had hem elk weekend gediend in lust en last, doorlopend attent op zijn minste wens, voortdurend binnen het bereik van zijn handen. Evert, zijn huis betredend vanuit de garage, wilde Armando voor zich op zijn knieën zien gaan, hoofd gebogen, polsen gekruist naar hem uitgestrekt. “Je slaaf, Evert. Zeg maar wat je van me wilt.” Nee, U had hij nooit hoeven zeggen, of Meester. Armando niet, de talentvolle costuumontwerper met zijn eigen zaak en personeel. Het zou zijn onderdanigheid maar minder hebben gemaakt, want met spottende binnenpret doorweven. Armando was een te eigentijdse jongen, te streetwise ook, om zich bij dat soort vormelijkheid slaaf te kunnen voelen. Strictheid had hij nodig gehad, een consequente, welhaast meedogenloze regelvoering. En minachting van zijn schoonheid, juist daarvan, vaak ook in de vorm van direct fysiek lijden. Evert had het hem gegeven, allemaal, en graag. Armando was een diep bevredigende slaaf geweest. Maar nu. Nu gaf hij Armando al twee maanden niks meer. En net zo consequent als hij hem eerder alles had gegeven. Alles van de dominante persoon die hij was. Zo had hij hem van de week bijvoorbeeld weer gezien in de stad, zoals al wat keren eerder sinds hun breuk, en was hij hem opnieuw totaal negerend voorbij gelopen, zijn blik neutraal, zelfs onverschillig. Maar zijn hart had gebloed, en zijn lichaam geschreeuwd om dat andere, dat hij passeerde. Hij leed, Evert Laurens Reinier Witkamp, leed aan deze voorbije liefde en dat hoorde niet. Dat was zijn wereld ondersteboven. Hij had met slaven gespeeld en was ze weer vergeten. Hij had sommige gemist, maar nooit te lang. En toch kreeg deze laatste het voor elkaar zijn geest te versomberen en zijn lijf te doen schrijnen, elke keer dat dat het zijne nabij verwachtte en niet vond. Na twee maanden nog steeds. Evert liep naar zijn huiskamer. Hij deed geen lichten aan, maar liep in de nachtelijke stadsschemer naar zijn Engel, voor het begroetingsritueel. Het beeld, als altijd, wachtte hem op de spiegelkast. Stil en sereen, de witte vleugels hoog gespreid, het slank lijf bevallig onder het goudgerande kleed, de armen attenderend-belerend vooruitgestoken. Everts aanraken, altijd even ergens, bij weggaan en thuiskomen, werd aanleunen nu, zijn voorhoofd tegen dat van de hemeldienaar. Zijn kinderliefde was het geweest, en daarna meer en meer zijn Symbool geworden. Drager ook van oude, maar niet vergeten pijn, zichtbaar op het gipsen lijf als butsen, krassen en lijmlijnen. Evert troostte zich een weinig, aan het voelbaar contact met zijn Engel. Zijn fetish, onderhand. Hij zei er nooit iets over, en hij legde niks uit, maar o wee, als nieuw bezoeker in zijn huis, als je zijn Symbool niet op waarde schatte. Evert wees je onmiddellijk de deur, en je hoefde niet meer terug te komen. Hij toetste mensen, aan deze Spiegel van zijn ziel. En hijzelf was de Wraakengel geworden. Evert zuchtte tenslotte, veerde weer recht, en liep naar boven, naar zijn slaapkamer, met zijn luxe badkamer aansluitend. Hij deed zijn schoenen uit, zelf, hij moest wel, en daarna zijn kleren, en dacht voor het eerst weer aan het wijfje, dat begeerde hem totaal te dienen. Zou hij het kunnen verdragen, een vrouw aan zijn lijf? Met de geur van het hare zo waarneembaar dichtbij? Hij had een scherp reukvermogen, scherper dan andere mannen. Als kind al had hij alles geweerd en geweigerd, wat hem daarmee niet beviel, van badschuim tot personen. En dit vrouwspersoon, met een kut en alles... Goed, haar geur had hem niet gestoord bij haar aanbieden, maar wat zei dat nog? Het was in de Keten rokerig geweest, de lucht bezwangerd met diverse geuren door elkaar. Lijven, leer, en steriel gemaakte naalden, bestemd voor het doorsteken van tepels. Welk feestje hij trouwens had gemist, bedacht hij nu, omdat hij voor die tijd van het spel met de slavin was weggelopen. Enfin, hij kwam er zelf wel weer eens aan toe, en stel.. hij gebruikte er dat wijfje voor. Vrouwentepels waren in de regel gevoeliger... Dieuwertje. Evert haalde zich haar gezicht voor de geest, terwijl hij zijn tanden stond te poetsen. Lelijk was het niet qua vorm en met die sprekende, ronde ogen. Bruine ogen ook, al waren ze niet zo mooi, zo opwindend als die van Armando, wanneer hij... Nee. Evert blokte zijn denken. Armando was geweest. Zelfs al zou hij nog maanden om hem blijven rouwen, hij nam hem niet meer terug. Als je regels stelde, had je je er zelf in de eerste plaats aan te houden. Zeker als SM-dominant. Natuurlijk, je kon besluiten regels te veranderen, je kon er zelfs laten vallen, binnen een relatie met een sub, maar de eindregel niet. Nooit, of je moest jezelf slaaf gaan noemen. Evert dacht er niet over. Nee, Dieuwertje. Belachelijke naam trouwens, maar die was nu de zaak, waarover hij een beslissing had te nemen. Evert loosde het residu van zijn ettelijke glazen whisky, en kroop daarna tussen de lakens. Koude lakens, over een te groot oppervlak. Nu wel, nu het ook in de weekends moest opgewarmd door hem alleen. Wonderlijk toch in feite, bedacht hij, de werking van de menselijke geest. De belofte van toekomstige aanwezigheid van het geliefde, begeerde lijf, kon het gelijke, koesterend effect sorteren, als de aanwezigheid zelf. Ja. Maar er was zelfs geen belofte meer, en hij had het koud. Evert rilde even, en wreef zijn voeten over elkaar. Een slavin... dacht hij verder, zou hij daar warm van kunnen worden? Opgewonden had het idee hem wel even, toen het zich aan was komen dienen op zo'n onverwachte wijze. Maar welk aspect had de opwinding veroorzaakt? Zijn wreedheid, wist hij weer. Het verlangen te vernederen. Altijd in hem aanwezig, en bij contact met vrouwen soms nog sterker. Oké. Maar had hij ook seksuele spanning gevoeld? Voelde hij het nu, als hij aan haar dacht? Neu. Haar tieten, haar lijf op zich had hem wel aangestaan, maar waarschijnlijk omdat het aardig jongensachtig had geleken. Maar jezus, een kut... Hij had er echt niks mee. Nooit één erotisch beeld ervan zomaar in zijn kop gekregen. Wel een verafschuwend, gerelateerd aan de geur die hij had waargenomen, in warme ruimtetjes als paskamers en café-w.c.'s. En hij was al zo'n piet precies als het aankwam op lichaamsverzorging. Hoe vaak zou hij dan een vrouw niet naar de badkamer gaan snauwen, als hij vond dat er niet goed was gewassen? Evert, doordenkend, grinnikte ineens. Hij zou er een behandelingsvorm van kunnen maken, nieuwe regels op een wijfjeslijf toegespitst... Hij verzon middelen erbij en de manier en het moment om voor het eerst met de regels te komen... Everts ademhaling werd dieper en rustiger. De digitale cijfers op zijn wekker zag hij niet meer naar vier uur verspringen. Deel 4 Wachten De werkweek daarop hoorde Dieuwertje niks meer van meester Witkamp. Nu verwachtte ze ook niet snel bericht van hem, maar ze hoopte er wel op. Ze kon zelfs nauwelijks aan iets anders denken. Dat had invloed op haar werk. Soms duurde het even voor ze nieuwe klanten voor haar loket opriep, middels de volgnummerborden in de gemeentehuishal. Soms ook moest ze dingen twee keer vragen, voor het tot haar doordrong. En af en toe dwaalden zelfs haar ogen af naar de nieuwkomers in de hal, alsof meester Witkamp daar elk moment tussen zou kunnen verschijnen. Maar minieme kans natuurlijk. Hij had zijn kantoor in Haarlem. Waarom zou hij dan in Rotterdam wonen? Om die paar bezoeken aan De Keten? Die zeiden niks. Dieuwertje was ook wel eens SM gaan stappen in een andere stad, gewoon voor de afwisseling. Nee, het was niet logisch te noemen, dat ze onder de gemeentehuisbezoekers naar meester Witkamp speurde. Het gaf slechts de maat van haar obsessie aan. Voor haar eet- en slaapwerk was die ook niet best. Dieuwertjes maag leek als dicht van de spanning, haar nachten bracht ze grotendeels in waken door. Allerlei vervolgscenario’s trokken dan aan haar geestesoog voorbij. Van de meest opwindende, tot de zwaarst teleurstellende. Zwartste beeld was natuurlijk helemaal niks meer van meester Witkamp horen, en iedere keer als zich dat in haar brein begon te vormen, drukte ze het met alle geweld weer weg. “Ik denk over je aanbod na, Dieuwertje,” had hij gezegd, “en dan hoor je van me. Dat in ieder geval.” Daaraan klampte Dieuwertje zich dan vast. Hij was weliswaar een gladde prater, maar hij zou toch geen regelrechte leugenaar zijn. En als hij haar helemaal niet had zien zitten, zou hij dat meteen wel gezegd hebben. Onmiddellijk en ter plekke. Dus dat ze nu nog steeds niks van hem had gehoord… hij dacht nog na. Hij overwoog nog. Hij zou het haar heus wel laten weten. En met die zelfgeruststelling viel ze dan soms weer even in slaap. Maar het was een uitputtende toestand, dit smachtend wachten. Dieuwertje kreeg schaduwen onder haar ogen. Toch ging een tweede werkweek heen zonder bericht. Dieuwertje begon lichtelijk te wanhopen. Had ze zich in hem vergist? Zou hij haar toch gewoon met haar slavinnenverlangens laten zitten? Zonder nog een enkel woord? Zou hij haar zo koud, zo onverschillig kunnen behandelen? Toen het vrijdagmiddag was geworden, de tijd voor een korte lunchpauze, had Dieuwertje niet eens de aanzet meer haar meegenomen sandwiches te grijpen en haar lijnsparend bakje met magere kwark. De gedachte genegeerd te worden voor een tweede weekend, hij zou nu vast al andere plannen hebben dan zich met haar bemoeien, maakte haar stil en klein, en vrat aan haar gevoel van eigenwaarde. Was ze wel iemand om iets mee te willen? Bezat ze wel die aantrekkelijkheid? En toen, het was tegen half twee, verscheen er een nieuw geel envelopje in de Inbox van haar mailprogramma. “Mr. E.L.R. Witkamp… Bericht aan Dieuwertje.” Het bloed trok weg uit haar hoofd , ze had even de neiging flauw te vallen. Hij berichtte haar. Hij deed het. Hij was haar niet vergeten. Dieuwertje keek snel om zich heen, maar haar collega’s leken druk met hun eigen dingen. Ze dubbelklikte het mailtje open. “Dag Dieuwertje. Ik wil je nog een keer zien. Ik wil nog een en ander van je weten. Ga na je werk naar het Weena, en stel je op voor het Westin Hotel. Ik zal dat om plm. 18.30 in de auto passeren. Als ik je niet zie staan rijd ik door, en is dit bericht aan jou meteen mijn laatste. In het andere geval rijd ik slechts zover door, dat ik even kan stoppen om je op te pikken. Let op een metaalgrijze Jaguar, en laat me niet langer met de wagen stilstaan dan strikt noodzakelijk. Tot vanavond.” Dieuwertjes gezicht was heet geworden, haar hart klopte voelbaar in haar keel. Hij wilde haar nog een keer zien. Hij wilde nog een en ander van haar weten. Ze had dus nog kans bij hem. Meester Evert had haar nog niet afgewezen. De rest van die middag was Dieuwertje de attentheid zelf naar haar loketklanten. Ze mocht bij de Meester komen voor nadere beoordeling. Dat voelde, of ze een prachtig, opwindend cadeau had gekregen. Niet dat ze vond dat ze er uitzag, om het op passende wijze in ontvangst te nemen. Het was warm voor mei, ze had een laag heupmodel lange broek aan met wijd uitlopende pijpen, en een al even aangesloten, kort topje daarboven, gesloten aan de hals, maar zonder mouwen. Dat was een leuke, aantrekkelijke outfit voor achter het loket, maar voor naast meester Witkamp in een Jaguar? Dieuwertje vreesde dat ze heel gewoontjes zou lijken, misschien zelfs saai, in ieder geval niet classy. En stel dat hij haar mee ging nemen naar de een of andere chique tent voor een drankje tijdens het gesprek. Dieuwertje voelde zich nu al ongemakkelijk. Een soort van Elisa Doolittle naast haar Leraar in de omgangsvormen. Aan de andere kant, bedacht ze, was dit misschien nu juist wat hij beoogde, met dat “Na je werk.” Misschien wilde hij haar juist zien, onvoorbereid op een ontmoeting. Als onderdeel van zijn herbekijken. Misschien ook wilde hij haar op die manier haar plaats nog eens goed laten voelen. Zo ergens ver beneden hem en zijn milieu. Vragen. Dieuwertjes hoofd zat weer vol vragen. Andere, minder wanhopige dan eerder, maar niettemin. En het was maar afwachten hoeveel antwoorden ze straks van Meester Evert zou gaan krijgen. Tenslotte dan stond ze daar,voor het Westin in de avondzon. Veel te vroeg, maar ja… Ze wilde niks riskeren. Nog niet het kleinste flintertje van een kans dat hij door zou rijden. Bij haar vandaan, steeds verder, en om nooit meer terug te keren. Dieuwertje rilde bij het bedenken. Dat worst-case-scenario mocht niet uit gaan komen, zeker niet nu ze er zelf invloed op had. De metaalgrijze Jaguar verscheen om 18: 25. Ze zag hem al staan in de rij voor het stoplicht, van haar uit gezien links van de trambanen. Dieuwertje, haar hart opnieuw versnellend, liep naar voren, stak het fietspad over en bleef aan de rand ervan staan. Toen ging het licht op groen, en de wachtende auto’s begonnen weer te rijden. Even zag Dieuwertje meester Witkamps gezicht, zoals hij naar haar keek terwijl hij haar passeerde. Hij keek strak, of hij maar weinig zin had in deze ontmoeting. Niettemin begon Dieuwertje meteen mee te lopen, versnellend algauw tot bijna hollen, omdat hij wel erg ver doorreed alvorens zijn wagen af te remmen. Hij doet het met opzet, ging het door haar heen. Hij wil me zien rennen. De gedachten deden haar opwinding toenemen. Toen was ze naast zijn wagen en zag het rechtervoorportier al openzwaaien. Ze stapte in, lichtelijk nahijgend van de korte spurt. “Zo,” zei meester Witkamp, “Je kunt dus goed lezen.” Daarna keek hij van haar weg in zijn zijspiegel, en liet zijn wagen weer optrekken. Opzoeven, meer. Een Jag was toch iets heel anders, bedacht Dieuwertje, dan haar Suzuki Alto. Meester Witkamp sorteerde rechts voor bij de volgende stoplichten. Even later draaiden ze de Coolsingel op. Dieuwertje wierp snelle blikken opzij. Hij zag er perfect uit, zoals gewoonlijk. Tweedelig camel,dit keer, en een lange, neutraal gekleurde regenjas er overheen. Open. Hij had geen zin of geen tijd gehad hem uit te doen, voor hij was gaan rijden. Ze reden rechtstreeks naar de parkeergarage, terzijde van de Passage. Meester Witkamp scheen Rotterdams centrum aardig te kennen. Kijken naar haar onder het ritje deed hij niet. Hij had haar opgepikt als een klaarstaand pakje. Dieuwertje geloofde al haast niet meer, dat hij het ooit zou willen openen. Hij deed het portier ook niet voor haar open, nadat hij was uitgestapt. Hij wachtte alleen maar terzijde ervan, tot ze uit eigener beweging zijn uitstapvoorbeeld volgde. Ze was er net te laat mee, en schaamde zich voor die twee tellen wachten. Natuurlijk was hij geen heer voor haar. Ze was een voetveegje. Ze had zelf zijn voet op haar hoofd gezet. Meester Witkamp liep voor haar uit naar een Italiaans tentje in de Hoogstraat, en koos daarbinnen een tafeltje achterin. Dieuwertje bleef staan, ook nadat hij al had plaats genomen. Ze had geen idee wat hij van haar verwachtte. Meteen kreeg ze zijn lichte schitterogen op de hare gericht. “Waarom ga je niet zitten?” “Ik eh… nou ja, ik dacht… ik wist niet precies wat U wilde dat ik deed… “ “Het logische, lijkt me, in de situatie. Behalve de plek waar je je op kon stellen, en hoe laat, heb je van mij nog geen instructies gekregen.” Inderdaad, besefte Dieuwertje, terwijl ze zich snel tegenover hem neerliet. Ze liep alweer op de zaken vooruit, net zoals met dat Meester tegen hem zeggen bij haar aanbieden. Ze mocht wel uitkijken. Straks ging hij haar te gretig vinden naar zijn smaak. “Ik neem koffie,” kondigde hij aan, “Als jij iets anders wilt, of niks, moet je het zeggen.” “Thee zou ik wel lekker vinden. Kruidenthee, als het kan.” Hij bestelde. Keek daarbij de ober snel op en neer. Een Italiaans type van een jaar of twintig met een lang, groen schort voor. O, dacht Dieuwertje. Die krijgt meer aandacht dan ik vandaag al heb gehad. Het voelde weer als brand in haar lijf. Haar diepe behoefte zijn aandacht te winnen, juist omdat hij het haar nauwelijks gaf. En toen kreeg ze die begeerde aandacht, nadat de ober was weggegaan. Meester Witkamp sprak haar aan, met zijn woorden zowel als met zijn ogen. “Zo, Dieuwertje. En nu zou ik graag nog een en ander van je willen weten.”
|
|
|