Gymmen
De Vlucht deel 19 Waarin een bewaker zijn mond voorbij praat
En plotseling zag ik spoken. Plotseling, op het moment dat ik de deur uitkwam, om samen met Tuclun naar het dagverblijf te lopen, begon mijn hart te bonzen. Op de hoek van de gang stond Jaroslaw, die naar links en naar rechts keek alsof hij bij elke verdachte beweging zou schieten. Jeanny kwam toevallig haar gang uit toen ik die passeerde, maar ik graaide niet in mijn zak naar een bandje. "Hai, Sandra," zei Jeanny. "Wat zie je er weer beeldig uit vandaag." Een beetje bedremmeld keek ik opzij, naar Jeanny's opgemaakte ogen en belipstickte mond. Ze had goddomme rouge op haar wangen. "Ik verwacht mijn vriendje pas vanavond," zei ik kattig, en ik versnelde mijn pas. Er wachtte me een afspraakje vanavond en ook Jeanny bleek voor de honderdduizendste keer de klos te zijn. De aankondiging dat ik op de lijst stond, maakte me nog altijd eventjes wanhopig en eventjes moedeloos. Jeanny scheen het nauwelijks te horen dat ze vanavond met haar benen wijd moest liggen. Mijn moedeloosheid werd onderbroken door een schouderduw van Karin. Ze lachte me toe terwijl ze naast me stond te huppelen. "Hier," zei ze en ik voelde plastic in mijn hand. "Metallica. Goed voor de frustraties." Vervolgens hing Jaroslaw een nieuwe computeruitdraai op en diverse meisjes besloten om toch maar even te gaan kijken. Ik had geen zin om mijn prijs te zien. Ik keek rond waar Karin nou weer was gebleven. Ze stond bij het groepje meisjes dat ook even wilde kijken. Ze keek om en haar ogen stonden donker. Er ging een geroezemoes door het groepje meisjes bij het papier aan de muur. Voorzichtig drentelde ik in de richting van de lijst, maar voordat ik het met eigen ogen zag, begreep ik al, uit de reacties van andere meisjes die waren komen toelopen na het geroezemoes, wat er gebeurd was. Achter Ina's naam stond geen getal van vier cijfers. 950 gulden met een minnetje ervoor. Het minnetje betekende dat je er niet meer was. Ina was nu een verboden onderwerp. We mochten niet meer over haar praten, laat staan dat we afscheid van haar mochten nemen. In Huize Zoetedroom bestond geen afscheid, want in Huize Zoetedroom kwam de dood niet onverwachts en niet zonder vooraankondiging. De dood was een getal van drie in plaats van vier cijfers. Ook Sheila en Jacqueline ijsbeerden rondom de tafeltjes, met gebalde vuisten zoals ik. Ik moest me inhouden om niets te zeggen, niets te schreeuwen, niet alles eruit te gooien wat ik er zo graag uit wilde gooien. Het zou oerstom zijn om dat te doen, want dan zou ik zelf de nacht niet halen. Anita 2 zat in haar vertrouwde hoekje. Ze prevelde, als altijd, maar ditmaal waren haar handen zichtbaar gevouwen en zichtbaar geheven. Zij had haar eigen manier om met ellende om te gaan, en plotseling wilde ik naar haar toegaan om te vragen hoe ze het in godsnaam deed. Hoe kun je in God geloven als absolute heidenen je straffe¬loos terroriseren? Ik balde mijn vuisten en mijn knokkels werden wit. Ik zag Karin een rondje draaien en ik liep naar haar toe. "Laten we alsjeblieft tafeltennissen," zei ik. Uitgerekend vandaag werd een historische dag, want ik won voor het eerst een partij van haar. Vervolgens maakte ze me nog twee keer afschuwelijk in, maar toen Petra en Lidwien aanschoven voor een dubbel, vergaarde ik met Lidwien aan mijn zij nieuwe roem en eer. Geen van allen reageerden we uitgelaten op de gescoorde punten, en geen van allen gingen we hossen na een overwinning. Ergens, tijdens het ophalen van een bal, zette ik mijn arm even op Petra's schouder. Eventjes kneep ik erin, en eventjes keek Petra naar me om. Haar lichtbruine ogen keken me onderzoekend en vragend aan. Ik lachte naar haar en liep terug naar de tafel. Eventjes later trakteerde ik de verliezers samen met Lidwien op een kopje warme chocolademelk. Toen we met z'n vieren zaten te kletsen, leek het heel even alsof we vrolijk en redelijk zorgeloos waren. Pas terug in mijn cel, met nog vele uren voor de boeg voor een nieuw hoofdstuk vol schaduwen, kwam de wanhoop van gisteren terug. Ik heb geen woorden voor wat er met Ina gebeurd is. Niemand heeft er woorden voor, en het is ons verboden om er woorden voor proberen te vinden. In mijn cel, zonder microfoons in de buurt, balde ik mijn vuist, en tussen mijn tanden siste ik alles wat ik vanmorgen in het openbaar had willen schreeuwen. Ik voelde me niet veel beter toen ik Höberger beloofd had dat ik hem hoe dan ook, op wat voor manier dan ook, zou laten boeten voor Ina. Het gevoel dat ik mijn woorden nooit zou kunnen waarmaken, wilde niet van me wijken. Pas toen voelde ik het plastic van Karins bandje dat nog in mijn zak zat zonder dat ik me had herinnerd dat ze me het gegeven had. "Hoi. Lidwien en ik denken na over een bepaalde code, waardoor we in het dagverblijf misschien toch nog zouden kunnen praten. Het idee is dat we de hele tijd zitten zwammen over onzinnige dingen, over Goede Tijden Slechte Tijden bijvoorbeeld. We zouden de over de bewakers kunnen hebben door ze allemaal een naam te geven uit Goede Tijden. Zoiets, maar Lidwien en ik zijn er nog niet helemaal uit. Sorry dat ik de vorige keer flauwviel. Ik weet niet goed wat er gebeurde, maar had zal wel stom geklonken hebben op de band. Ik vond de vissalade ook al wat muffig smaken, dus ik denk dat het daardoor is gekomen. De volgende dag had ik buikpijn en dokter Broth zei dat ik alle symptomen van een voedselvergiftiging had. In ieder geval ben ik nu weer helemaal gezond, maar verder heb ik niet zo vreselijk veel te melden. Lidwien vindt trouwens, hoe zonde het ook is, dat we elkaar alleen nog maar bandjes moeten geven als we echt iets te melden hebben. Ik ben het met haar eens, want stel je voor dat iemand, Jaroslaw bijvoorbeeld, een plotselinge neiging tot dienstklopperij krijgt. Dan zijn we er gloeiend bij, dus ik denk dat we maar beter niet uit onze nek kunnen gaan zitten kletsen op die bandjes. Oh ja, Lidwien gaat je iets laten zien tijdens het volgende luchtuurtje. Ze heeft een gaatje in de beveiliging ontdekt. Het is maar een muizengaatje, maar het is toch lekker om te weten dat ze een paar foutjes gemaakt. Het geeft je tenminste hoop dat ze misschien nog wel eens een paar foutjes maken. Overigens, ze weet het omdat Mah-Jong zijn mond voorbijgepraat heeft. Volgens haar is Mah-Jong misschien te kraken. Hij schijnt namelijk met zijn geweten in de knoei te zitten. Nou, dat is toch zomaar nog even wat nuttige informatie tussendoor. Ik verwacht een bandje als jij me weer iets nuttigs te melden hebt. Ik heb nog een kwartier voordat ik aan de bak moet (Ik heb geen zin. Ik ben zelfs bang dat ik iets heel erg doms ga doen als ze me teveel gaan pesten.). Aha, dus Mah-Jong praat wel vaker zijn mond voorbij. Kletsen over het bereik van de microfoons, dat is niet zo mooi, meneer Mah-Jong! En Karin denkt dat ze flauwgevallen is??? Ze had hoofdpijn, zo erg dat ze vervolgens flauwviel. Het lijkt erop alsof ze zich niet meer herinnert dat ze hoofdpijn had. Wat ze ook had, een voedselvergiftiging had ze zeker niet. Het lijkt er verdomme toch echt op alsof ze gehersenspoeld is. Het idee kan ik maar niet uit mijn hoofd zetten. Maar waarom, als het zo is? En hoe, want volgens Lidwien lijkt ze maar een beetje op Esther Kriele. Het kan alleen als ze helemaal omgebouwd is, met borstverkleining en neuscorrectie en de hele rataplan. Dat kost een fortuin! Ina maken ze af omdat ze te treurig is geworden om nog een lekker hoertje te zijn, en Esther Kriele, die kennelijk dan iets heel stouts heeft gedaan, wordt voor een vorstelijk bedrag omgetoverd in Karin van Arnhem. Het kan niet. Het kan gewoon niet. Ik moet meer weten. Jeanny moet een bandje hebben. En misschien moet ik Karin gewoon confronteren. Een bandje, met de theorie erop. Luisteren kreng, ook al barst je hoofd open. Ze zou toch niet kunnen bezwijken aan hoofdpijn, als ik zoiets zou doen? Het lijkt me beter om maar eerst nog iets meer te weten te komen. Zonder Karin zou ik zeker afknappen. Ik was zijn mooiste leerling, in het meest bevallige, schaamhaar tonende, gympakje. Ik moest nablijven omdat ik had gezegd dat ik ongesteld was. De leraar, die alle smoezen van alle leerlingen bijhield in een boekje, had ontdekt dat ik in de afgelopen drie maanden al zeven keer ongesteld was geweest. Ik moest eerst rondjes lopen. "Zweet kweken. Eerst wat zweet kweken." Hij gaf de maat van de looppas aan met een houten stok, die steeds sneller op de houten vloer van de zaal tikte. Op een gegeven moment, ik hijgde met mijn tong op mijn schoenen, vond ik dat hij gewoon kon barsten, maar toen kwam hij me achterna met die stok, dit keer om me op mijn billen te tikken tot ik weer hard genoeg rende. Na twintig rondjes bekeek hij me, bezweet en hijgend. Mijn rookverslaving had mijn conditie geen goed gedaan, dacht ik nog, terwijl ik een rocheltje ten beste gaf. Nee, mijn leermeester vond mijn conditie ook niet wat hij ervan verwacht had. We moesten maar eens een beetje gaan oefenen aan de ringen. Ik heb hoogtevrees. Van een vogelnestje word ik al duizelig. In de ringen ben ik hulpeloos. Mijn benen spartelen terwijl mijn hart bonst en ik overal bezweet ben. Toen martelingen nog geen dagelijks werk waren, waren de ringen al martelwerktuigen. Nu kreeg ik por met de stok als ik niet snel en elegant genoeg een koprol maakte. Uiteraard verlangde hij meer lenigheid van mij dan ik ooit zou kunnen opbrengen, dus had hij het razend druk met me te porren op plaatsen waar rechtschapen leraren hun leerlingen niet zouden durven porren. Oh, de klootzak had er plezier in dat ik er niks van kon. Na twintig minuten van vervaarlijk bungelende benen en armen die maar niet recht wilden hangen, had hij er genoeg van. Hij zette me op de plaats rust en gaf me een nieuwe preek. Om zijn ontevredenheid te tonen liet hij me vooroverbuigen, en hij sloeg me vijf keer vinnig op mijn billen. "Eens kijken hoe het met het bokspringen gaat," zei hij toen gemeen en helemaal op temperatuur. Hij stond erbij om me op te vangen en het laat zich raden dat hij greep wat hij grijpen kon. Toen hij me beval om een salto te maken, begon ik te protesteren. Met een echte, oprechte angst bekende ik hem dat ik zoiets niet durfde en niet kon. "Ik breek mijn nek," zei ik, en de paniek die ik voelde was oprecht. Hij merkte het ook. "Als je je gympakje uitdoet voordat je gaat springen, dan hoef je geen salto te doen. Je mag kiezen." Ik koos voor het uittrekken van mijn gympakje, dagboek. Sorry dat ik het zeggen moet. Uiteraard ving hij me gulziger dan ooit op, en in zijn armen begon hij me te betasten. Hij voelde me terugwijken en hij liet me even gaan. Ik huppelde naar een veilige afstand en ik zag hem plotseling op me afstuiven. Instinctief nam ik de benen, en toen ik hem achter mij hoorde grinniken, was ik vastbesloten om me niet te laten pakken. Na precies één rondje had hij me te pakken. Ik struikelde en viel behoorlijk hard op de houten vloer. Hij greep naar mijn armen en dwong me op mijn rug. Hij duwde mijn armen ter weerszijden van mijn hoofd op het hout. Hij bekeek mijn borsten gulzig. "We gaan oefenen met de knots," zei hij met pretoogjes. Hij liet me de knots hoog opgooien zodat ik mijn uiterste best moest doen om het ding te vangen, want op het niet vangen van de knots stonden vijf slagen met de stok. Ik merkte dat hij mijn lichaam verslond op de momenten dat ik geconcentreerd de knots stond af te wachten. Meteen ving ik verkeerd, en de knots bonkte op de grond. Voor de tweede keer moest ik me vooroverbuigen, en dit keer kreeg ik de klappen op mijn blote billen. Zachtjes steunend doorstond ik de venijnige pijn. De vernedering was echter erger dan de pijn. Toen kwam het touwtjespringen, waarbij hij mijn open mond mijn schuddende borsten bekeek. Vervolgens gingen we volleyballen, ik naakt aan de ene kant van het net, hij gekleed aan de andere kant. Ik won van hem, want zijn concentratie was maar matig op de bal gericht. Als dank voor mijn overwinning bond hij me vast aan het klimrek, nadat hij me tot halverwege omhoog had laten klimmen. Mijn armen hingen vrijwel gestrekt langs de sporten omhoog, en mijn enkels werden losjes vastgebonden aan de sport waarop ik stond. Het klimrek stond behoorlijk scheef en mijn evenwicht was behoorlijk wankel, dus ik hing behoorlijk krampachtig tegen de sporten aan. Ik loerde naar de diepte, en werd op slag duizelig bij het idee dat ik mijn evenwicht zou verliezen, en dat ik aan de knopen van de touwen zou hangen totdat ze het zouden begeven. Vanaf de grond kondigde zijn vrolijke stem aan, dat het tijd werd voor een spelletje trefbal. Het raken van mijn benen of armen leverde 1 punt op. Mijn rug scoorde 3 punten, mijn hoofd 5 punten. Voor mijn billen gaf hij zichzelf 10 punten, en de roos, precies tussen mijn benen, leverde 20 punten op "Ik gooi tien keer. Straks krijg je een klap voor elk punt dat ik scoor." Ik stond duizend doden uit, want elke keer als een bal me raakte, dan leek ik omlaag te storten. Bovendien deed het pijn als hij me raakte, want hij gooide behoorlijk hard. Hij wist me één keer precies tussen mijn benen te raken, en toen hem dat gelukt was, maakte hij een rondedans van triomf. Hij raakte mijn rug en mijn billen elk twee keer. Hij raakte drie keer mijn benen en één keer mijn hoofd, met zo'n klap dat ik stond te zwaaien van duizeligheid. Hij scoorde precies 50 punten. Hij zorgde ervoor, dat de laagste ligger van de brug langs mijn kruis schuurde. Ik moest mijn romp, met mijn armen ingetrokken naast mijn hoofd, vooroverbuigen, tot mijn polsen op de hoogste ligger rustten. Hij bond mijn polsen en mijn enkels en stelde zich achter me op met een badmintonracket. Hij sloeg me op mijn hele achterkant, maar het vaakst op mijn billen. Af en toe pauzeerde hij om me te horen kreunen, om me te zien wringen, om mijn huid die gloeide van pijn te zien sidderen. Ik gaf hem meer dan ik hem wilde geven, want het voelen van de badmintonracket leek bijna een verademing, vergeleken bij het wachten op die bal in de hoogte. Bovendien wreef de laagste ligger bij elke beweging mijn kruis als een hard masserende vuist. Onafwendbaar deed de chemie zijn werk. Na de dertigste slag prevelde mijn hoofd om nog meer slagen. Na slag veertig deden mijn lippen het, hoewel ik mezelf vervolgens haatte. Na slag vijftig kronkelde mijn onderlichaam ongegeneerd langs de onderste ligger. Ik kreunde diep toen zijn hand bezit van me nam. Ik zette mijn benen recht, en dwong mezelf om doodstil te staan. Als vanzelf vond mijn hoofd rust op de ligger, vielen mijn ogen dicht en was de hand die me tussen mijn benen liet gloeien de hand van een anonieme vriend. Ik had klaar kunnen komen, als hij me niet van achteren had gepenetreerd. In plaats van vereerd te worden, werd ik toch weer verkracht. Mijn kreuntjes klonken zielig en ellendig, maar nadat hij klaargekomen was, zorgde hij ervoor, hij pakte mijn billen en dwong mijn kruis tot schuiven, dat ik ook klaarkwam. Ik jankte een paar tranen toen ik voelde dat het gebeurde, maar het was al gebeurd. Zijn pens gleed tegen mijn rug op en hij fluisterde in mijn oor dat ik een heerlijk diertje was. "Wil je een drankje of iets te roken," vroeg Mah-Jong effen, maar zijn ogen wendden zich van me af bij het presenteren van de sigaret. Hij vond het niet leuk dat hij als mijn oppasser ingeroosterd was. Voorlopig had ik eventjes geen zin om Mah-Jong te pesten. Ik wierp een schuinse blik op de spiegel. Ik droeg een nieuw en schoon gympakje, maar daar keek ik niet naar. Mijn ogen stonden gekweld, zag ik. In mijn hoofd broeide de gedachte dat ik de tweede helft niet aan zou kunnen. Hoe zou ik het dan aankunnen om Mah-Jong te gaan pesten? "Het spijt me dat je straf hebt gekregen," zei Mah-Jong. "Maar Jaroslaw legde iedereen nogal het vuur aan de schenen en toen heb ik gekletst." Ik drentelde heen en weer, dichtbij de muur. De aanvechting om even tegen die muur te leunen, zodat mijn loodzware benen me even niet meer hoefden te dragen, was te groot. Ik aaide mijn wangen over de witte tegels. De kille stenen gaven me maar weinig troost. "Wat is er?" "Ik ben zo moe," mompelde ik. "Ben je boos op me?" "Niet bozer dan op elke andere klootzak hier." Ik draaide me om en ik leunde tegen de muur. Ik zoog een diepe teug lucht naar binnen. "Als het jou teveel wordt, dan kun je een snipperdag nemen," zei ik. "Ik weet het," zei Mah-Jong en hij klonk schuldbewust, maar ook bang als een wezel. Zijn handen waren en bleven gebonden, ik voelde het. "Stel dat je ermee op kon houden. Je kon naar een ver land, met je vrouw en je kindertjes, en je wist dat de politie je niet zou pakken?" "Oh, ik zou ermee ophouden. Zeker weten. Het hangt me mijlenver de keel uit. Ik mag het niet zeggen maar ik zeg het toch. Maar verder ga ik mijn mond vanavond niet voorbij praten. We kunnen het ook gewoon over koetjes en kalfjes hebben. Over het weer of zo." "Het kan me geen moer schelen wat voor weer het is," zei ik met een diepe, moedeloze zucht. Mah-Jong was hopeloos. Het was een ei, maar een zo'n groot ei dat zelfs wij niets aan hem hadden. Hoe was hij ooit door de keuring gekomen? "Je bent moe," zei Mah-Jong. "Ik zie dat je moe bent. Het spijt me. Heus, ik vind je een aardige meid. Ik vind alle meiden hier aardig." "Misschien had je dat moeten bedenken toen je solliciteerde." Mah-Jong keek op. Zijn dikke lippen stotterden een beetje, maar geluid gaf hij niet. "Ze was zo mooi," mompelde hij. "Wie was zo mooi?" "Zij. Degene die ervoor gezorgd heeft dat ik nu met jou zit te kletsen." Ik keek Mah-Jong aan, plotseling helemaal niet zo moe meer. "Als je dan toch je mond voorbij gaat praten dan kun je het net zo goed luid en duidelijk doen," zei ik zachtjes. "Ze stuurden haar op me af," mompelde Mah-Jong. "Ze was jong en mooi en ik had wel een vriendin, maar... ze wilde alles wat ik ook wilde." "En toen?" "Over twee minuten is het tijd om weer terug te gaan," zei Mah-Jong. De angst was terug in zijn ogen. Hij kromp ineen toen ik een stap in zijn richting zette. Ik leek de bewaakster en hij de slaaf. Ik nam een trek van een sigaret, en ik maakte de rest van Mah-Jongs verhaal af. Een mooi jong meisje deed alles met hem wat zijn hartje begeerde, en achter de spiegel aan de muur draaide de videocamera. We hebben werk voor je, Mah-Jong, en als je nee zegt dan sturen we deze videoband naar dat lieftallige vriendinnetje van jou. Ik kon niet geloven dat elke bewaker op deze manier aan zijn baantje gekomen was. Van Mah-Jong kon ik geloven dat hij zich op een dergelijke manier liet chanteren, maar van Kharg of Jaroslaw of Novodny of Zadro kon ik het me niet voorstellen. "Ik heb met je te doen," kon ik niet nalaten te spotten toen ik langs hem liep voor een nieuwe ronde van vernederingen.
|