een winkel, een winkelmeisje, en een klant; een tevreden klant?
L. loopt altijd even langs het winkeltje, als hij in de buurt is. Hij staat enige minuten glimlachend voor het etalageraampje en kijkt naar het uitgestalde jeukpoeder, de plastic spinnen, de gekke koppen en de maskers. Hij is eigenlijk nooit binnen geweest, maar nu overweegt hij om het hier eens te proberen. Niet zelden vindt men op een onverwachte plek het attribuut van zijn gading. Binnen komt hem een ferme papiergeur tegemoet en er zijn, zo op het eerste gezicht, verder geen klanten. Achter de toonbank telt een verzorgde, blonde vrouw zachtjes ballonnen: “Drieënveertig, vierenveertig, zesenveertig…” “Goedemiddag.” Hij loopt langs haar heen en kijkt als een jongetje geamuseerd naar de stellingen met kostuums, hoeden en kleinere artikelen. Hij blijft bij een rekje met feestelijke riemen staan, verschuift er een paar, houdt een enkele omhoog, maar op het eerste gezicht hangt er niets naar zijn zin tussen. “Zoekt u iets speciaals?” De blonde vrouw staat plotseling achter hem. “U heeft geen lange, dunne zwarte riemen, zeker?” “Hoe lang, dacht u?” Het timbre van haar stem treft hem aangenaam. “Een meter tien, of langer.” “Zitten ze er niet tussen?” Ze schuift er een paar opzij. “Dat is vreemd, we hebben ze wel gehad. Ik dacht dat ik ze vorige week besteld had. Ik zal het toch niet vergeten zijn of erger nog: de verkeerde besteld hebben?” “Tja, dat is mogelijk, natuurlijk. Waar mensen werken, worden fouten gemaakt.” “Waar mensen werken, worden maar al te vaak foutjes gemaakt, mijnheer. Dat is zeker zo en indien u dit een fout noemt…Dan mag deze, goed beschouwd, niet onbestraft blijven, lijkt mij…” Ze houdt een donkerblauwe omhoog. “Is dit iets voor u?” Hij steekt zijn hand uit. “Ooh, neemt u mij niet kwalijk. Wat dom en onhandig van mij.” Ze zakt vlug door haar knieën om de riem op te rapen en kijkt, zo komt het L. voor, met een nodeloos schuldig gezicht naar hem op. Ze aarzelt even, maar staat dan snel weer op. Ze brengt haar rokje in orde, hangt de riem slordig terug en pakt een andere. “Deze voldoet misschien meer aan uw wensen, mijnheer?” Nog voordat L. zijn hand kan uitsteken valt ook deze riem op de grond. Ze bukt weer en werpt hem voor de tweede keer een vreemde, onbestemde blik toe. Hij blijft haar een moment strak, met felle, toegeknepen ogen aankijken en doet dan resoluut een pas naar voren. Hij legt een hand stevig op haar schouders en duwt haar naar beneden. Ze ploft op haar knieën. “U heeft gelijk,” zegt hij op resolute toon, terwijl hij haar kin pakt en haar gezicht omhoog duwt, “dit zou ik een stellige fout willen noemen, die zeker niet onbestraft mag blijven.” Ze kijkt hem opnieuw met een donkere blik aan. L. trekt haar aan haar arm op en graait de riem uit haar handen. Hij geeft haar een zetje in de richting van een klein vertrek, ingericht als kantoortje, achter in de winkel. “Wat gaat u doen?” Maar haar poging om tegen te stribbelen schijnt hem niet krachtig toe. Hij sluit de deur en drukt haar zacht, maar dwingend voorover op het bureau. “Handen op de rug!” L. stroopt met een handig snelle beweging haar rokje op en doet de pijpjes van haar broekje in haar bilnaad. Hij vouwt de riem dubbel en geeft haar, zonder aankondiging, een paar korte, felle slagen. Ze reageert niet op deze eerste verkennende tikken. Hij gaat harder slaan en dan, alsof ze er aan toegeeft, beantwoordt ze zijn kastijding onverwachts met een krachtige kreun. Haar bekken begint voorzichtig te draaien; eerst langzaam, maar dan met steeds grotere bewegingen. Ze zoekt met haar lichaam zijn cadans en haar kreunen volgt nu het ritme van zijn trefzekere, onvermijdelijk slagen. Plotseling zakt ze op de grond, valt op haar zij en begint te huilen. L. stopt zijn geseling niet. Ze strekt haar arm en duwt hem tussen haar bovenbenen. Ze drukt haar dijen enkele keren krachtig tegen elkaar en bereikt dan plotseling, met heftige schokken, haar hoogtepunt. “Dat was mooi,” mompelt L. plechtig en recht zijn rug, “dat was mooi. Wellicht kunt u de bewuste riem toch nog voor mij bestellen?” Met rappe tred verlaat hij het kantoortje. De verantwoording Twee dagen later gaat L. kijken of zijn bestelling inmiddels is aangekomen. De blonde vrouw helpt een klant. Ze kijkt op, lijkt even te schrikken, maar zegt niets. L. loopt naar de toonbank en vraagt haar, enigszins lomp, over de schouder van de klant heen: “Is mijn bestelling er al? Ik kom er zo voor terug. U bent hier toch nog wel even?” De vrouw krijgt een kleur. Ze wil hem zeggen dat ze geen levering voor hem heeft, maar de woorden blijven ergens in haar binnenste steken. Tegelijkertijd voelt ze een vreemde, aangename gloed in haar onderbuik. L. wacht het antwoord niet af en loopt naar buiten. Klokslag half een, het is haar lunchpauze, komt L. terug en vraagt nu op hoffelijke wijze naar de riem. Ze stapt achter de toonbank weg en loopt met een blos naar de winkeldeur. Ze draait de sleutel om en zegt, nauwelijks verstaanbaar dat ze de riem vergeten heeft te bestellen. “Dit is ongepast, juffrouw. U heeft mijn verzoek niet ingewilligd en dat komt mij niet aangenaam voor U doet uw werk kennelijk niet goed. En om uw eigen, onloochenbare woorden te gebruiken: niets mag onbestraft blijven.” Hij knikt in de richting van het kantoortje. Zonder de minste tegenstreving, met haar hoofd licht gebogen, gaat ze hem voor. Ze maakt wat ruimte door de stoel onder het bureau te schuiven. “Wilt u dat ik kniel?” vraagt ze zacht. “Vanzelfsprekend! Dat lijkt mij in deze zaak gepast. Uw handen op uw rug en direct uw uitgebreide verontschuldigingen, graag.” Het strakke rokje verhindert haar -en L. vindt het geen onaantrekkelijk moment- om gemakkelijk te knielen. “Mijnheer, het spijt me werkelijk. Ik ben zeldzaam nalatig geweest. Over het algemeen ben ik zeer punctueel en toegewijd, dat kunt u navragen, maar deze keer heb ik een steekje laten vallen: ik heb uw bestelling volkomen vergeten. Ik hoop dat u mij dit kunt vergeven en ik bied u oprecht mijn nederigste verontschuldigingen aan. Maar ik weet dat het nooit voldoende kan zijn bij een dergelijk falen, het eind zou anders zoek zijn en indien u mij hiervoor een gepaste, gepeperde bestraffing wenst te geven, kan ik dat goed begrijpen en, gezien de beschamende situatie, niet anders doen dan mij willoos onderwerpen aan uw gezag.” “Het verheugt mij te constateren dat u zich bewust bent van uw onverantwoordelijk gedrag, maar ik moet inderdaad streng zijn. Dit is geen manier van doen en ik kan uw vliesdunne excuses slechts met de grootste moeite aanvaarden. Dat heeft u goed ingeschat. Ik zal de enige juiste tuchtmaatregel moeten treffen. Buigt u zich voorover, het rokje omhoog en dan de armen gestrekt boven uw hoofd!” L. loopt om haar heen en maakt zijn broekriem los. Hij merkt dat ze sneller gaat ademhalen. Hij strijkt enige keren met de riem tussen haar bovenbenen en geeft een paar losse tikjes op het blanke vlees van haar billen. Maar allengs worden zijn slagen feller en directer. Ze kreunt nu na elke slag. Haar lichaam gaat, met steeds onstuimiger wordende golvende bewegingen, heen en weer terwijl zijn riem onophoudelijk met een kletsend geluid, dat weerkaatst in de kleine ruimte, op haar kleurende vlees neerkomt. Onverwachts gooit ze haar hoofd met een grommende kreun in haar nek. “Uw hand in uw broekje!” beveelt hij direct. “Ja, mijnheer! Zeker!” Ze legt, om een nieuw evenwicht te vinden, haar linkerarm onder haar voorhoofd en glijdt met haar vrije hand, langs haar buik, in haar slipje. “Ik ben nog niet klaar met u! U kunt er niet zomaar met de pet naar gooien. Dat zou wat zijn!” zegt L. op verontwaardigde toon zonder zijn handeling een moment te staken. “Ja, ja! U heeft natuurlijk gelijk! Ik schaam me zo. Het ontbreekt mij aan discipline. Dat moet mij goed bijgebracht worden. Ik kan niets anders doen dan mij onderwerpen aan uw wil,” zucht ze, terwijl ze haar hand voortdurend krachtig heen en weer beweegt tussen haar dijen. “Straf me! Toe, straft u me dan! Ik heb het verdiend! Sla me toch, alstublieft!” Hij besluit nu om het karwei snel af te maken. Hij heft zijn arm keer op keer en de stevige slagen geselen ononderbroken het roodgekleurde vlees van haar billen en dijen. “Oh, toe! Harder! Slaat u me harder! U ziet toch dat uw terechte tuchtiging mij volledig van u afhankelijk maakt!” De woorden komen nauwelijks op de hortende ademstroom naar buiten. “Oh, alstublieft! Niet stoppen! Oh, God! Oh, God! Wat verschrikkelijk!” Haar orgastisch genot moet welhaast ondragelijk zijn, want ze blijft naar adem snakkend, op haar zij liggen met haar benen opgetrokken en haar hoofd gebogen op de borst. Zo wacht ze op wat er komen gaat; maar als ze haar ogen opent, is L. verdwenen. De fantasie Na enige dagen stapt L. om kwart over twaalf de winkel binnen en gaat, zonder enige terughoudendheid, naast haar achter de toonbank staan. In een hoek, bij de clownkostuums, staat een klant. De winkeljuffrouw kijkt niet van haar werk op, maar zegt met zachte stem dat zijn bestelling juist binnengekomen is. Hij haalt een doosje elastiekjes van een laag krukje dat naast haar staat en gaat zitten. “Dat doet me genoegen, juffrouw.” Hij raakt subtiel met zijn vingertoppen haar kuit aan en strijkt omhoog, langs de binnenkant van haar knie. Haast direct zet ze haar benen iets uit elkaar. “Dienstverlening blijkt uiteindelijk geen vanzelfsprekende aangelegenheid, vindt u niet?” Ze schudt bijna meisjesachtig haar hoofd en hij bemerkt de plotselinge kleur in haar hals en op haar wangen. Vluchtig kijkt ze naar de klant in de hoek. Traag gaat zijn hand nu langs de binnenzijde van haar dij. Hij voelt warmte en met zijn wijsvinger wrijft hij langs haar lies en streelt zacht haar geslacht. Haar broekje is onmiskenbaar vochtig. “Niets is vanzelfsprekend, mijnheer.” Langzaam en zorgvuldig kneedt hij het volle vlees van haar dij. Hij schuift met zijn wijsvinger haar broekje opzij en glijdt met zijn ringvinger tussen haar natte, gezwollen schaamlippen. Plotseling roept de man in de hoek iets. “Ik kom bij u!” Ze verslikt zich haast in haar woorden. L. kijkt haar vragend aan, maar ze stapt met een zucht achter de toonbank vandaan. Ze adviseert de klant bewonderenswaardig geduldig, maar toch verlaat hij het winkeltje zonder aankoop. Ze loopt met hem mee en wil de deur achter hem op slot doen. “Nee, doet u de deur niet dicht. Komt u hierheen.” Gehoorzaam gaat ze weer op haar oude plaats staan. “Waar is de riem?” Ze geeft hem het pakje. “Op uw knieën!” “Maar…de deur!” “Op uw knieën, zeg ik! Kin omhoog!” Hij haalt de riem uit de verpakking, schat de lengte en knoopt hem om haar gestrekte hals. “Doe uw blouse uit.” Ze frutselt haar knoopjes los, terwijl L. de riem strak houdt en er met regelmaat een zacht, maar dwingend rukje aan geeft. Ze laat haar blouse over haar armen, op de grond glijden en kijkt hem vragend aan. “Ik wil uw borsten zien.” Zwijgend haakt ze haar bh los en legt hem voor L. neer. “Doe uw broekje uit!” “Oh!” Ze aarzelt. “Doe uw broekje uit!” L. trekt kort aan de riem. “Ik vraag het geen derde keer.” Ze gaat rechtop zitten, wurmt het rokje omhoog en stroopt haar slipje over haar dijen. “Gaat u naar het kantoor, rokje uit en kniel voor de verwarming.” “Maar moet ik niet eerst de deur…?” “Ga! Ik kom achter u aan.” Met een andere riem, die hij in het voorbijgaan snel van het rekje heeft gepakt, stapt L. het kantoortje binnen. Volledig naakt, op haar schoenen na, zit ze voorover voor de centrale verwarming. De riem om haar hals maakt hij vast aan de verwarming. “U moest zich schamen, juffrouw! Uw ongehoorzaamheid kent blijkbaar geen grenzen. Waar zijn alle manieren gebleven? Men zou zijn geduld haast voortijdig verliezen!” L. geeft een forse tik op haar dij. “Ik zal u moeten terechtwijzen. Bied mij uw ronduit onfatsoenlijke billen aan.” Ze kreunt zacht en steekt haar grote, vorstelijke kont in de lucht. De riem daalt enige keren kletsend op haar billen neer. “Dijen uit elkaar, juffrouw! En uw hand tussen uw benen! Ik wil dat u mij uw diepste fantasie vertelt. Zonder terughoudendheid en met alle details!” Hij slaat haar opnieuw. “Ja, ja, ja! Maar ik weet niet zeker of u die wel wilt horen, mijnheer. Het is niet zomaar een fantasie. Ik heb er nooit met iemand over durven spreken. Het is een schandelijke dwanggedachte, een deugdzame vrouw onwaardig. Begrijpt u mij goed: het is iets dat buiten mij om gaat. Ik heb geprobeerd om het te overwinnen. In het begin wilde ik er niets van weten, maar hij drong zich onontkoombaar aan mij op en ik heb het altijd voor mezelf moeten houden. Zou ik er dan nu eindelijk over mogen spreken?” “U tergt mij opnieuw! Schiet op!” L. zet zijn woorden kracht bij met twee forse uithalen. “Neemt u het mij alstublieft niet kwalijk! Ik zal het u vertellen.” Ze haalt diep adem. “Er is een groot landhuis met zes kamers. Ik word daar, geblinddoekt en slechts gekleed in een paardendeken met de handen en voeten gekneveld, ‘s nachts met een postkoets naar toe gereden. Mijn bewakers zijn gemeen en wellustig.” “Hoezo?” “Ze betasten me onafgebroken en dwingen me om ze met de mond te bevredigen. Ik krijg geen moment rust. Ze willen dat ik buiten de koets ga wateren, dan geven ze mij een pak ransel met de riem en daarna likken ze mij een voor een, maar onthouden mij mijn orgastische vreugde.” “Hmm.” “In het huis wordt ik door een strenge huismeesteres naar de eerste kamer gebracht. Daar word ik losgemaakt, moet ik mijn deken afdoen en de huismeesteres mijn lichaam aanbieden. Ik krijg een ketting om mijn hals en moet een paar opwindende pumps uitzoeken. In de tweede kamer wordt ik gebaad en in de derde kamer moet ik mijn haar opsteken, mij hoerig opmaken en mijn schoenen aantrekken. In het vierde vertrek wordt ik langdurig door vier grote, glimmendgeile negers met welriekende oliën ingesmeerd en in de vijfde ruimte wordt ik aangekleed.” “Aangekleed?” herhaalt L. en zwiept de riem tegen haar rechterdij. “Ik krijg nu een stalen band om mijn hals, mooie zwarte kousen aan, een ketting aan mijn tepels en een heupketting die ook tussen mijn benen loopt.” L. striemt haar linkerdij en kastijdt haar, inmiddels, vuurrode billen nog eens en het kost hem enige moeite om zijn beheersing niet te verliezen. Zij kreunt na elke slag en ze weet dat hij voorlopig niet zal ophouden. “En de zesde kamer?” vraagt L. bits. “Het zesde vertrek is eigenlijk geen kamer, maar een grot. Een grot met een warme, broeierige atmosfeer. Er zitten geketende maagden, een enkele wordt misbruikt en er zijn honden die gek van geilheid aan hun riemen trekken. Ik word, geflankeerd door twee reusachtige, gespierde donkere mannen, naar een gouden kooi gebracht die midden in de grot staat. Ik krijg iets te drinken en word aan de tralies geboeid. Dan gaat al het licht uit en wordt het doodstil. Even later zegt een diepe, dwingende stem dat ik hier ben om mijn onontkoombare, verdiende straf te ondergaan en dat ik mij volledig moet onderwerpen, omdat ik mijn hele leven al een onhandelbaar meisje ben geweest met welhaast onbedwingbare, wellustige gevoelens. Ik krijg orders: ik moet mijn benen wijd uiteen doen en mezelf strelen en bevredigen. Als ik, makkelijk genoeg, op het punt sta mijn hoogtepunt te bereiken, krijg ik een zwakke elektrische schok. De stem zegt dat ik moet stoppen. Als ik niet meteen ophoud, krijg ik een zwaardere. Hijgend kijk ik naar de andere kant van de kooi: iets of iemand beweegt daar. Ik hoor een diep, keelachtig gegrom. Ik kan niets zien. Ik hoor geschuifel en ik voel iets warms in mijn nabijheid. Plotseling drukt er iets zachtjes tegen mijn lippen en ik doe mijn mond open. Iets groots en warms glijdt naar binnen. Ik hoor een diepe kreun van genot als ik voorzichtig zuig. Ik moet hiermee doorgaan, want ik krijg niet de gelegenheid om mijn hoofd af te wenden.” “Ik vind uw verhaal stuitend, juffrouw.” L. voert de intensiteit van zijn slagen enigszins op. “Het spijt me werkelijk, mijnheer,” steunt ze, “maar ik merk dat het spreken erover mij ongewoon goed doet. Ik verzoek u, mag ik alstublieft verder gaan?” “Ik heb geen keus. Ik heb u er, per slot van rekening, zelf om gevraagd.” “Het grote, warme iets, dat inmiddels heel snel in mijn mond heen en weer gaat, wordt nog groter en gaat heftig kloppen. Plotseling spuit er een harde straal sap in mijn keel. En nog een. Ik krijg niet de tijd om te ontdekken waar het naar smaakt, want ik word ruw beetgepakt en op mijn knieën gezet. Mijn dijen worden uit elkaar geduwd en ik word werkelijk verschrikkelijk genomen van achteren. Het lijkt alsof ik word gespleten en ik kan geen weerstand bieden. Ik ben een machteloze prooi van dit vreselijke wellustige monster. En het duurt maar voort, er komt geen einde aan. Ik begin mezelf kwijt te raken, ik kom in een roes. Mijn lichaam gaat zijn eigen weg. Ik ben een moment bang dat ik sterf. Plotseling voel ik het ding in mij samentrekken en kloppen. Het wordt teruggetrokken, maar nog geen seconde later wordt er opnieuw bezit van mij genomen. Door de tralies wordt er iets tegen mijn mond geduwd. Instinctief omsluit ik het met mijn lippen. Alles lijkt nu als vanzelf te gaan. Ik kan niets meer controleren. Het ritme van het iets in mijn mond is precies hetzelfde als het ding dat diep in mijn buik stoot. Ik word van twee kanten volgespoten en daarna word ik weer bruut op mijn rug gegooid. Mijn mond wordt dichtgehouden en mijn borsten en mijn buik worden begoten met een weldadig warme vloeistof. Ik voel weer iets groots, groter dan voorheen, naar binnen glijden en ik merk dat het nu pas menens wordt. Ik kan niets meer bewegen. Ik kan alleen maar meegaan op de golven en het ritme van dit onvoorstelbare genot.” L. luistert met de grootste aandacht, ondertussen in een strak tempo haar billen en bovenbenen geselend. “Vertel de afloop!” commandeert hij. “Maar dan bid ik u: slaat u toch harder! Houdt u zich niet in! Ik smeek “t, alstublieft!” Zijn krachtiger slagen, de pulserende beweging van haar lichaam en het ritme van haar hand tussen haar benen gaan langzaam maar zeker een volkomen op elkaar afgestemd patroon vormen. “Ergens hoor ik de diepe, hypnotiserende stem,” hijgt ze, “en die beschuldigt mij. Die zegt mij dat ik inschikkelijk moet zijn, dat ik mij moet laten knechten… omdat ik daar, in het diepst van mijn ziel, intens naar verlang… Oh, slaat u harder! Ik word schandelijk verkracht! Ik kan het niet meer tegenhouden … Ik ben willoos… Ik word in elkaar gedrukt en uit elkaar gerukt… Ik word meegevoerd naar woeste hoogten, naar gebieden waar ruimte en tijd inwisselbaar lijken… Iets zit overal in me… aan me. Sla! Sla me! Straf me! Straf me toch! Ik kan niet meer… Laat het ophouden…!” Dan bereikt ze snikkend een explosief, langdurig hoogtepunt. Haar lichaam schokt en kronkelt en lijkt de eigen ademhaling niet meer bij te kunnen houden. L. staakt zijn geseling en kijkt een moment naar haar verwrongen, betraand gezicht. “Dank u, dank u,” zegt hij zacht, legt de riem op het bureau en verlaat, haast onhoorbaar, het kantoortje. “Ik ben geen stout meisje,” snottert ze en ergens, in de echo van haar fantasie en het zwiepende geluid van de riem op haar lichaam, hoort ze een onhelder geklingel. Op zonnige dagen staat er regelmatig een verzorgde, blonde vrouw met donkere, onbestemde blik in de deuropening van het winkeltje. De geschiedenis met L. houdt haar nog dagelijks bezig en elke keer vraagt ze zich vertwijfeld af, waarom hij nooit is teruggekomen om zijn bestelling op te halen. Aan de makers van deze site: Mijn welgemeende complimenten. Wat een goede, geavanceerde site. Inderdaad een weldaad voor de liefhebber. Alexa d'Addario (Ring Group)
|