Gepost op dinsdag 05 januari 2010 - 08:58 pm: |
|
|
Zij tekent een contract, met haar eigen bloed. Hij is Marec Pavel Safarov, de duivel... De Meester.
1 PROLOOG Vanja zat te stressen op de brits in haar cel. Tinne Cootmans, haar celgenoot, probeerde haar te kalmeren. Zonder veel succes, want Vanja barstte bijna uit haar vel van de zenuwen. Vandaag moest ze voor de tweede keer voor de directie en de adviesraad verschijnen. Na meer dan een jaar zitten, hoopte ze opnieuw in vrijheid te worden gesteld. Eerst had ze haar drugverslaving overwonnen, tien zware weken waren dat geweest. Daarna had Vanja zich als een modelgevangene gedragen. Ze lag goed in de groep, haar mening werd gerespecteerd door haar medegevangenen en ze was onopvallend voor de cipiers. En onopvallend gedrag was synoniem voor goed gedrag. Dat was een ongeschreven wet in de vrouwenafdeling. Tot haar eigen verbazing en met de hulp van Tinne, kon ze straks een arbeidscontract van onbepaalde duur aan de adviesraad voorleggen. Vanja zou meteen aan de slag kunnen, mocht ze de gevangenis vervroegd verlaten. Ze wist heel goed dat een geldige arbeidsovereenkomst het verschil kon uitmaken tussen een voorwaardelijke vrijlating of nog eens negen maanden zitten. Dat de artikelen uit dit arbeidscontract iets heel anders inhielden, dan wat er letterlijk in de tekst geschreven stond, dat wisten alleen Tinne en zij zelf. “Je maakt je te veel zorgen, Vanja,” zei Tinne sussend. “Het komt wel goed. Geloof me, ik kan het weten. Ik heb zelf vier maanden voor het fonds gewerkt.” “Denk je?” “Nee, ik ben er zeker van,” antwoordde Tinne knikkend. Een blonde lok van haar sluike haren viel voor haar gezicht en ze streek die opzij. “Die contracten van Safarov zijn van A tot Z in orde. Ik geloofde er eerst ook niet in toen ik er over hoorde praten. En daarbij, we hebben het fonds toch al tientallen keren gegoogled? Het bedrijf uit je contract bestaat echt, ze doen beursbeleggingen en zo. Aandelenhandel.” Vanja beet zenuwachtig op haar onderlip. “Ik weet het. Ik weet het.” Haar stem trilde lichtjes. “Maar jij hebt er ook gewerkt, zullen ze dat niet verdacht vinden? Ze weten toch dat we celgenoten zijn?” Tinne snoof en op haar knappe gezichtje verscheen een smalende uitdrukking. “Maar nee! Zo zitten die bureaucraten niet in elkaar. Ze bekijken elk dossier afzonderlijk en ze klasseren elke gevangene in een apart vakje. Bovendien heeft mijn veroordeling niets te maken met mijn werk voor het Safarov fonds, ze zullen de link niet leggen. Wat zeg ik? Voor die idioten bestaat er niet eens een link!” Vanja forceerde een glimlachje. “Jeezes, Tinne. Ik hoop dat je gelijk hebt, want als ze ook maar het minste vermoeden koesteren, dat die arbeidsovereenkomst iets met prostitutie te maken heeft, laten ze me nooit gaan.” “Dat zal niet gebeuren, meid. Er is geen enkele aantoonbare connectie tussen het beleggingsfonds en mijnheer Safarovs pretparadijs in Umbrië,” verklaarde Tinne. “Dat is privé en staat op naam van een Italiaanse stroman. Dat heb ik je toch allemaal al uitgelegd?” Vanja knikte en bevochtigde haar onderlip met het puntje van haar tong. Ze keek naar de tekeningen aan de grijs geverfde muren van haar cel en dacht aan Margot. Ze had een hele doos vol kaartjes, tekeningen en knutselwerkjes van haar dochter. Eenmaal afgekickt van haar drugverslaving had de gevangenisdirectie Vanja toegestaan om opnieuw contact te hebben met Margot. Het meisje verbleef nu in een opvangtehuis van de bijzondere jeugdzorg. Vanja mocht haar drie keer per week opbellen en zo vaak schrijven of mailen als ze dat wilde. Het leek er op dat Margot niet ongelukkig was in dat tehuis, maar ze schreef toch vaak dat ze haar mama miste. Vanja vond het heerlijk en triest tegelijkertijd, want Margot schreef bijna op elke kaart, dat ze hoopte dat zij gauw weer bij haar mama zou mogen wonen. Vanja zuchtte en vocht tegen haar aandrang om zich in zelfmedelijden te wentelen. Als ze aan Margot dacht, haatte ze zichzelf voor de weg die ze had ingeslagen na Erics dood. Hoe had ze zo blind kunnen zijn? Ze had haar kind in de steek gelaten. Wat voor een moeder deed zoiets? Maar ze zou het goed maken, koste wat kost. De psychologe van de gevangenis had gelijk, het was nooit te laat om je fouten uit het verleden te herstellen. Nooit. Dus Vanja overwon haar twijfels en ze vermande zich. “Denk jij dat ik een goede beslissing heb genomen, Tinne? Ik had wel wat vriendjes voor ik mijn man leerde kennen en het mocht er gerust wat ruwer aan toe gaan, maar ik heb er nooit iets voor terug gevraagd. Ik bedoel… euh…” “Je bedoelt dat je het niet gewend bent om de hoer te spelen, is dat het?” “Ja.” Tinne ademde diep in en slaakte een zucht. “Je hoeft niet echt te tippelen of zo, hoor,” legde ze uit. “Die gasten daar houden van onschuldige spelletjes met blinddoeken en zweepjes. Rollenspel en wat bondage, zulke dingen. Mevrouw Ocane zal het je wel uitleggen, zij heeft de leiding over de contractanten van het fonds. Maar ik herhaal, je maakt je veel te veel zorgen, Vanja. Je houdt van seks, dat weet ik, want ik hoor je elke nacht kreunen wanneer je masturbeert. En ’s ochtends ook. Soms meer dan één keer.” “Shit, joh. Moet je daar nu over beginnen?” Tinne schoot in de lach. Ze proestte het uit. “Holala, doe maar niet alsof jij mij niet hoort, schat,” zei ze sarcastisch. “Al moet ik toegeven dat ik er lang niet zoveel lawaai bij maak als jij.” “Och, onnozele trien,” zei Vanja giechelend. “Ik kan er niets aan doen, het komt door dat afkickprogramma. Ik moest me op iets anders focussen dan op mijn verslaving. Na de overdosis van mijn man voelde ik lange tijd helemaal niets meer. Hem was ik kwijt en alleen de dope telde nog. Zelfs voor mijn kleine meid had ik geen aandacht meer, laat staan voor mannen of seks. Ik geloof dat ik pas er pas echt plezier aan begon te beleven nadat ik van dat spul af was.” “Plezier aan seks, bedoel je?” “Ja.” “Wel dan?” Tinne glimlachte. “Dan zal je het wel redden, daar in Umbrië. Als ik het kon, kun jij het zeker.” “Mmmh, daar ben ik nog zo zeker niet van,” zei Vanja stilletjes. “Jij bent een beroepsdanseres, een blonde stoot met het gezicht van een model en een afgetraind lijf. En je bent meer dan tien jaar jonger. Jeezes, ik ben vierendertig en moeder van een dochter van bijna zes.” “Dat is er niet aan te zien, Vanja.” “O nee? Wel, ik heb de littekens om het te bewijzen.” Ze zag dat Tinne niet begreep waar ze op doelde. Met uitgestoken wijsvinger trok Vanja een verticale streep over haar onderbuik. “Margot kwam niet op de natuurlijke manier. Keizersnede.” “O ja?” Tinne fronste een dunne wenkbrauw. “Nou, dat was me nog niet opgevallen en ik heb je al vaak naakt gezien.” “Je maakt een grapje, toch?” Tinne schudde haar hoofd. “Maar nee, je overdrijft, Vanja. Je bent best knap om te zien. Margot is de reden waarom je bij het fonds getekend hebt, dat heb je me zelf verteld. Hoe vaak hebben we er niet samen over gepraat? Je kunt ze vertrouwen, die mensen. Als ze zeggen dat ze je zullen helpen om het hoederecht over je meisje terug te winnen, zullen ze dat doen. Bij mij zijn ze al hun beloften nagekomen. En ik had ook schulden bij woekeraars. Die lui van het fonds hebben ze allemaal betaald. Tot de laatste cent.” “Ik zal die van mij ook nakomen,” zei Vanja met een stem vol zelfverwijt. “Ik ben het aan Margot verschuldigd. En aan mezelf.” “Goed voor jou, meid.” Tinne legde haar hand op Vanja ’s knie en gaf er een vriendschappelijk kneepje in. “Ik wens je alleszins al het beste toe. Fuck, wat zal ik jou missen, als die bureaucraten je laten gaan…” Vanja opende haar mond om hierop te reageren, maar op dat ogenblik hoorde ze voetstappen in de gang. Er klonk gerinkel van sleutels en een van de vrouwelijke cipiers opende de deur van de cel. Ze stak haar hoofd naar binnen en knipoogde naar Vanja. “Ik moet je naar administratie brengen, Herpoels. Ben je er klaar voor?” “Ja, ik geloof het wel,” antwoordde Vanja. Ze liet zich van haar brits glijden, stond op en streek de plooien van haar blauwe hemd glad. Het katoen spande rond haar borsten. Onder dat hemd droeg ze sportschoenen en een jeansbroek die nauw rond haar ronde heupen sloot en haar figuur goed liet uitkomen. De schoenen waren tot op de naad versleten, want Vanja was begonnen met hardlopen tijdens haar verblijf in de gevangenis. Ze voelde zich sterk, fit en goed in vorm. “Oké dan,” zei de cipier, en Vanja liep voor de vrouw uit, haar cel naar buiten. In de gang keek ze naar de celdeuren van blok H alsof ze die voor het laatst zou zien, want ze wilde positieve gedachten denken. En vervolgens met de juiste mentaliteit voor de directeur en zijn adviesraad verschijnen. Het kantoor van de directeur had een groot raam dat niet open kon, misschien dat de ruimte daarom zo onaangenaam rook. Er hing een scherpe geur van verschillende deodorants en een vage sigarenlucht. Er was hier gerookt, maar niet vandaag. Vanja keek naar de mensen die over haar voorwaardelijke vrijlating zouden gaan beslissen. Ze waren met zijn drieën. De directeur en twee andere mannen. Het viel Vanja op dat het niet dezelfde personen waren als bij haar vorige gesprek. Een van die mannen keek niet naar haar gezicht, maar lager, naar de plek waar haar borsten zich aftekenden onder haar hemd. Die andere kerel had een nieuwsgierige uitdrukking op zijn gezicht. Hij was bijna kaal, had vriendelijke ogen en droeg een gestreept hemd dat zijn beste tijd gehad had. De drie bovenste knoopjes stonden open en Vanja kon zijn borsthaar zien. Er hing een leesbril rond zijn hals, met een dun gouden kettinkje. Hij was het die haar aansprak en de vragen stelde. “Mevrouw Vanja Herpoels?” “Ja, mijnheer. Dat ben ik.” “Henk Deneve,” stelde hij zichzelf voor. “Ik ben je reclasseringsambtenaar. Dat is, als wij vandaag tot een positief advies komen.” Vanja knikte hem beleefd toe. Ze stond nog steeds rechtop, want niemand had haar aangeboden om te gaan zitten. Er stonden nochtans stoelen genoeg. “Over deze arbeidsovereenkomst hoef ik je geen vragen te stellen, mevrouw Herpoels,” zei Henk Deneve, die het document omhoog hield. “De directie van het bedrijf was bijzonder behulpzaam. Dus dat is allemaal in orde. Maar wat ik wil weten, is of jij in staat zult zijn om van de drugs af te blijven?” Vanja knikte. “Ik ben al bijna een jaar clean, mijnheer Deneve. Geen haar op mijn hoofd dat er aan denkt om dat spul ooit nog aan te raken. Het enige wat ik wil, is mijn dochter terugkrijgen. Als de rechter me dat toestaat, zal ik er alles aan doen om mijn fouten uit het verleden goed te maken.” Deneve keek de vrouw lange tijd in de ogen, wachtend tot zij die van haar neer zou slaan. Zodra Vanja haar blik neersloeg, begon hij opnieuw te praten. “Ik geloof je, Vanja Herpoels. Drugs doen vreemde dingen met een mens en het loopt niet altijd goed af. Voor jouw man kwam alle hulp te laat, maar jij krijgt een tweede kans. De adviesraad aanvaardt jouw verzoek tot vervroegde vrijlating.” Die woorden bleven in de lucht hangen en de stilte die er op volgde, was te snijden. Vanja had niet verwacht men het over haar overleden man zou hebben. Hier was ze niet op voorbereid, maar Deneve, die haar ontreddering opmerkte, schraapte zijn keel en zei: “Mijn innige deelneming, mevrouw Herpoels. Ik kende Eric persoonlijk, we werkten af en toe samen. Vooral wanneer het om jonge delinquenten ging. Hij was een goede agent.” Vanja slikte en keek Henk Deneve recht in zijn ogen. “Hij was een goede man ook,” zei ze stilletjes. “Voor we met die rommel begonnen en het helemaal uit de hand liep.” De volgende ochtend was er één om nooit te vergeten. Op donderdag twaalf augustus, om zeven uur stipt, schoven Vanja en Tinne aan voor het ontbijt. De refter rook naar vers brood, gebakken eieren en naar de pikzwarte, veel te straffe koffie die er ‘s morgens werd geschonken. De tafels stonden in vier lange rijen naast elkaar, twaalf stoelen per tafel en zo opgesteld dat je van overal exact hetzelfde zicht had op de buffetbalie. Iedereen had een hekel aan deze plek en voor Vanja en Tinne was dat niet anders. Het gebrek aan muziek, de eentonige geluiden van borden, koppen en bestek, en het feit dat er hier alleen maar vrouwen aten, al die dingen hadden een deprimerende invloed op de gevangenen. Niemand praatte hardop, want dat was verboden, dus overal klonk het gedempte fluisteren van stemmen. Je hoorde wel dat er iets gezegd werd, maar je hoorde nooit precies wat, het was alsof je naar een liedje luisterde zonder ooit echt te horen om welk liedje het ging. Dit was de allerlaatste maaltijd in de gevangenis voor Vanja, want binnen minder dan een uur zou ze vrij zijn. Haar celgenootje had dus alle reden om jaloers te zijn, maar zo gedroeg ze zich niet, integendeel. Tinne bleef haar aardige zelf en praatte honderduit over hoe blij ze was voor Vanja en hoe zeer ze haar zou missen. “Ik jou ook, Tinne,” zei Vanja troostend. “Gelukkig hoef je zelf ook niet zo heel lang meer te zitten.” “Ja, dat is waar. Nog twee maanden.” De twee vrouwen liepen met hun dienblad naar een leeg tafeltje en gingen tegenover elkaar zitten. Vanja nam een slok van haar koffie. Die was te heet en te bitter, zoals gewoonlijk. “Misschien kunnen we afspreken,” stelde ze voor, terwijl ze naar het melkkannetje reikte. “Tegen die tijd ben ik terug uit Italië, denk je niet?” Tinne haalde haar schouders op. “Misschien,” antwoordde ze. “Maar ik blijf niet in België. Mijn vriend zit in Ibiza, hij heeft daar een discotheek.” “Ach zo.” Vanja glimlachte haar toe. “Dan wordt het moeilijk. Ik heb Margot.” Tinne knikte. “Afscheid nemen is altijd moeilijk.” Om half acht luidde de bel van de refter. Vanja omhelsde Tinne nog een laatste keer, want die moest naar de cel terugkeren, Vanja niet. Een cipier begeleidde haar naar het secretariaat. De kantoren van de administratieve medewerkers zagen uit op de straat en ze bevonden zich vlak naast de uitgang. De vrijheid was nu heel dichtbij, dacht Vanja, terwijl ze haar spulletjes in ontvangst nam. “Succes, Herpoels,” zei de vrouw die Vanja haar paspoort overhandigde. “Tot nooit meer. Hoop ik.” Vanja glimlachte, meer uit beleefdheid dan wat anders. Enkele tellen later stond ze op straat, aan de andere kant van het brede stalen toegangshek. Ze wist niet precies wie er haar zou komen ophalen en wanneer. Gewoon wachten, dus, dacht ze. Met haar sporttas nog over haar schouder leunde ze tegen de muur van de gevangenis. Er zou wel iemand komen opdagen. Ze haalde diep adem en keek om zich heen. Aan de overkant van de straat was er geen voetpad, alleen maar een korte strook braakland met een afrastering en daarachter lagen weilanden. In de verte zag Vanja een rij bomen, populieren die heen en weer wiegden in de wind. Er stond een stevige bries die door haar haren streek. De geur die haar neusgaten vulde, was de geur van de vrijheid, maar helemaal vrij voelde Vanja zich niet. Ze was blij om vrij te zijn, maar tegelijkertijd was er een knagend gevoel. Ze had klamme handen en vroeg zich af wat voor toekomst haar wachtte, maar bovenal voelde ze zich eenzaam. Behalve Margot had ze niemand buiten de gevangenis. Haar eigen ouders waren allang overleden, iets wat ze met Eric gemeen had gehad. Eric had één zus, maar die was met een Schot getrouwd en woonde in Aberdeen. Zonder grootouders of familieleden om Margot op te vangen, had de sociale dienst geen andere keus gehad dan het meisje in een opvangtehuis van de bijzondere jeugdzorg onder te brengen. Haar dochtertje moest zich even eenzaam voelen als zij, dacht Vanja, die eindelijk iets zag bewegen op straat. Er kwam een auto haar richting uit en ze kneep haar oogleden dicht, want de zon werd weerkaatst op de voorruit van de wagen en verblindde haar ogen. Een minuut later stopte de donkergrijze Mercedes. De man achter het stuur wierp haar een trage taxerende blik toe. De combinatie van een gebruinde huid, zomersproeten en krullerige blonde haren, maakte dat hij wel iets weg had van een surfer. De zichtbaar ontspannen manier waarop hij uit zijn dure wagen stapte en in zijn trendy maatpak op Vanja toe kwam geslenterd, versterkte dat beeld alleen maar. De man herinnerde Vanja aan Eric, die was roodharig geweest, maar hetzelfde type; helblauwe ogen, sproeten en trots op zijn sportieve hippe uitstraling. Zelfs als drugverslaafde had Eric zijn cool bewaard. Het was slechts uiterlijke schijn geweest, maar toch. “Vanja Herpoels?” Ze knikte en schudde de hand die hij haar toestak. “Dag Vanja, ik ben Arne Lefevre van Baets, Lefevre en Ysenberg. Ik kom je ophalen. Je vlucht is om kwart over twaalf vanuit Zaventem.” Vanja fronste haar voorhoofd. “Vertrek ik vandaag al?” “Jazeker. Kom, stap in. Het is nog anderhalf uur rijden.” Arne Lefevre nam Vanja ’s sporttas van haar over en zette die op de achterbank. Daarna hield hij de deur voor haar open en ze nam plaats op de passagierszetel naast hem. De lederen zetels waren zo zacht dat ze er in wegzonk, de airco zoemde en het dashboard glansde van nieuwigheid. In de wagen, aan het achteruitkijkspiegeltje, hing een gadget dat een aangenaam geurtje verspreidde. Vanille. “Sjiek karretje,” mompelde Vanja. “Leasecontract,” antwoordde Arne Lefevre. “Nieuw ook. Er staat nog geen honderd kilometer op de teller.” Hij keek haar vragend aan. “Mag ik de radio aanzetten, Vanja? Of stoort dat?” “Nee, hoor, zet maar aan.” Arne Lefevre startte de Mercedes, schakelde in eerste en begon te rijden. Gedurende een minuut of twee sprak er niemand, Vanja luisterde naar de radio en Arne concentreerde zich op het verkeer. Zodra hij echter de autosnelweg E40 was opgereden, begon Arne haar nieuwsgierige blikken toe te werpen. “Wat is er?” Vanja keek hem fronsend aan. “Waarom kijk je zo naar me?” Arne glimlachte. “Gewoon… Je ziet niet er niet uit als een contractante.” “O nee? Hoe bedoel je?” “Je werd ons aanbevolen door Tinne Cootmans,” zei hij droog. “Tinne is het prototype van een contractante. Jong, blond, wild en niet al te intelligent.” Vanja beet op haar onderlip. Wat bedoelde die kerel? Vond hij haar te gewoontjes? Blond was ze zeker niet en een twintiger ook al lang niet meer. Misschien vond hij haar er intelligent uitzien? “Excuseer me, Vanja” hoorde ze hem zeggen. “Ik bedoelde er niets mee, als je dat soms moest denken.” Vanja maakte een wegwerpgebaar en zuchtte. “Och, ik voel me niet beledigd of zo, Arne,” zei ze schouderophalend. “En Tinne is best slim op haar manier. Maar… euh… Ze vertelde me bitter weinig over wat ze als contractante moest doen. Weet jij hoe het daar is? In Umbrië?” “In Umbrië? Nee, ik weet alleen dat je vlucht naar Magione gaat,” antwoordde Arne. “En dat je daar voor het Safarov fonds zult werken. Meer weet ik niet. Ik heb geen contact met de directie van het bedrijf. De dossiers van de contractanten zijn vertrouwelijk. Alleen Ysenberg kent de inhoud er van.” “Dus jij weet niet waar ik voor moest zitten?” “Nee.” “Echt niet?” Arne schudde zijn hoofd. “Baets en Ysenberg zijn mijn vennoten. We beheren een consultatiebureau dat zich specialiseert in onderzoek en bedrijfsbeveiliging. Ieder van ons heeft zijn eigen takenpakket. Ik regel de arbeidsovereenkomsten en verzorg de administratie. Sociale wetgeving en zo.” Vanja neeg haar hoofd. “Doen jullie ook rechtszaken? Zoals die voor het hoederecht over mijn dochter Margot?” “Nee. We zijn geen juristen, Vanja. Sorry, ook daar weet ik niets van.” Veel wijzer werd ze niet van die kerel, dacht Vanja. Zwijgend staarde ze uit het raampje van de Mercedes. Ze zag de bomen aan haar voorbijflitsen. Het volgende uur luisterde ze naar de muziek op de radio en ze wierp af en toe een blik op de klok. Het had geen zin om te veel over de dingen na te denken, ze moest zich concentreren op de doelen die ze voor ogen had; haar schulden afbetalen aan het Safarov fonds, Margot terugkrijgen en een gelukkig leven leiden samen. “Zaventem,” zei Arne Lefevre plotseling, wijzend naar de contouren van het grijze betonnen luchthavencomplex. “We zijn er, Vanja.” gebruik onderstaande link om naar deel II te gaan
|
|
Janneman
Oppasser
Bericht Nummer: 423 Aangemeld: 03-2004
Beoordeling: nog geen Stemmen: 0 (Waardeer!) | Gepost op woensdag 06 januari 2010 - 11:35 am: |
|
Aangenaam |
Een bijzonder aangename geschiedenis, heer Malach. Een bekend thema, een thema dat ik ook nog wel eens wil verkennen, maar bijzonder onderhoudend gebracht. Hoewel ik, gezien de aard van onze site, een vermoeden heb van de inhoud van de binnenkort aan Vanja's contract te hangen clausule ben ik zeer benieuwd wat deze sympathieke, maar wanhopige vrouw allemaal zal gaan overkomen. Negenduizend gedeeld door tweehonderd is vijfenveertig keer. Niet gering. Het is maar te hopen dat naarmate de nieuwe activiteiten onaangenamer worden het uurtarief ook omhoog gaat. En, o ja, nog nooit gedaan, maar ik heb een verzoek. Ik zou het zeer op prijs stellen als mevrouw Ocane nog eens in handen zou vallen van enkele contractanten die nog een appeltje met haar te schillen hebben. Ik vind haar namelijk een naar mens. Echt. Janneman
Fantasie is belangrijker dan kennis - Albert Einstein
| |
denkertje
Lid
Bericht Nummer: 12 Aangemeld: 02-2007
Beoordeling: nog geen Stemmen: 0 (Waardeer!) | Gepost op donderdag 07 januari 2010 - 04:35 pm: |
|
frisse wind |
Hallo Malach, Ik heb je verhaal met veel plezier gelezen en ben ook erg benieuwd naar het vervolg. Je hebt een frisse schrijfstijl, het is echt eens iets anders om te lezen. Erg leuk! De min of meer chanteerbare positie van Vanja neemt wel een leuke spanning met zich mee, al gedraagt Marec zich nog wel netjes En die ongemakkelijkheid van Vanja in zijn bijzijn... tja, dat belooft nog wat. Zeker als zij straks de bijlage heeft ondertekend . Ik kijk uit naar het volgende hoofdstuk! Groetjes, denkertje
|
|