Een geheim, maar wordt het werkelijkheid of is het illusie? Sebastiaan komt er wel achter. Ooit, wellicht.
Ik word wakker in een kille ruimte. Een ruimte die omgeven wordt door stalen buizen, waar je amper in kunt bewegen, maar waar je net genoeg plaats hebt om te kunnen overleven. Een schemering van licht verkrijg ik door een zwakke industriële tl-lamp. Die bovendien frequent aan- en uitgaat. De temperatuur is voldoende, ik schat ongeveer een negentien graden. De vloer is bekleed door laminaat, dat voelt warm aan, tenminste waar ik lig. Elders is de vloer beklijvend koud. Ikzelf ben zo goed als naakt, het enige wat ik aan heb is een onderbroek, een onderbroek met blauwe en witte strepen. De blauwe strepen ietsje breder dan de witte. Door naar mijn onderkant te staren, zie ik onmiddellijk dat ik kippenvel krijg. Een rilling over mijn hele lichaam treedt op. Een zalig gevoel, ook al vind ik het nu tamelijk koud worden. De temperatuur zakt gevoelsmatig. Ongeveer een kwartier ben ik nu wakker, de temperatuur is in die tijd al met minstens twee graden gedaald en ik heb een gevoel dat het nog wel even gaat duren. Ik hou mij in een klein bolletje om mijn lichaam te verwarmen. Na een half uur hier te liggen is de temperatuur nog meer gezakt. Ik heb geen idee wat er gebeurt. Af en toe hoor ik enkele scherpe geluiden en voetstappen boven mij, maar een teken van leven heb ik nog niet waargenomen. Mijn tepels zijn nu al harder dan normaal en extreem gevoelig. Ik hoef er amper aan te komen en krijg al een rilling over mijn rug. Ze zien rood en zijn een beetje misvormd. Ze zijn precies gekneld geweest tussen twee drukpunten. Ondertussen is al een uur voorbij sedert ik wakker ben geworden. Ik begin mij nu wat onwennig te voelen, want echt veel bewegingsvrijheid is hier niet mogelijk in deze ruimte van een meter op een halve meter. Plotseling hoor ik voetstappen op een trap. Een houten trap, want het gekraak is lichtjes hoorbaar. Ik word kleiner althans mijn hart wordt kleiner. Dit gevoel is best te vergelijken met een sinistere scène in een horrorfilm. Je weet dat er iets gaat gebeuren, maar je weet niet wat ook al heb je een idee wat het waarschijnlijk gaat zijn. Een grote ijzeren deur schuift open, het geeft een zeer herkenbaar geluid van de loopwieltjes over het ijzeren frame. Ik zie nog niemand, want de ruimte waar mijn kooi instaat is amper twee meter breed en een meter lang. De kooi past er maar net qua lengte in. De houten deur van de ruimte waarin ik mij bevind gaat open. Er komt ineens een overweldigende lichtbundel binnen waardoor ik mijn ogen ogenblikkelijk instinctief sluit. Na het wennen van dit licht, dat toch een tiental seconden in beslag nam, zie ik zwarte schoenen op de grond. Dikke zware schoenen met een stalen tip. Ze zijn blinkend en hebben op de zijkant enkele spikes staan. Die zijn chroomkleurig en geven een mooi accent eraan. Zoals ik weet mag ik niet naar boven kijken. Ik blijf kijken naar zijn schoenen, hij zegt niets en ik zeg niets. Ik hoor zijn adem alsook mijn adem samen in een harmonie, veel meer dan dat kan ik mij nu even niet verbeelden, want hij is onvoorspelbaar. Ik hoor een beweging en niet veel later gaat er een dof geluid door de kleine ruimte. Hij gaat over de stalen buizen met een rubberen object. Hij neemt een bos sleutels die aan zijn broek vasthangt. Hij heeft de kooideur in geen tijd open en neemt mijn haar in een greep. Ik kijk nog steeds naar zijn schoenen, dat is routine geworden. Hij trekt lichtjes aan mijn haren, dat wil zeggen dat ik met hem mee moet gaan. Uiteraard op mijn knieën. Kruipend over de koude vloer volg ik hem naar de ruimte met de ijzeren deur. Dat is niet ver want die bevindt zich net naast de kamer met de kooi. Die vloer is wel niet bekleed met laminaat, maar wel met beton. Gepolierde beton. Koud. Zelfs zeer koud. Ik blijf met mijn gezicht naar de grond gericht. Dat was best, want indien ik naar hem kijk dan zou er wat zwaaien. En daar zou deze koude grond nog niets tegen zijn om te ondergaan. Hij beveelt mij met een brute stem om naar de hoek van de kamer te gaan, uiteraard met mijn gezicht nog steeds naar de grond gericht. Ik volg zijn bevel onmiddellijk op. Aankomend in de hoek zie ik op een klein tafeltje – eerder een krukje – een bordje staan met brood en een hardgekookt eitje. Het eitje was gepeld aan de kop. Zo vriendelijk is hij. Naast het bord staat nog een glas met vloeistof in. De vloeistof is elke keer anders, dus in feite weet ik niet wat het is. Ik vermoed wel – gelet op de kleur – dat het een soort appelsap gaat zijn. Ik wacht geduldig tot hij mij toestemming geeft om te eten. Na een vijftal minuutjes mag ik beginnen. Het eten is al koud, maar ik had niets anders verwacht. Ik krijg zelden warm eten, maar moet steeds het overschot van hem opeten. Het eitje was voor de verandering wel onaangeroerd gebleven, dus hij zal gunstig gezind zijn vandaag. Na nog geen tien minuutjes is alles keurig verorberd, zoals het hoort, want hij heeft niet graag dat ik het eten verspil. Soms geeft hij mij extra veel om mij te testen, althans dat denk ik. Als ik iets laat staan krijg ik alles over mij heen warm of koud. Daarna moet ik alles opkuisen. De eerste keren onder zijn macht waren echt moeilijk omdat hij mij weinig zei. “Ik moest alles leren door het te doen” zei hij. Natuurlijk knikte ik toen in-stemmend omdat het zo hoort. Ik hoor onder hem te leven en naar zijn noden te handelen. Ik ben zijn bezit. Na het eten drink ik mijn glas leeg, en ja het was appelsap, maar met een vreemd smaakje eraan. Ik kan mij niet echt inbeelden wat het was. Ik vermoed een tweede fruitsoort. Ik zorg dat alles weer stond zoals ik het kreeg, maar dan leeg in plaats van vol. Dit was mijn ontbijt en zo gaat het er wel vaker aan toe “s morgens. Hij snauwt naar mij dat ik mij moet omdraaien naar de kale, donkergrijze muur toe. Ik volg onmiddellijk zijn handelingen. Hij neemt – zo hoor ik het – het bordje en het glas weg. Hij zegt dat ik zo moet blijven zitten en verlaat de kamer. Hij schuift de ijzeren deur onverbiddelijk dicht. Ik verroer mij niet, want het kan zijn dat hij nog steeds zit te kijken door een van de drie camera's die hier hangen. Ik weet tot op de dag van vandaag nog steeds niet of deze camera's wel werken, want ik zie nergens er een bevestiging van, geen lampje, geen beweging, geen geluid, geen kabeltje. Ik zal maar het zekere voor het onzekere nemen, want indien ik niet luister, zal ik het wel voelen. Hier zit ik dan op mijn knieën met een rechte rug naar de muur kijkend. In deze ruimte is het warmer, veel warmer. Ik denk een drieëntwintig graden. Mijn lichaam is onmiddellijk dankbaar door deze temperatuur. Ik zit nog steeds naakt alleen mijn onderbroek bedekt mijn meest gevoelige deel van mijn lichaam. Het wordt – ja wat wordt het eigenlijk, want ik zou voor geen geld van de wereld de tijd weten – toch gauw een half later voordat hij terugkomt. Gelukkig, want ik kon het niet meer lang volhouden. Mijn knie-en doen verdomd veel pijn. Mijn rug is stijf en ik voel scheuten door mijn benen heen. Ik mag, ein–de–lijk, opstaan. Tijdens het opstaan voel ik mijn benen kraken. Een goed, maar tegelijk ook pijnlijk gevoel. Ik mag voor de eerste keer deze dag staan. Ik moet wel steeds blijven kijken naar de muur. Daar duidt hij expliciet op. Hij komt naar mij toe, ik voel zijn warmte op mij. Hij is omhuld in een gescheurde jeansbroek. Dat kan ik zien, maar de rest niet. Hij draagt zijn zwarte schoenen overigens niet meer, blootsvoets is het geworden. Zijn bovenlichaam kan ik niet zien, maar ik vermoed dat deze naakt gaat zijn. In een beweging krijg ik een ooglapje voor mijn ogen. Het ooglapje is zacht aan de binnenkant, aan de buitenkant glad door het leder. Ik zie niets meer, ook al wil ik zo graag kijken wat er gebeurt. Hij beveelt me mijn handen op mijn rug te houden. Ik verwacht dat hij mij gaat vastbinden zoals dat nog weleens af en toe gebeurt. Ik gehoorzaam. Tot mijn verbazing bindt hij mij niet vast, maar legt iets in mijn handen. Ik weet niet wat. Ik tast met mijn vingertoppen over het vreemde object. Het is niet koud, maar ook niet heel warm. Je voelt wel nog de lichte warmte die het gekregen heeft omdat hij het enkele seconden vast heeft gehad. Ik voel dat het iets rond is met gaten in. Een bal, maar dan zonder lucht erin. Het is van harder plastiek. Aan de zijkanten van de bal hangen sliertjes, bandjes. Een soort kleine riem. Aan het uiteinde van deze riempjes voel ik koude ijzeren stukjes, maar kan niet onmiddellijk de vorm omschrijven omdat hij het brutaal uit mijn handen rukte. “Wat is het?” vraagt hij zachtaardig. “Ik denk dat het is om mijn mond te beperken tot ademen, meester”, antwoord ik op een hoffelijke toon. Ik wil zijn stemming niet verpesten. “Goed zo”, zei hij bevestigend. In geen tijd had ik het in mijn mond. Hij trok het goed aan, strak, te strak eigenlijk. Ik kreeg het amper verschoven in mijn mond. Hij zei dat het moest, want hij verwacht bezoek en niemand mag mij horen. “Ik ga je dadelijk ook terug vastzetten in je kooi. Je gaat zwijgen tot ik terugkom. Anders ga je wat meemaken, ik hou niet zo van luidruchtige nietsnutten.” Dat was genoeg, dacht ik, om te beseffen dat ik de hele tijd alleen ging zijn. Jammer, want ik vind zijn aanwezigheid zeer aangenaam. Veilig en tenminste dan gaat de tijd vooruit. Hij begeleidt mij vervolgens naar de kamer met de kooi. Het is verrassend warm in de kamer, ongeveer even warm als in de kamer met de ijzeren deur. Hij heeft blijkbaar aan mij gedacht. Hij beveelt me om de kooi in te gaan. Dat gaat moeilijk met die blinddoek voor mijn ogen. Ik ga stapje per stapje verder om niet te vallen over het een of het ander. Ik voel met mijn handen tastend voor mij uit zodat ik nergens tegenloop. Hij lacht amuserend, dat hoor ik. Ik voel de staven van de kooi en tast richting de deur. Ik open het en hoor een licht gepiep van de wrijving tussen het staal. Ik stap er rustig in. Blijkbaar ligt er een dekentje op de vloer. Deze lag er nog niet toen ik opstond. “Ga maar op de grond zitten, slaaf” zei hij. “Ja, meester.” was mijn veelvoorkomend antwoord. Dit keer waarschijnlijk niet echt hoorbaar door die balvormige mondknevel in mijn mond, maar mijn meester verwacht altijd een antwoord. “Oké, slaaf, je hebt je werk gedaan zoals ik het verwachtte. Dat wil zeggen dat je beloond wordt, maar hoe dat is nog een geheim.” Ik straalde al bij die gedachte en liet mij opsluiten, voor een lengte van onbepaalde duur. Althans voor mij was het toch voor onbepaald. Hij sloot de houten deur en hij verdween zoals hij gekomen was. Ik was alleen, niemand kan mij horen ook al wil ik dat iemand mij hoort. Enkele seconden later verneem ik ook dat de ijzeren deur gesloten wordt een definitief geluid voor een lange eenzaamheid zonder mijn meester. Mijn meester waar ik alles voor doe. Na een zeer lange tijd van geluidloze momenten en de andere momenten met zeer veel geluid boven mij, hoor ik de voordeur sluiten. Ik vermoed dat ik toch vier uur in eenzaamheid heb zitten piekeren. Ik moest mij concentreren op ademen door die mondknevel in mijn mond. Mijn bovenlichaam hangt vol speeksel, want ik kan niets binnenhouden door de bal in mijn mond. Er drijft maar speeksel langs mijn kin omlaag. Ik hoor mijn heer naar onder komen. De trappen kraken weer subtiel zoals gewoonlijk. Hij schuift de deur brutaal open, want het knalt met een terugslag terug. Hij lijkt wat brutaal te zijn. Na een kort verblijf in de kamer met de ijzeren deur opent hij de houten deur. Hij opent met zijn sleutels de ijzeren kooi. Dat geef ditmaal een zeer scherp geluid. Waarom dat weet ik ook niet, misschien door de kracht waarmee hij het openzwaait? “Kom eruit, slet!” roept hij zeer woedend. “Ja, meester.” zeg ik zo snel ik kan. Hij doet een halsband om mij heen. Een collar geheten volgens mijn meester. Ik voel er even aan met toestemming van hem. Ik voel weer spikes zoals hij op zijn zware schoenen heeft. Waarschijnlijk ook chroomkleurig, maar dat kan ik niet bevestigen. Hij doet er ook een verlengstuk aan. “Op je knieën!” snauwt hij. “Ja, meester” Hij trekt redelijk hard aan de halsband. Ik probeer hem te volgen, maar dat gaat moeizaam. Ik vraag mij af waarom hij boos is. Ik moet wel volgen want ik ben nog steeds geblinddoekt. Dat maakt het er niet makkelijker op. Hij gaat door en door. De ijzeren deur gaat open, dat hoor ik weer aan het doffe geluid van de wieltjes. Hij begeleidt mij de trap op. Ditmaal is hij rustiger, want hij waakt ook over mijn veiligheid. Eens boven wordt de deur achter mij dichtgedaan. “Blijf hier zitten, slet.” roept hij mij achterna. “Ja, meester.” probeer ik te zeggen met de mond-knevel in mijn mond. Na een tijdje wachten, niet lang, komt hij terug met een kom met wat eten. Want het ruikt toch zo. Ik vermoed zelfs dat het warme tv-worstjes zijn. Hij doet mijn mondknevel abrupt uit. Een sliert speeksel valt genadeloos op de grond. Ik slik het overtollige speeksel, dat nog in mijn mond zit, in. “Eet.” “Dank u meester,” probeer ik enigszins zo normaal mogelijk te zeggen. Mijn mond moet nog even wennen nadat deze bal uit mijn mond is geëlimineerd. Het doet wel wat pijn aan de kaken. Na enkele happen te eten, merk ik dat het inderdaad tv-worstjes zijn. Lekker wel, want ze zijn warm, eerder lauw. Ik heb zelfs wat saus erbij gekregen. “Dit is voor je goed gedrag deze morgen, sletje.” “Dank u, meester.” zeg ik keurig. Met een lege mond, want zo hoort het. Beleefdheid vindt hij zeer belangrijk. Ik ook. Nochtans had ik wel verwacht dat ik een andere beloning zou krijgen. Iets spannender, maar ik ga hierover niet zeuren tegen mijn meester. Dat zou nogal onvriendelijk en ondankbaar overkomen en dat wil ik absoluut niet. Denkend aan wat zou kunnen komen. Na het ledigen van mijn kom, dat trouwens naar mijn tastzin een hondenkom moet zijn, zeg ik dat het leeg is. “Goed zo, jongen. Je hebt dat goed gedaan. Ik zou nu wel willen dat je het nog schoonlikt. Je weet dat ik niet van vetzakken hou. Ik wil dat je dat onthoudt, want zo te zien vind je dat niet belangrijk.” “Ja, meester, dat weet ik. Het is belangrijk. En ik vind dat ook belangrijk.” “Wat jij belangrijk vindt, interesseert mij niet.” zegt hij denigrerend. “Sorry, meester.” voeg ik er verontschuldigend aan toe. Ik begin onmiddellijk het overschot saus te likken. Na het driemaal gecontroleerd te hebben met mijn tong ben ik er zeker van dat de kom leeg is. Hij wrijft door mijn haren en ik hoor hem de kom opnemen. “Blijf.” dat is alles wat ik van hem te horen krijg. Geen compliment. Geen afkeuring. “Ja, meester.” antwoord ik. Hij komt terug en doet de blinddoek van mijn hoofd af. Een lichtflits schiet mij wakker. Ik lig in bed, ik zweet wat. Was dit een droom?
|