Geschenk
De Vlucht deel 15 Waarin Sandra een impulsieve daad verricht en moet boeten
"De nestor, Jaroslaw, lijkt me een dienstklopper, ongelooflijk fanatiek en onomkoopbaar. Hasid lijkt wel z'n jongere broertje, net zo heilig plichtsgetrouw en vervuld van zijn gewichtige taak. Kerels als Kharg, Zadro, Zsolt en Zeravyn lijken me net zo sadistisch als de gemiddelde klant. Die vinden het gewoon leuk om ons nederig te zien zijn. Die Kharg heeft met heel veel toewijding de fotootjes voor die catalogus gemaakt. Zsolt was toen zijn hulpje. En Zadro en Zeravyn waren erbij toen ik door die fascistische Duitser in elkaar werd geschopt. Zij waren degenen die met de zweep sloegen, terwijl die hond kwijlend toekeek. Ik haat ze en zal ze nooit vertrouwen. De dokter, Broth, lijkt me nogal een luiwammes, maar het is een kouwe kikker, die volgens mij geen moer geeft om onze ellende. Hij doet gewoon zuchtend zijn werk, en dat is het repareren van alles wat die sadisten stukmaken. Dat zuchten doet hij niet omdat hij zich zo bezwaard voelt. Dat doet hij omdat hij eigenlijk geen zin heeft in die verbandjes aanleggen. Josip lijkt een ijverige kantoorklerk, die alles doet wat Höberger hem opdraagt, omdat hij niet de fantasie heeft om voor zichzelf iets te doen. Als hij iets van onze ellende zou voelen, dan is hij in ieder geval te bang om er iets aan te doen. Talud en Mandril zijn zombies. Volgens mij hebben ze gewoon geen hart, dat is er gewoon uitgehaald, samen met hun ballen. Ze zouden wel eens van staal kunnen zijn, robots van mensenvlees. Tuclun is ook zo iemand, alhoewel ik die één keer heb zien lachen, maar zoiets kun je natuurlijk ook programmeren. Over Novodny heb ik mijn twijfels. Ik heb al twee keer een gesprekje met hem gehad in de kleedruimte, tijdens de pauze. Hij beantwoordt al mijn vragen en zegt soms best cynische dingen, ook over Höberger, en af en toe lijkt hij best vriendelijk. Maar het lijkt er bij hem toch wel op alsof hij het gewoon leuk vind om bewaker te zijn, en vriendelijke gesprekjes te hebben met zijn pupillen. Ergens lijkt hij wel wat op Höberger. Hij is net zo quasi-vriendelijk en net zo nonchalant overheersend, zo comfortabel aan de macht. Oh, Karin, wat was het heerlijk om hem zijn zelfbeheersing te zien verliezen bij de Prijzenslag. Het ontglipte hem gewoon even helemaal. Ik wil dat graag nog een keer meemaken, al is het maar vanwege iets lulligs, iets wat nog geen zoden aan de dijk zet. Maar ik ben bang voor hem. Als ik alleen bij hem ben, in dat kantoortje, en hij loopt wat te ijsberen en zo lekker manipulerend te kletsen, dan maakt die blik me doodsbang. Ik kan hem dan niet in de ogen kijken. Nee, Karin, hoop van mij niet, dat ik als een soort Superman Höberger wel even zijn vet zal geven. Maar we hadden het over de bewakers. Laten we het eens over de mensen hebben die af en toe wel iets menselijks en aardigs hebben. Mah-Jong, Esposito en Loeb vallen in die categorie. Maar dat zijn toevallig ook zo'n beetje de minste persoonlijkheden, een beetje bangig als Jaroslaw of Zadro iets tegen hen zegt. Het idee om je door zo'n bewaker te laten pakken vind ik wel bizar. Het zijn zulke ijskonijnen. En je zult toch net moeten doen alsof je ze de liefste en mooiste man van de wereld vind, anders heb je zeker geen kans. Dan de meisjes. De sterke meiden lijken me Lidwien, Diana, Jeanny, Petra 1, waarom heet zij trouwens 1 en niet 2, Louise, Edna en toch ook Jacqueline, alhoewel ze me bepaald dom lijkt in veel opzichten. Maar tijdens de Prijzenslag is ze behoorlijk in mijn achting gestegen. Op Sybil kun je trouwens ook best rekenen, maar ze zal niet veel initiatief nemen. En natuurlijk reken ik op jou. De twijfelaartjes zijn er een heleboel. Sheila, omdat ze zo hysterisch kan zijn en bitchy, Petra 2, Anita 1, die lijkt het soms echt leuk te vinden hier, of is dat maar schijn?, Nathalie, vanwege de drank en drugs, Monique, oh, wat zat ze er weer triest bij vanmorgen, die heeft het echt bijna gehad, denk ik. Esmeralda, die lijkt het stug vol te houden, ondanks dat ze bijna over de grens heen is. En Tanja en Danielle hebben het allebei zo moeilijk. Letitia, Maja, Juanita. Alhoewel, doe Letitia maar bij de gevallen waar je niet op kunt rekenen. Die is ook bijna gesloopt. Weet je dat ik heel erg angstig word als ik aan die meisjes denk, die langzaam maar zeker naar de afgrond gesleept worden? Zo'n Thea en Miranda, die breken mijn hart. Het, ik durf het nauwelijks te zeggen, zo afschrikwekkend is het, maar het is heel goed mogelijk dat wij over een jaar of twee, of drie, of misschien wel vier, ook zo zitten. Het lijkt me zo verschrikkelijk als je niet meer kunt hopen dat je het allemaal overleeft. Ik denk dat dat het moment is waarop je prijs gaat dalen, heel langzaam, met 50 gulden per keer, tot je bij die 1000 bent. Maar wij leven nog, Karin. En dat moeten we blijven doen. Want eens zal iets of iemand, de politie of een klant die berouw krijgt, of zijn catalogus ergens laat rondslingeren zodat iemand anders hem vindt, ons redden. Eens moet het afgelopen zijn hier. Ik hoop dat we het snel gaan meemaken. Anders word ik misschien nog net als Anita 2, en ga ik roepen dat overmorgen de wereld vergaat, en dat iedereen in de hel zal komen. Nou, daar zijn we al lang. Als we ooit een opstand beginnen, dan moeten we een verdomd goed plan maken. Bovendien moeten we zeker weten dat we geen twijfelaars in vertrouwen nemen. Voorlopig zie ik geen enkele kans op wat voor opstand dan ook. We zullen geduld moeten hebben en flink blijven slikken. Blijf vechten, Karin. Dat doe ik ook. Oh ja, het huiswerk. Eerste vraag, weet jij iets van de generatie Jeanny. Jeanny is de enige die het hier vijf jaar heeft uitgehouden. Dan komt er een hele tijd niets, dan Monique, die het volgens mij geen half jaar meer gaat redden, en dan komt er weer een hele tijd niks, en dan komt er een hele groep, met een heleboel meisjes die nog steeds aardig overleven. Hoe kan dat? Was het hier vroeger soms nog verschrikkelijker dan nu? Was de sauna, het zwembad en het dagverblijf er niet, en het lekkere eten, en de sigaretten en de joints en de drank? Tweede vraag, weet jij hoe de meisjes die na jou kwamen, hier zijn gekomen, en hoe gedroegen ze zich in het begin. Zijn er meisjes die in het begin heel erg protesteerden tegen van alles, en zijn die vervolgens tam gemaakt? En welke meisjes zijn er allemaal doodgegaan, sinds jij hier bent? Sorry, het is geen leuk onderwerp, maar ik wil het graag weten. Misschien is het nuttig. Oh ja, wat zeg je ervan als we bijvoorbeeld Lidwien en Petra 1 eens met de onvolprezen Lou Reed laten kennismaken. En nog iets, denk eens na over een soort codetaal, die we in het dagverblijf zouden kunnen gebruiken om ongemerkt over verboden dingen te kletsen. Je zou bijvoorbeeld die stomme soapseries en personages kunnen gebruiken om iets over andere mensen, de bewaking natuurlijk, te vertellen. Zomaar een ideetje. Maar ik ga er nu mee stoppen. Te lang kletsen kan misschien gevaarlijk zijn. Tot ziens." Ik schrok hevig toen mijn meester, die me gulzig stond te bekijken in mijn avondjapon, niet alleen bleek te zijn. Ik schrok nog heviger toen ik zag dat zijn metgezel een vrouw was. Ze droeg dezelfde japon als ik. Ze bekeek me terwijl ze naast de man ging staan. Haar blauwe ogen stonden nijdig en afgunstig, vooral toen ze opzij keek, naar de man die zich door haar opkomst nauwelijks had laten afleiden, en alleen maar oog had voor mij. Met haar handen op haar rug wandelde ze naar voren, en uitdagend heupwiegend nam ze plaats naast mij. Ze nam dezelfde houding aan, een stramme rug, haar armen strak langs haar lichaam. "Nou, bekijk ons maar even," zei ze. Ik was een heel stuk jonger. Of ik nu wilde of niet, ik moest verder vergelijken, om te zien dat ze rimpelig was, grof gebouwd, plompe hangborsten bezat, een grove, ontevreden mond en een dikke neus. Ze was een stuk lelijker dan ik. De man gaf zijn ogen goed de kost, heen en weer vliegend tussen haar en ik. Zijn blik waarmee hij mij bekeek was een stuk gulziger. Hij keek ook duidelijk langer naar mij dan naar haar. "Wie vind je mooier. Wees eerlijk." "Zij is mooier," antwoordde de man meteen, heftig knikkend. "Zij is minstens tien keer mooier." "Oh," zei de vrouw, op een toon die me onrustig opzij deed kijken. Ze schonk me een blik vol haat. "Dus als je mocht kiezen wie zich voor jouw ogen zou mogen uitkleden, dan kies je niet mij maar haar?" "Dan kies ik haar," zei de man, opgewonden handenwrijvend bij het voor hem prettige vooruitzicht. "Je hebt het gehoord," zei de vrouw koeltjes. "Hij kiest jou." Ik ritste en wrong me uit de japon. Ik droeg er niks onder. Ik werd bekeken met zijn wellustige en haar afgunstige blik. Het lukte me om aan weinig te denken. Tot de man me begon te naderen. "Stop, Frank," zei mevrouw hard. Frank gehoorzaamde meteen. "Wat wil je met haar? Waarom ga je naar haar toe?" "Ik wil met haar naar bed," zei Frank verontschuldigend, plotseling nogal kruiperig. Hij zat onder de plak. Ik voelde leedvermaak, ondanks de spanning over wat er ging komen, erg of minder erg. "Je wil met haar naar bed," herhaalde de vrouw spottend. "Ze is helemaal niet van jou, Frank. Ze is zomaar een hoertje. Ik ben jouw vrouw, en ik ben wel van jou. Waarom wil je niet met mij naar bed?" "Omdat zij fantastisch mooi is," zuchtte Frank verlekkerd. "Ze windt je op?" "Behoorlijk," gaf Frank toe. "En je wil met haar naar bed, ook als ik daar bij aanwezig ben, en ook als ik weet dat je met haar naar bed wilt en zult gaan?" "Ja," zei Frank, en zette een nieuwe stap in mijn richting. "Stop, Frank," zei de vrouw hard. Frank bevroor onmiddellijk. "Ik wil dat zij voelt hoeveel ik haar haat, het goedkope sletje met dat lekkere lijf, dat lijf waar jij zo van over je toeren raakt. Dat is de eis die ik stel." "Ik moet haar pijn doen?", vroeg Frank, overduidelijk quasi-geschrokken. Het spelletje werd niet feilloos geacteerd. "Dan geniet ik er ook van," zei de vrouw. "Dat heb je toch nog wel voor me over, Frank?" Het toneel was de folterkamer, de schuinoplopende houten wand waartegen ik op mijn buik werd vastgebonden, door haar, niet door Frank. Ze schepte er een zichtbaar plezier in mijn onrust en angst te zien, die toenam naarmate ik me minder kon verweren tegen de aanstaande klappen. Toen ik secuur was vastgebonden, pakte ze mijn kin, en ze dwong me om haar aan te kijken. Ik zag haar ogen fonkelen. "Zo, goedkoop sletje, nu voel je je vast niet meer zo zelfvoldaan met dat prachtige lijf van jou," spotte ze en ik moest mezelf bedwingen om haar niet in haar gezicht te spugen. Ik vermoedde dat dit hele spelletje, met mij als lijdend voorwerp, haar idee was, en niet Franks idee. "Dat prachtige kontje van jou ligt er lekker bereikbaar bij, nietwaar," vervolgde ze, terwijl ze me daar bekeek. Ik sloot mijn ogen, vechtend tegen de schaamte die ik voelde. Ik wilde deze verraadster van haar eigen geslacht niet belonen met mijn tranen. "Toe maar, Frank," zei ze. "Laat het rood uitslaan." Ik leed met gesloten ogen, schokkend na elke slag, alleen af en toe kreunend. Meer kreeg ze niet. Ze danste om de tafel heen, om mijn afstraffing uit alle hoeken te bewonderen, met gulzige, vurige ogen, die overduidelijk plezier hadden in mijn gevecht tegen de pijn. Ze telde hardop elke slag, en riep "Stop" na vierentwintig. Mijn spieren verslapten. De adrenaline vloeide weg. Ik lag als een zoutzak, wanhopig met mijn wang op zoek naar een spoortje troost van het hout. "Zoveel jaren zijn we getrouwd vandaag," hoorde ik Frank uitbundig verkondigen. Vervolgens hoorde ik hen achter mijn rug elkaar omhelzen en zoenen. Ik was alleen met de nagloeiende pijn en de vernedering die me, nu mijn zintuigen niet meer overbelast waren, opnieuw in alle hevigheid besprong. "Je cadeautje krijgt het koud," zei de vrouw achter mijn rug. "Oh, ik zal haar wel even opwarmen," zei Frank. Een minuut later stond hij achter mij, en probeerde zijn penis me van achteren te penetreren. Het was mijn tweede keer via deze route, en deze keer was het nog pijnlijker. Het duurde luttele seconden voordat ik in tranen was. De vrouw dook op aan de bovenrand van de wand. Haar hand greep mijn gezicht, dwong het in haar richting. Ze bestudeerde mijn tranen met een voldane lach. Er brak iets in mij. Blindelings beet ik naar haar hand en alle ellende die ik had opgekropt ontlaadde zich in mijn tanden, die mensenvlees voelden dat ik graag en veel pijn wilde doen. Ze slaakte een ruwe kreet, en greep haar hand om die dansend en jammerend te masseren. Ik liet mijn hoofd terugvallen op het hout, en registreerde de pijn en het branderige gevoel van Frank in mij, die in zijn opwinding niets gemerkt had van het ongelukje dat zijn vrouw was overkomen. Haar gejammer en gescheld bedierf zijn orgasme. Meteen nadat hij zijn zaad kwijt was, ging hij van me weg om zijn vrouw te troosten. Ik zag haar hand, met onnatuurlijk gekromde vingers. Ik zag Frank ontzet en ongelovig naar me omkijken. "Heeft zij dit gedaan?" vroeg hij, alsof hij zich niet kon voorstellen dat ik iets gemeens in me had. Of liever gezegd, dat er überhaupt iets in me was. "Ze zal hiervoor boeten," siste de vrouw hysterisch. "Roep de bewaker en vertel hem wat ze gedaan heeft. Dan krijgt ze schokken, en dan zal ze het wel uit haar hoofd laten om ooit nog naar iemand te bijten." Frank probeerde het nog halfzacht en halfslachtig voor me op te nemen, maar de vrouw was niet te vermurwen. En dus stonden een tijdje later dokter Broth en Esposito in de folterkamer, de één om de hand van mevrouw in te zwachtelen, de ander om het kastje mee te brengen. "Wilt u zelf De Straf toedienen, of wilt u dat ik het doe?" vroeg Esposito routineus, de standaardprocedure afwerkend. "We doen het zelf," zei de vrouw meteen, met alle woede die in haar was. "En wilt u dat uw slavin in een bepaalde houding de straf ondergaat?" De tranen rolden uit mijn ogen, terwijl ik nog altijd op het hout lag, niet in staat om me tegen het naderende noodlot te verzetten. Mijn tranen waren mijn enige troost. Ze verzachtten de panische angst in een doffe wanhoop. "Ze moet staan," zei de vrouw, "zodat ze flink kronkelt. Ja, bind haar armen maar hoog boven haar hoofd, zo hoog dat ze op haar tenen moet dansen. En zet haar voor een grote spiegel. Ik wil dat haar ogen niet kunnen vluchten van de dopjes." "Prima," zei Esposito, als een verkoper die naar de wensen van de klant heeft geluisterd. "En tenslotte wil ik van u weten of u kiest voor vijf schokken op de borsten of vijf op de vagina, of schokken op zowel de borsten als de vagina die wat lichter in intensiteit zijn." "Dat laatste," zei de vrouw. "Als ze maar goed kronkelt, het kreng." Ik kon niet verder, gisteren. Waarom doe ik dit mezelf aan, dit alles op te schrijven, deze ellende? Waarom sloof ik me ook nog uit om er een verhaal van te maken, in plaats van korte, emotieloze notities. Alles nog een keer beleven? Helpt het? Het leek even alsof het zo was, maar vandaag helpt niets. Alles is donkergrijs, sloom en traag, vreemd, maar oh zo vertrouwd. Ik was niet in het dagverblijf. Ik kon mijn bed niet uitkomen. Ik was te zwaar om op te kunnen staan. Het was beter om te blijven liggen, vage dingen bedenken, over buiten, vrijheid en zonlicht. Tot opeens in een flits de paniek me weer overspoelde. De paniek die ik voelde toen ik daar stond, opgesteld volgens instructies, maximaal genietbaar voor de krankzinnige ogen die het kastje bezaten. Het kastje met het hendeltje. Het hendeltje dat overging. Pijn. Meer is er niet te zeggen. Tranen ook, een zee van tranen. En ogen, die daarvan genoten. Dat was het ergste, haar genot. De herinnering aan de pijn is al wat verflauwd. Ooit zal dat een boze droom lijken. Maar die ogen, die vergeet ik nooit. Er zullen nog ontelbare nachtmerries komen, waarin die ogen me badend in het zweet gillend wakker laten worden. Ik kan niet meer, dagboek. Ik wil niet meer. Ik wil dood. Ik wil nu naar Karins bandje luisteren, maar ik durf niet. Ik kreeg het gisteren in het dagverblijf, waar ik wist dat ik een dood vogeltje was. Ik heb Karin verteld dat ik De Straf heb gekregen. Lidwien hielp mee met me vast te houden. Zij zei dat ik me moest blijven herinneren waarom ik hem had gekregen. Die beet, de herinnering daaraan, zou me laten geloven dat de pijn het waard was. Maar zo ging het niet. De beet was een impuls. Het was gebeurd voordat ik wist dat ik het gedaan had. Ik kan me nauwelijks meer herinneren hoe het voelde, of ik eigenlijk wel iets voelde. Pijn, waarschijnlijk. Alleen maar pijn. Moet ik daarvoor blijven overleven? Als ik dat niet doe, zal er ook pijn zijn. Leven of vegeteren, het maakt geen verschil. Ik moet nu opstaan, dit schrift pakken, en het zo hard mogelijk tegen de muur smijten. Daarna moet ik het bandje pakken, dat al op het cassettedeck klaar ligt, en luisteren, en zoveel getroost worden dat ik weer een dag verder kan, hier in deze hel. Maar ik kan het niet. Ik kan niet opstaan. Ik kan alleen maar blijven schrijven. Schrijven doet geen pijn, niet als je in een roes bent, waarin de woorden die je opschrijft niets betekenen. Ze vullen het papier. En nieuwe woorden vullen een volgend papier. Het doodt de tijd, schrijven. Verder heeft het geen zin. Niemand zal het ooit lezen, behalve ikzelf, en ikzelf lees mijn schrijfsels nooit over. Eén keer, na de eerste keer, met meester Zeerstreng, heb ik het geprobeerd. Ik kwam niet verder dan drie regels. Toen moest ik het schrift dichtslaan en ver weg opbergen. Waarom schrijf ik in godsnaam? Het is alleen maar gevaarlijk. Als een bewaker mijn schrijfsels onder ogen krijgt, krijg ik De Straf. En later, als ik onder de 1000 gulden ben gezakt, en mijn laatste strijd gestreden is, dan zal dit boek, samen met de rest van mijn persoonlijke bezittingen, verbrand worden. Misschien dat Höberger het houdt in zijn archief, om het af en toe eens op te slaan, om de pikantste passages op te zoeken, die te lezen tot hij de neiging om zijn broek te laten zakken niet langer kan weerstaan. Misschien schrijf ik daarvoor. Misschien wordt het manuscript verkocht, aan uitgeverij Zoetedroom, die het illustreert met verleidelijk foto's van grootogige meisjes, waarna elke sadist op deze aardbol het boek uit de pornobibliotheek wegplukt, om het stiekem in een hoekje, achter het bureau in de werkkamer, terwijl moeder de vrouw bezig is om in haar tuinbroek en Mickey Mouse-sweater de kinderen naar bed te brengen, te lezen, bladerend van pikante passage naar heet avontuur. Dit stukje zal worden overgeslagen. Dit is niet opwindend. Dit knippen we eruit.
|