Gepost op dinsdag 06 december 2011 - 12:26 pm: |
|
|
een eenmalig experimentje in een ander land
Er was eens, in een land hier ver vandaan, een timmerman met twee zonen. Ze woonden in een huisje aan de rand van een klein dorp. Voor het huisje liep een zandweggetje en achter het huis lag een tuin die grensde aan het bos. De zonen van de timmerman waren net als hun vader lange slanke mannen met stevige handen vol eelt van het harde werken. De oudste was 21 en de jongste was 19 Bijna twintig jaar nadat hij getrouwd was had de timmerman zijn vrouw verloren en dit had zijn leven veranderd. Niet alleen was zijn hart gebroken omdat hij de liefde van zijn leven moest missen maar ook rustte nu de verantwoording voor het huishouden en de opvoeding van zijn zoons op zijn schouders. Dit had van de timmerman een zwaarmoedig man gemaakt. Hij sleepte zichzelf elke dag uit bed, sjokte naar zijn werk en probeerde met zijn gehamer alle gedachten te verbannen. Als hij thuis kwam ging hij de strijd aan met zijn eigenwijze zoons tot hij om 9 uur weer met goed fatsoen zijn bed in kon duiken. Zo ook leek het vandaag weer te gaan. Net als alle dagen kwam de timmerman thuis na een dag hard werken. De zoon van 21, laten we hem Bart noemen, zat op zijn gemakje op de bank tv te kijken. Sjors, de 19-jarige, was net klaar met het omwassen van zijn koffiekopje. Toen laatstgenoemde zag dat vader binnenkwam verscheen er een blos op zijn wangen. Vlug zette hij het afgedroogde kopje in de kast en liep voor de bank langs naar de tafel. Bart, die geërgerd opkeek, zag ook vader staan en liep eveneens naar de tafel. De timmerman gooide zijn tas naast de deur op de grond, liep naar de tv om die uit te zetten, controleerde in het voorbijgaan of de kast gestoft was en liep vervolgens met een diepe zucht richting zijn jongens. Het was allemaal een routine geworden. Elke dag weer kwam hij thuis en wist zonder te controleren al dat de was niet juist was opgevouwen. Dat ze gegarandeerd wat klusjes waren vergeten omdat ze vonden ‘dat de ander dat moest doen’. Dat hun kleren weer onder de vlekken zaten omdat ze hadden liggen stoeien in het gras. Vandaag was het Sjors zijn beurt. Aan zijn blozende wangen te zien wist hij het zelf dondersgoed. Hij schaamde zich er nog elke dag voor. Meestal riep hij op den duur ook wel in wanhoop dat het niet eerlijk was. Dat het allemaal de schuld was van vader. En de timmerman snapte het wel. In de meeste gezinnen liep het ook niet zoals in hun huisje aan de bosrand. Maar het was nu eenmaal zo. Er was geen moeder meer in het huis en de jongens moesten dus haar taak overnemen. Hoe manonterend dat ook was! “Handen op tafel als je tegen me praat!” zei de timmerman. “Hoe was uw dag, vader?” De timmerman zuchtte nog eens wat nadrukkelijker. “Nee jongen, zo makkelijk kom je er niet vanaf. Naar de tuin jullie beiden. En snel een beetje.” Terwijl de jongens naar buiten liepen, deed de timmerman alsof hij nog even wat post moest doornemen. Dit was natuurlijk niet het geval maar zo hadden zijn zoons de tijd om alles voor te bereiden. Toen hij in de tuin kwam bleken de jongens er helemaal klaar voor te zijn. Sjors stond met de broek op de knieën, voorover gebogen over de werkbank. Zijn handen werden aan de andere kant vastgehouden door Bart. Op de smalle bleke billen stonden nog wat strepen van het vorige pak slaag. Vol weemoed dacht de timmerman terug aan zijn vrouw. Haar billen waren misschien wel twee keer zo dik geweest als die van Sjors. Van die lekkere zachte billen die zo mooi rood konden worden als hij haar over zijn schoot legde. Hij kreeg het nog warm als hij dacht aan hoe mooi ze trilden onder zijn handen. En die kreuntjes als ze probeerde zich groot te houden. En die smeekbedes als de pijn echt te erg werd. En die schitterende tranen die hij na afloop van haar wangen kuste. God, wat mistte hij zijn vrouw! Het leven was oneerlijk. Na haar dood had hij een tijdje een huurvrouw gehad. Dat had een goede oplossing geleken. Maar die meisjes waren eigenlijk niet bedoeld voor langdurig gebruik. Ze waren er meer voor het geval moeder de vrouw eens ernstig ziek was, of een paar dagen naar haar familie moest. Niet dat het geen prachtmeid was geweest hoor. Ze kon incasseren als de beste. Maar na drie weken had het bureau gebeld dat ze nu echt ergens anders ingezet moest worden. Hij had nog gevraagd of ze niet konden meedenken over een oplossing. “Natuurlijk heeft u net als ieder man recht op een vrouw die uw wensen en frustraties verwerkt. Dat spreekt voor zich, het staat zelfs in onze eerste wet. Wij adviseren u daarom om op zoek te gaan naar een nieuwe vrouw. Tot u die gevonden heeft kunt u natuurlijk altijd uw behoeften uiten op de dames die u op straat tegen komt. Persoonlijk vind ik het altijd erg prettig om in kledingwinkels rond te hangen. Er is altijd wel een koopziek vrouwtje dat in het voorbijgaan per ongeluk tegen je aanloopt.” En met dat advies moest hij het doen. Na een paar weken was echter wel gebleken dat dit voor hem geen oplossing was. Hij kon zijn vrouw maar niet vergeten en was dus totaal niet geďnteresseerd in andere dames. Omdat hij toch recht had op het uiten van zijn gevoel had hij tenslotte deze dienst voor zijn jongens ingesteld. Elke dag moest 1 van de jongens zijn ‘uitlaatklep’ zijn. De timmerman realiseerde zich dat dit tegen de natuur van de man inging maar zijn recht was zijn recht. Nadat hij zijn riem uit zijn broek had gehaald, wreef hij eerst even met zijn hand over de billen van Sjors. Hij voelde hoe de billen aangespannen werden van schrik. Dit was misschien wel een van de mooiste momenten van het straffen. De angst, de spanning, heerlijk. Hij koos zijn positie en liet de eerste slag midden op de billen komen. Sjors veerde een beetje op maar maakte verder geen geluid. Een tweede en derde slag volgde. Opnieuw geen geluid, bedacht vader trots. Nu sloeg hij echter regelmatig door. Hij kende zijn zoon. Het zou niet meer lang duren of de jongen zou gaan huilen. Of het van schaamte of van pijn was? Waarschijnlijk allebei. En daar genoot de timmerman van. Niets mooiers dan rauwe emoties. Elke traan zou recht naar zijn hart gaan. Elke zwiep was een streep in de timmerman zijn eigen lijf. Hij zou hem laten janken, hij zou hem laten schreeuwen van pijn, hij zou hem laten smeken, hij zou hem liefhebben tot hij er zelf bij neerviel. Uitgeput liet hij de riem uit zijn handen vallen. Zijn arm voelde zwaar van het slaan. Vader knikte naar Bart om zijn broer los te laten. Toen Sjors in elkaar zakte, ving zijn vader hem op. “Je hebt het geweldig gedaan, jongen! Je weet toch wel hoe veel ik van je hou? Kom, geef je vader een dikke knuffel. Wat zeg je dan?” “Dank u vader, dank u voor de liefde die ik mocht ontvangen. Er is niemand beter dan u. Ik hou van u! Weet dat als ik ooit een vrouw voor mezelf krijg u haar altijd mag komen delen.” En zo geschiedde. En ze leefden nog lang en gelukkig.
|
|
|