Samen op het strafbankje
Madame heeft gesproken: voor Juliette en Marjan het het strafbankje
Het was stil in het klaslokaal na Madame’s verdwijnen. Marjan keek schuldig naar haar eigen handen op de lessenaar. Ook Juliette wist zich met haar houding geen raad. Wat moest ze doen? Daar stond ze naakt op sokken en schoenen na naast het schoolbankje. Het strafbankje! Ze zou daarvoor angst moeten voelen, en boosheid op Marjan. Omdat ze haar adviezen had opgevolgd. Erger, omdat ze zich verraden voelde. Maar ze voelde zich schuldig. Ze begreep haar eigen gevoelens niet. Waarom voelde ze zich schuldig? Eindelijk durfde ze Marjan aan te kijken. Toen wist ze het. Schuldig, omdat ze alles verpest had, verpest wat er tussen hen was ontstaan. Het gevoel vriendinnen te zijn. Het gevoel één van hen te zijn. En nu stond ze hier weer alleen. Vernederd, maar bovenal: eenzaam. En het was net alsof Marjan dat voelde. Alsof ze zich daardoor van haar eigen schuldgevoel los kon maken. Je schuldig voelen was één ding, maar het daarbij laten was een ander. En wat nog belangrijker was: ze voelde zich verantwoordelijk voor Juliette. Hoe jong als zij was, en hoe oud Juliette: hier was het Juliette die haar nodig had en niet andersom. Ze keek voorzichtig naar Juliette op en zag de eenzaamheid in haar ogen. Ze reikte naar Juliettes hand. Aarzelend beantwoordde die haar gebaar. Hun handen ontmoetten elkaar. Zachtjes kneep Marjan In Juliettes hand alsof ze wilde zeggen: vertrouw me maar, alles komt goed, ik ben er toch? Dat was wat Juliette nodig had. Ze was niet alleen. En meteen veranderde haar schuldgevoel in zorg. “Door mij moet je nu ook naar het strafbankje.” “Doe niet zo stom joh, dat heb ik echt zelf gedaan hoor. Ik ben stom geweest. Madame had gelijk. Ik wist best wel hoe ze was, dat het een feeks is die alles in de gaten heeft. Waarom ik...” Marjan zweeg alsof ze zelf ook nog steeds verwonderd was over haar eigen daden. “Ik denk dat ik gewoon stoer tegen je wilde doen. Aan jou laten zien hoeveel ik wel durfde. Dat ik maling had aan Madame. Dat het gewoon een stomme trut is die ik makkelijk aankon. Net als jij toen deed, in de les. En nou ben jij de lul. Dankzij mij.” Marjan keek zo berouwvol dat Juliette in de lach schoot. “Hé joh, doe nou niet zo stom. Ik heb het wel even zelf gedaan hoor, weet je nog. Madame Kip, in plaats van braaf mijn strafregels schrijven. En ook als je me niet geholpen had,” ze legde op komische wijze nadruk op dat ‘geholpen’, “dan was ik toch nog door de mand gevallen. En nou ben jij de lul, dankzij mij,” parafraseerde ze Marjan. “Ook voor jou het strafbankje.” “Nou moet jij eventjes niet zo stom doen,” reageerde Marjan gemaakt boos. “In de eerste plaats gebeurt er bij mij toch niks meer dan dat ik op dat stomme strafbankje moet zitten. Gebeurde er maar wat, maar nee, Marjan mag niet.” “En in de tweede plaats,” Marjan giebelde, “ehh, ik geloof dat er geen tweede plaats is.” Beiden lachten. “Maar even serieus,” begon Marjan weer, “dat van jou ìs serieus. Ze laten jou echt niet gaan zonder straf.” “Hé joh, ga jij me nou bang maken. In de klas hebben ze me ook niet gestraft. En in de bibliotheek niet. Dus dat zal nou ook wel weer meevallen. Net zoals met jou.” “Nee,” antwoordde Marjan beslist, “dat is niet waar. Dat van mij is anders, dat kan ik je niet uitleggen, maar geloof me. Jou willen ze pakken. Ik weet niet waarom je hier bent. Waarom je kostschoolmeisje moet zijn.” Marjan schoot even in de lach om haar eigen woorden en gaf haar een knipoog: “Sorry. Waarom je een kostschoolmeisje bent. “Maar wat ik zeker weet is dat het echt is nu. Dus luister en doe wat ik je zeg.” Ze temperde haar stem en vervolgde samenzweerderig: “Als we op het bankje zitten, mag je niet met me praten, zelfs niet naar me kijken, gewoon strak naar voren kijken en...” Juliette onderbrak haar: “Maar ik heb daar eerder gezeten en toen zei niemand daar iets van, dat ik keek en praatte ...” Marjan praatte, nee fluisterde door haar heen: “Nu is het anders.” “...met Moniek...” Even was het pijnlijk stil. Beiden begrepen dat er iets belangrijks gezegd was. Maar waarom? Juliette samen met Moniek op het strafbankje ... Schoorvoetend vroeg Marjan: “Ben je lief voor haar geweest?” Juliette hoorde de tederheid en bezorgdheid in haar stem. Het was helemaal niet wat ze had gedacht. Marjan en Moniek en zij. Het was niks lelijks of gemeens, alleen mooi. Ze glimlachte naar Marjan. “Zij was het die me geruststelde eigenlijk. Ze deed zo gewoon tegen me, net alsof het heel normaal was dat ik daar zat. Maar toen kon zij niet weten dat het dat niet was. Toen was ik nog gewoon ‘mevrouw’.” Het kwam weer helemaal bij haar boven. Het eerste besef dat waar ze zat het strafbankje was. Dat de enige reden om daar te zitten was om te wachten op je straf. Lijfstraf. Toen wist ze ook weer hoe Moniek was gaan zitten, hoe ze aan was komen lopen: aangeslagen en overstuur. Bang voor wat komen ging. “Ik denk dat het haar hielp dat ik daar zat, zomaar een mevrouw. Dat was zo raar dat ze haar eigen zorgen vergat.” Marjan kneep weer even zachtjes in Juliettes hand. De meisjes keken elkaar aan. Dankbaar. Marjan ging verder met waar ze gebleven was. “Dus alleen maar voor je uit kijken. Strak rechtop. Benen naast elkaar en handen naast je schoot. En als je dan moet binnenkomen nóóit iets uit jezelf doen. En alleen maar “ja mevrouw” en “nee mevrouw” zeggen. Of “ja meneer” en “nee meneer”, want de Directeur zal er ook wel zijn.” Marjan rilde onwillekeurig. “Nooit protesteren. Direct doen wat je gezegd wordt. En oh ja, ook heel belangrijk. Niemand ongevraagd aankijken. Kijk maar naar de grond, dat is het veiligst.” En met nadruk: “Echt alleen maar ja en nee zeggen hoor. Heel beleefd natuurlijk. Maar laat je niet verleiden iets anders te zeggen. Want als je echt wat zegt, word je daar op gepakt. Wat je ook zegt. Echt waar!” Juliette luisterde dankbaar. Zoog wat Marjan vertelde in zich op. Blij om haar goede adviezen, er van overtuigd dat ze goed waren, ondanks het voorgaande. Blij vooral om haar zorg. Hoe had ze kunnen denken dat ze alleen was. Ze hoopte dat Marjan er bij zou zijn, als ze gestraft werd. Dat zou zoveel voor haar uitmaken. Het zou haar kracht geven, dat wist ze zeker. Kracht ook om te doen wat Marjan haar gezegd had te doen. En zelfs als ze er niet bij mocht zijn, zelfs dan zou het haar sterken. Zou ze weten dat Marjan toch bij haar zou zijn: in haar gedachten. “Hé joh, snel aankleden nu, anders krijg je extra!” Marjan doorbrak Juliettes mijmering. Ze had gelijk. Daar stond ze met Marjan te praten terwijl ze naakt was. Nee erger, met alleen haar schoenen en die stomme meisjeskniekousen aan. En Marjan die naar haar opkeek en alles zag. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. En het was de gewoonste zaak van de wereld. Maar ze moest wel opschieten nu. Daarin had Juliette gelijk. Snel zocht ze haar kledingstukken bij elkaar die overal verspreid in het klaslokaal lagen. Met name haar bloes zag er niet uit. Zelfs een knoopje miste, merkte ze toen ze het weer aantrok. Gelukkig aan de onderkant, zodat ze het onder haar rokje kon wegduwen. En omdat ze er zeker van was dat elke onbetamelijkheid nu extra bestraft zou worden. Daarvan had Marjan haar overtuigd. Daarom liet ze zich ook even keuren door Marjan. Die trok alles nog eens netjes recht. Haar kousen strak. Haar schooldas op zijn plaats. En duwde haar tenslotte op armlengte van zich af. Marjan bekeek Juliette aandachtig. Liet haar zelfs even ronddraaien. Gehoorzaam deed ze het. Stijfjes, want voor zwierigheid was nu geen plaats. Ze wist wat haar te wachten stond. Nou ja, wist ze het werkelijk? In ieder geval keek Marjan tevreden: “Je bent zo een echt kostschoolmeisje. Keurig en netjes.” Ze glimlachte haar liefjes toe. “Heel jeugdig en onschuldig.” En kwam overeind om voorzichtig een kus op Juliettes voorhoofd te drukken. “Kom, we gaan.” het strafbankje revisited Het was stil in het gebouw toen ze naar beneden liepen om op het strafbankje plaats te nemen. Bankje? Nou, eigenlijk was het een echte bank, met een brede plank als zitting en een rechte rug als leuning. Donker eiken, dacht ze. Als je zat zoals Marjan haar gezegd had, kon je er alleen maar stram en recht op zitten. Leunen was amper mogelijk. Het was heel raar om zo naast elkaar te zitten. Ze konden elkaar niet zien, noch horen. Maar je wist dat de ander daar zat, en dat was al heel wat. Zeker in het begin, toen haar billen nog niet het harde hout voelden. Maar dat veranderde snel, veel te snel. Want het hout wás hard. Zo voelde je de hele tijd je billen. In ieder andere omstandigheid zou je dan gaan draaien en verzitten, maar nu kon dat niet, dat had Marjan duidelijk genoeg gemaakt. En mopperen op het ongemak en degene die zo onattent was geweest voor niet-zitbare stoelen te zorgen, was ook uitgesloten. Bovendien had ze het gevoel het hier absoluut géén onattentheid was geweest. Hier wilde men doelbewust dat je je ongemakkelijk voelde. Dat je voelde dat je billen had. Dat je wist wat die zo dadelijk zouden ondergaan. Wist? Nou ja, verwachtte, vreesde. En dat werd erger naar mate het drukker werd in het gebouw. Eerst was er een docente die ze niet kende, die langs kwam. Heel raar, door haar ooghoeken had ze haar gevolgd. Ze leek de meisjes op het bankje amper op te merken. Maar het korte moment dát ze keek, leek het wel of ze opveerde. Of ze net iets monterder doorliep. En het echt rare daarvan was, dat dat het voor haar vele malen erger was dan openlijk aangegaapt te worden. Wat volop gebeurde toen de klas van beneden kwam. Het was duidelijk aan het gekwetter te horen dat ze van gymles kwamen en met name druk bezig waren geweest aan elkaar te laten zien wat voor mooie lenige lijven ze hadden. Toch maar goed dat dat haar tenminste bespaard was gebleven, was ze toch echt als kostschoolmeisje door de mand gevallen. Of was het juist haar jeugdtrauma van de gymles, dat haar hier parten speelde? Ze hoorde hen al van verre: de trappengalerij was immers open en de gymzolder lag op de bovenste verdieping. Maar hun jolige stemming veranderde abrupt toen ze, beneden gekomen, hen zagen zitten. Ze voelde hoe de meiden elkaar aanstootten. Was het van afschuw of vol ontzag? Natuurlijk probeerden ze hen uit te horen, maar Marjans instructie was heel duidelijk geweest: geen kik en geen blik. Zelfs Marjan hield zich aan haar eigen regels, wat, vermoedde Juliette haar bepaald niet gemakkelijk af zou gaan. Het maakte haar des te meer duidelijker hoe diep ze in de nesten zaten. Of zat, als je Marjan mocht geloven. Haar zou immers niets gebeuren, had ze gezegd. Maar dat maakte het des te erger voor haar, Juliette. Want als Marjan haar best deed om haar niet verder in problemen te brengen, wat zou dat voor haar... Ze dwong zichzelf met dat doemdenken van haar te stoppen. Wat niet gemakkelijk is als je aangestaard wordt door negen paar ogen terwijl je op een akelig houten bankje zit. Ze geloofde niet dat de meiden uit zichzelf weg zouden zijn gegaan -wilde ze hen ondersteunen om te blijven, of genoten ze van het beeld dat ze beide vormden: twee meisjes braaf en stijf wachtend op hun straf?- maar toen de Directeur binnenkwam stoven ze weg. Natuurlijk, hij was imponerend, en zijn gezag vanzelfsprekend, maar om zó bang voor hem te zijn. Hij liep alleen maar voorbij om de deur binnen te gaan waarnaast zij zaten te wachten. Hij keek niet eens. Maar in feite wist ze wel beter. Juist die ogenschijnlijk neutrale blik waarmee hij naar je kon kijken, was zo dodelijk. Zijn correct taalgebruik zo vernederend. En die stiltes die hij liet vallen. Het had haar bij hun voorgaande ontmoeting in een zielig hoopje zenuwen veranderd. Ze rilde bij de herinnering. Verschrikkelijk. Kon ze dan echt niet ophouden het nog moeilijker voor zichzelf te maken? Natuurlijk zou hij haar zo dadelijk op dezelfde manier weer behandelen. Met dito effect. Maar waarom moest ze daar nu, nu ze hier zat te wachten, aan denken? Ze leek wel gek. En zo kon ze nog even doorgaan. Want wie zouden er zo dadelijk allemaal zijn? Als de Directeur er was, zou ook het Hoofd er zijn. Die had haar ook al uitgekleed. Of laten kleden. Die had haar van Mevrouw in Kostschoolmeisje laten veranderen. En Maartje, de Klasse-Oudste, door haar beschuldigd van belediging van Madame, die zou er zeker zijn. Ook aan haar had ze van die dierbare herinneringen. Inderdaad, in die paar dagen dat ze hier was al in meervoud. Bij haar was haar opvoeding tot kostschoolmeisje pas echt begonnen. Ze kon zo Maartjes meest intieme geur weer ruiken ze er aan dacht hoe ze voor haar had moeten neerknielen, onder haar rok had moeten duiken om ...brrrr... Nou ja, wie had ze nog niet gehad? Wie zou haar vernedering nog groter maken door louter haar aanwezigheid? Madame natuurlijk, maar die telde voor haar niet meer mee. Erger dan zo straks was echt niet mogelijk. Verder niemand toch? De meiden waren er waarschijnlijk niet bij. En waren ze er wel, dan zou ze van hen toch alleen maar steun ervaren. Ze zuchtte van opluchting. Dom. Want dat was het moment dat juffrouw V. aan kwam lopen. Zij liep niet door, noch keek ze haar vluchtig aan. Nee, ze bleef staan, twee passen van haar verwijderd en recht voor haar. Ze bleef staan en keek, zonder wat te zeggen. Had ze haar eerst nog onder haar wimpers aangekeken, dat stopte onmiddellijk op het moment dat juffrouw V. háár aankeek. Kon ze maar haar ogen sluiten. Maar dat mocht niet. Ze moest wegkijken, maar waar naar toe? Naar de grond natuurlijk, maar dát maakte voor haar geen verschil. Ze voelde gewoon dat juffrouw V. haar onderzocht. Vol afkeuring. Verontwaardigd dat ze haar vertrouwen in haar had beschaamd door nu al hier te zitten, op het strafbankje, wachtend. En dat ze het niet werkelijk zag, maar alleen maar voelde, maakte des te erger. Ze voelde zich naakt, en klein. Zeker toen iemand naast juffrouw V. was komen staan. Iemand wiens aanwezigheid ze vreesde, maar evenzeer vergeten was. Iemand die had meegemaakt hoe haar status als mevrouw te loor was gegaan. In feite degene die haar hier, op de kostschool, als enige die status had verleend: de werkster. Dora. Ze zag het aan haar eenvoudige rok en plompe schoenen. En aan het feit dat ze op ruime afstand van juffrouw V. stilhield, een pas achter haar. En aan haar houding: gedienstig. Gek, dat je, terwijl je niets meer dan iemands benen kon zien, je daaruit zoveel af kon afleiden. Ook Dora zei niets. Was ze teleurgesteld? Vond ze het verschrikkelijk haar mevrouw hier zo te zien zitten, wetend wat er ging gebeuren? Of was het juist heel gewoon voor haar? Was het dat iedere vrouw, ieder meisje op deze kostschool op een goede dag, of kwade liever gezegd, hier op dit bankje belandde? Wachtend. Omdat ieder meisje, of vrouw vroeg -of laat- eens in de fout zou gaan en gestraft moest worden? En terwijl juffrouw V. eindelijk naar binnen ging, gedwee gevolgd door Dora, dacht Juliette na over haar maalstroom van gedachtes. Het was alsof haar geest haar dwong alles wat hier gebeurde als onvermijdelijk te ervaren, als vanzelfsprekend. Dat verzet er tegen zinloos was. Dat deze kostschool draaide om het bestaan van dit bankje en de meisjes en vrouwen die er op plaats moesten nemen. Dat het niet in essentie de straf was de zij hadden te ondergaan, maar het wachten op de straf. Wachten in het oog van iedereen. Wachten zonder geruststelling. Wachten in ongemak. En wachten op het onvermijdelijke. Het was het strafbankje en dat was zijn enige functie. Vrouwen en meisjes die hier zaten te wachten, kenden hun lot. Terwijl ze toch wist dat het onzin was. Als ze Marjan mocht geloven, werd lang niet elk kostschoolmeisje gestraft. Marjan in ieder geval niet, dat had ze duidelijk genoeg gemaakt. En vrouwen? Zij zat hier. En zij was onmiskenbaar een vrouw, weliswaar in gedaante van een kostschoolmeisje, maar toch: een vrouw. Maar waarom te denken dat alle vrouwen in deze kostschool dat lot trof? De leraressen, de werkster, de kokkin, ja, zelfs juffrouw V. en het Hoofd? Ze zaten hier vast wel eens te wachten, voor ze toegelaten werden tot de Directeur. Maar wachten op straf? Dat zou absurd zijn, toch? Of toch niet? Het beeld dat ook het Hoofd, ook juffrouw V. hier eens zou zitten. Of misschien zelfs wel gezeten had! Wachtend in angst op wat komen ging! Ze kon het niet helpen om om dat beeld te glimlachen. Het gaf haar weer voor even kracht, hoe onzinnig de gedachte ook was. wie was nou al weer wie? lijst met personages - opent in nieuw tabblad en waar speelde zich het allemaal af? het Gebouw - opent in nieuw tabblad © Paul Gérard
verhalen maken dromen waar
|