over een zelfstandige vrouw die haar zelfstandigheid verliest
Moeizaam deed ze haar ogen open. Waar ben ik, dacht ze. Ze wilde met haar vingers in haar ogen wrijven. Dat ging niet. Haar handen bevonden zich achter haar rug. Vast. Aan elkaar. Ze lag op een bed. Het bed bevond zich in een kale kamer. Vaag kwam het haar bekend voor. Maar als haar handen.... En als de kamer? Ze kneep haar ogen stijf dicht. Rustig, dacht ze, rustig. Bij het begin beginnen. Wie ben ik. Dat weet ik. Ik ben Denise. Ik ben een vrouw van 28. Nee, dat was gisteren. Vaag kwam het weer bij haar terug. Vandaag was haar verjaardag. Een verjaardag waarvoor ze zichzelf een cadeau gegeven had: een reis. Een reis naar Sahalië. Voor de veiligheid met een groep. Ze moest even glimlachen. Wat een veiligheid. Hier lag ze toch maar mooi op een bed. Met haar handen achter haar rug gebonden. Ze keek naar haar lichaam. Niet alleen gebonden, maar ook naakt. Ze zuchtte. De reisleider zou zo ontdekken dat ze verdwenen was. Dan zou men naar haar gaan zoeken. En een mooie blanke vrouw in Sahalië: die zouden ze zo vinden. Als ze gingen zoeken. Weer kneep ze haar ogen fijn. Ajjjj. Niks zoeken. Niks reisleider. Want juist met hem had ze ruzie gezocht. Nou ja. Hij had beschermend zijn handen om haar schouwer gelegd, toen ze schrok van de begerige ogen van een paar knappe Sahalijnse mannen. Die duidelijk probeerden te raden wat er zich onder haar kleren zou bevinden. Zouden zij het zijn? Zouden zij haar hebben uitgekleed en gebonden? Nee, nee, niet zo snel. Eerst die ruzie. Waarom, in godsnaam had ze zo’n scène gemaakt? Terwijl haar reisleider zo aardig en voorkomend was geweest. Terwijl alle andere vrouwen van de groep niets liever wilden dan die arm om hen heen. En meer, vast veel meer. Vond ze hem zelf eigenlijk ook niet heel aantrekkelijk? Zelfs, als ze echt eerlijk was, wilde ze niet precies hetzelfde wat al die andere vrouwen wilden? En meer, veel meer. Waarom, oh waarom had ze haar reflexen niet wat beter in de hand? Maar nee, in plaats daarvan moest ze zonodig de trut uithangen en op hoge poten zijn excuses eisen. En toen hij dat weigerde, verklaren dat ze een klacht zou indienen, en niet langer met hem wilde reizen. Dat ze wel hier bleef. Alleen. Hij had als reisleider daar tegenin gebracht dat Sahalië niet veilig was voor alleen reizende vrouwen. Luidkeels had ze verkondigd dat zij een zelfstandige geëmancipeerde vrouw was. Die geen bescherming nodig had. En zeker niet van zo’n belachelijke macho als hij. Dat ze hem absoluut niet nodig had. Hij was in lachen uitgebarsten. En was weggelopen, haar aan haar lot overlatend. Zo was het gegaan: alleen en zonder de groep had ze aan de vooravond van haar verjaardag gedineerd. Staalhard had ze diezelfde Sahalijnen aangekeken die haar een drankje probeerden op te dringen. Wat had ze zich sterk gevoeld. En eenzaam. Daarom was ze vroeg naar bed gegaan. In haar nieuwe kamer. Nu wist ze het weer. Omdat de groep vertrok, hadden ze haar een andere kamer gegeven. Achter in het hotel. Eigenlijk had het haar verwonderd dat er daar zich nog kamers bevonden. Ze ging met moeite rechtop zitten. Het laken dat haar nog gedeeltelijk had bedekt, gleed nu van haar af. Ze was inderdaad naakt. Haar handen waren met ruw touw gebonden. Vakkundig gebonden. Beide polsen waren meerdere keren omwonden en kruiselings aan elkaar verbonden. Als ze heel erg haar best deed kon ze nog net het touw zien. Haar benen hadden ze niet gebonden. Gelukkig. Ze corrigeerde snel haar houding, want ze was zo geconcentreerd geweest op haar handen dat ze met haar benen wijd op het bed zat. Ze ging op haar knieën zitten om op te staan. Ze draaide zich om om zo voorzichtig achterwaarts met één been uit bed te stappen. Daar had men blijkbaar op gewacht, want de deur ging plotseling open en twee mannen stormden naar binnen. De eerste gooide haar terug op het bed en greep haar in haar nek. Hij ging naast haar zitten en drukte haar gezicht diep in het kussen. En zei iets in het Sahalijns wat ze niet verstond. Maar zijn toon liet niets te raden: geil en bruut. Met haar kont omhoog lag ze geknield op het bed. Ze realiseerde zich opnieuw dat haar benen gespreid waren. Weliswaar licht, maar waarschijnlijk voldoende om de mannen ruim zicht te geven op haar vrouwelijkheid. Ze wilde ze sluiten. Maar voelde handen die dat verhinderden. Nee, die haar dwongen zich verder te openen. Uit alle macht trachtte ze dat te verhinderen. Waarop een harde hand hard haar billen raakte. Een derde man was binnengekomen. Het was zijn hand die had geslagen. En het was hij die haar bijtend toesprak: “Tranquille!” *vertaling En na een veelbetekenende pauze: “Tu es Denise.” Ze probeerde te antwoorden, maar de hand in haar nek drukte haar zo diep in het bed, dat alleen een vaag gemompel hoorbaar was. “Ah! oui, tu es Denise bien sûr. Mais, ça c’est égal.” *vertaling Ik, dacht ze, ik. En concluderend op koude, besliste toon vervolgde de man: “Je t’emmène, tu es à moi et j’aime ton nom. *vertaling Denise!” Hij sprak het bijtend uit, met een scherpe langgerekte “i” en sissende “s” uit. “Deniiiiisss!” Het was het ultieme bevel van een almachtig man. Ze wilde zich verzetten, maar merkte dat haar lichaam dat niet langer deed. Haar spieren hadden zich ontspannen. Waar ze zonet nog worstelde om vrij te komen, had haar lijf zich aan de handen van de twee mannen overgegeven. Om te merken dat die haar in een vaste greep hielden en haar verder niet aanraakten. Teleurgesteld? Wat wilde ze nu? Toch wilde ze protesteren. Dat zij, Denise, een vrije vrouw was. Niemands bezit. Dat ze zich nooit zou schikken. Dat ze liever dood was, dan slavin. Maar spreken kon ze niet. Daarvoor werd haar gezicht te vakkundig in het kussen geduwd. De man lachte. “Nous parlons, c’est à dire, c’est moi qui parle et tu écoutes. Seulement ‘oui et non’, ça suffit.” *vertaling Waarop hij in het Sahalijns een opdracht aan de twee andere mannen gaf en de kamer verliet. Natuurlijk had ze zich weer kunnen verzetten. Ze waren maar met zijn tweeën. Maar het was alsof de man haar wil om te vechten ontnomen had. Alsof hij haar duidelijk had gemaakt dat verzet onzinnig was. Dat hij haar in bezit had genomen en dat niets dat ooit zou veranderen. Misschien dat het was omdat ze daar zo lag: geknield op het bed, met haar kont in de lucht, haar knieën licht gespreid, haar handen op haar rug gebonden, haar gezicht in het kussen. Naakt, heel erg naakt. Dat ze daarom de handen van de mannen als vanzelfsprekend ervoer. En het waren sterke handen. Verzet zou uiteindelijk toch zinloos zijn geweest. Dat wist ze. Maar toch verklaarde dat haar meegaandheid niet. Was ze niet gewend om te vechten? Zat de strijd niet in haar bloed? Tegen iedereen? En vooral tegen mannen. Haar tong was haar sterkste wapen. Haar venijnige opmerkingen waren berucht. Haar “zielige mannen boekje” werd door iedereen gevreesd. Deze mannen zouden daar ongetwijfeld in terecht komen. Zeker als het dezelfde waren die haar gister trachtten te versieren. Maar ze kreeg geen kans dat te vragen, want haar haar mond werd met tape verzegeld. Ze werd aan haar oksels omhooggetrokken. En gedwee liet ze zich omhoogtrekken. Waar was haar verzet? Maar zonder handen, zonder mond was ze slechts een leden pop die moeiteloos door hen kon worden aangekleed. Nou ja, aangekleed? Een vormeloze jurk werd over haar hoofd gegooid. Een jurk die alles bedekte en tot aan de grond reikte. Met gaas voor haar ogen. Een boerka begreep ze uit de woorden van de mannen. Zo verschilde ze in niets van een willekeurige Sahalijnse vrouw. De mannen leidden haar aan haar ellebogen de kamer uit, een gang door en vrij snel en daarmee verrassend, naar buiten. Ze moesten zich nu achter het hotel bevinden, wellicht in een afgelegen steegje, want ze hoorde geen geluiden. Maar het steegje was breed genoeg voor een auto. Een grote, zware auto. Ze wist dat het woestijnwagen was, want ze had met eentje die er op leek een excursie naar de woestijn gemaakt. Zo’n wagen met een absurd grote bumper, die hoog op zijn poten staat. Maar deze was een stuk luxer. Hij oogde gloednieuw en had getinte ramen. Van binnen was alles van leer. En koel vanwege de airconditioning. Ze werd op de achterbank geduwd en één van de mannen nam achter het stuur plaats. De ander ging naast haar zitten, maar zorgde er voor haar niet aan te raken. Omdat ze vastgebonden was was dat ook niet nodig. Zo zat ze ongemakkelijk rechtop met haar handen pijnlijk op haar rug gebonden, zich zeer bewust van het feit dat ze ontvoerd was. En al had zich een mogelijkheid voorgedaan om te ontsnappen, wist ze niet zeker of ze die ook daadwerkelijk benut zou hebben. Daarvoor galmden de woorden nog te veel door haar geest: Tu es à moi! Ze opende haar ogen. Weer had ze het gevoel dat ze niet wist waar ze was. Maar dit keer was het terecht. Ze bevond zich in een kleine, maar gezellig ingerichte slaapkamer. Alles was in pasteltinten. Met veel kleden aan de wand, poefs op de grond en dik tapijt. Het gaf de kamer een zeer oosters karakter. Wat zou kloppen natuurlijk. Want ze waren ongetwijfeld nog in Sahalië. Waar ze was ontvoerd. Het kwam allemaal weer naar boven. Hoe ze naakt en gebonden wakker was geworden. Hoe de mannen haar voorover hadden gedwongen. Hoe de derde man haar in bezit genomen had. Hoe ze vervolgens haar mond hadden gekneveld. Hoe ze gekleed in een boerka met een auto vertrokken waren. Nadat ze de stad achter zich hadden gelaten waren ze gestopt. Ze bevonden zich aan de rand van de woestijn. In wijde omtrek was er niets of niemand te zien. Ze dwongen haar uit te stappen. De boerka werd haar weer uitgetrokken, de tape van haar mond verwijderd, haar handen losgemaakt. Ze verwijderden de achterbank en tilden de vloer daaronder omhoog. Tot haar verbazing bevond zich daaronder een verborgen ruimte. Ze zag volop ventilatie openingen die van buiten niet zichtbaar waren. Ze hoorde dat ook deze ruimte van airconditioning was voorzien. Het zou er niet te warm en niet te koud zijn. Tot haar afgrijzen werd ze gedwongen om in de bergplaats te gaan liggen. Toch lag het er zacht, blijkbaar lag ze op een soort matras. Ze lieten haar zien dat ze zelfs op haar zij kon liggen als ze dat wilde. Ze vertelden haar dat, zodra de deksel gesloten zou zijn, er een lichtje ging branden. En dat geluiden die ze zou maken buiten niet hoorbaar zouden zijn. Deze ruimte was bedoeld voor het heimelijk vervoeren van mensen... De reis duurde daarna nog lang. Eén keer stopten ze middenin de woestijn en kreeg ze wat te drinken. Ze moest daarna uitstappen. De intense hitte sloeg haar in het gezicht. Voor de ogen van de mannen werd ze gedongen op haar hurken te gaan zitten. Plassen, gebood één van de mannen haar. Ze moest ook plassen. Hoe vernederend... Weer werd ze gedwongen om in de verborgen ruimte te gaan liggen. Nu was ze er blij om. Alles was beter dan daar naakt te moeten staan, in de meedogenloze woestijnzon. Direct daarna reden ze weer verder. Ze voelde dat de wegen waarover ze reden steeds moeilijker begaanbaar werden. Toen ze eindelijk op hun bestemming aangekomen waren en de mannen haar bergplaats opnieuw openden, bevonden ze zich in een schaars verlichte betonnen ruimte. Haar handen werden opnieuw achter haar rug gebonden, maar haar mond niet gekneveld. Wel kreeg ze nu een blinddoek voor. Ze werd een trap op geleid. Daarna voelden haar voeten tapijt. Ze hoorde een deur achter zich dicht gaan. De mannen dwongen haar een drankje te drinken. “Couche-toi,” zeiden ze haar, “tu vas dormir pendant quelques heures.” *vertaling Bang dronk ze. Ze legden haar op een bed. “Dors.” En slapen deed ze. Zonder het te willen. Zonder daar macht over te hebben. Nu pas realiseerde ze zich dat haar handen niet langer gebonden waren en haar ogen niet geblinddoekt. Zag ze dat ze volledig gekleed was. In haar uitgaanskleding. Een mooi sexy jurkje van glanzende stof. Iemand had duidelijk in haar garderobe geneusd. Zelfs haar hooggehakte schoenen had ze aan haar voeten. En, terwijl ze het met haar handen strijkend over het jurkje controleerde, haar ondergoed. Dat was aanwezig, gelukkig. Ze voelde zich meteen een stuk zelfverzekerder. Het zou allemaal vast op een misverstand berusten. Ze stond op om de kamer te gaan verlaten. Oeps, het slaapmiddel had haar nog steeds in haar macht. Het draaide licht voor haar ogen, zodat ze fluks in de lichte fauteuil plaats nam. Even op adem komen. Voor ze echter voldoende hersteld was, kwam hij binnen. Ze wilde opstaan “S’il vous plaît,” sprak hij, en gebaarde te blijven waar ze was. Hoewel zijn toon nu aangenaam en beleefd was, was het duidelijk dezelfde man. Maar hoe beleefd ook, niet minder gezagvol. Zodat ze inderdaad bleef. Ook hij nam plaats, tegenover haar. Weer wilde ze in actie komen, nu om uitleg te vragen, te protesteren. Maar weer was zijn “S’il vous plaît” genoeg om haar het zwijgen op te leggen. “Ecoute à moi d’abord. Tu peux demander plus tard. Tu es à moi.” *vertaling Weer wilde ze protesteren, maar een zacht ssss van hem was nu voldoende. “Je le vais expliquer.” *vertaling En nauwgezet begon hij de positie uiteen te zetten waarin ze zich bevond. De groep was verder gereisd, niemand zou haar missen. Wellicht zou men vreemd opkijken als ze zich op de terugreis niet in het vliegtuig zou bevinden. Maar gezien haar gedrag daarvoor zou het dat niemand echt bevreemden. Wellicht dat ze een vlucht eerder had genomen. Thuis zou men haar natuurlijk gaan missen. Uiteindelijk. Na enige tijd zou men navraag gaan doen. Wist men thuis met welke organisatie ze gereisd had? Ze schudde ontkennend. De man glimlachte: dat zou hen nog extra tijd opleveren. Maar uiteindelijk zou men bij de goede reisorganisatie terechtkomen. Hoewel het zeker nog dagen zou duren voordat men ontdekt had dat ze niet teruggereisd was met de groep. Dat ze deze verlaten had in het hotel in Fasoum. Onderzoek zou duidelijk maken dat ze op haar verjaardag vrijwillig het hotel verlaten had. In aanwezigheid van een man. Ze protesteerde: dat had ze duidelijk niet. De man glimlachte: toch wel. We hebben een meisje van plezier ingehuurd. Een blank meisje uit een Oostblok land. Een hoertje. Die heeft, voorzien van een pruik en jouw kleding, twee dagen voor jou gespeeld. Goed kreeg niemand haar te zien, maar dat hoefde ook niet. De man regelde alles, ook een betere hotelkamer. Zij was een blank meisje, en die zijn hier voor hen allemaal gelijk. Bovendien, de hoteleigenaar had niets te verliezen en alles te winnen. Ze zouden haar spoor verder volgen. Naar Cafrabanca. Daar hadden zij en de man hun intrek genomen, met jouw paspoort. Veel bleven zij op hun kamer. Het personeel wist wel waarom: een mooie vrouw, een knappe man. En de geluiden waren overduidelijk, zouden ze beweren. Daarna zou het spoor doodlopen. Op een paar plaatsen zou ze nog gezien zijn: met de man. Maar nooit meer zo duidelijk. Ze zouden lang naar haar zoeken, ongetwijfeld. Maar het spoor zou koud zijn. Zeker omdat men pas zo laat was gaan zoeken. En vanuit het verkeerde startpunt: Cafrabanca, in plaats van Fasoum. Men zou zoeken naar de knappe man. Die niet bestond. Nee, zij zou voor haar thuiswereld als van de aardbodem verdwenen zijn. Verdwenen met een onbekende lover. “Alors, tu es à moi,” sprak hij concluderend. En ze voelde dat het waar was. Hij zou haar gevangen houden. Ze zou nergens heen kunnen. Hier op deze ongetwijfeld van God verlaten plaats. Waar hij ongetwijfeld almachtig was. Nu pas durfde ze hem goed aan te kijken. Het was een knappe man, in de veertig, maar met nog strakke gelaatstrekken. Atletisch gebouwd. En vooral: heel erg Oosters. Stijlvol. Elegant. En krachtig. Ze voelde dat het waar was. Dat ze van hem was. Omdat hij was die hij was. Hij was een bezitter. En zij zijn eigendom. Maar wat voor eigendom? En hoe zou hij haar bezitten..... Tranquille! Tu es Denise. - Stil. Jij bent Denise *terug Ah! oui, tu es Denise bien sûr - Ah, je bènt Denise Mais, ça c’est égal - Maar dat is onbelangrijk *terug Je t’emmène, tu es à moi et j’aime ton nom - Ik neem je mee, je bent van mij en ik hou van je naam *terug Nous parlons, c’est à dire, c’est moi qui parle et tu écoutes. - Laten we praten, dat wil zeggen: ik praat en jij luistert. Seulement ‘oui et non’, ça suffit - Alleen ‘ja en nee”: dat is voor jou voldoende *terug Couche-toi, tu vas dormir pendant quelques heures. - Ga liggen, je gaat een paar uur slapen. *terug “Ecoute à moi d’abord. Tu peux demander plus tard. - Luister eerst naar mij. Later kun je vragen stellen. Tu es à moi - Je bent van mij. *terug Je le vais expliquer - Ik zal het uitleggen *terug © Paul Gérard
| Haremslavin | | incl. verzendkosten Erobird Boekwinkel | paperback editie: € 15,00 | hardcover de luxe: € 17,50 |
|
verhalen maken dromen waar nu te bestellen: “Haremslavin” als paperback en gebonden de luxe reeds verschenen: “In de ban van zijn wil” als paperback en gebonden de luxe te bestellen bij: Erobird Boekenwinkel
|