Gepost op zaterdag 11 december 2010 - 09:18 am: |
|
|
Trouw aan de ander en trouw aan jezelf
Het is november. Het vriest een paar graden. Nacht. Donker. Ik ren het bos in. De geluiden van de stad verstommen. Een maan- en wolkenloze hemel. Een zee aan sterren. Nauwelijks licht. Ik kan maar net het pad en de bomen zien. Madelief leerde ik kennen in de jaren negentig. Ik belandde in de wereld van essem, waarover ik tot dan toe alleen had gedroomd. We maakten een vliegende start en beleefden de mooiste avonturen. Geen experiment was te gek, geen uitdaging te groot. We bedachten voor elkaar opdrachten. Voortdurende, zinderende spanning. Het verzinnen van de opdrachten was al een feest op zich. Energie, cognitie, affectie, durf, vrees, sex gistten, borrelden en bruisten in een smeltkroes tot één explosief mengsel. Dan het geven van de opdracht. Hoe zou het vallen? Kon ze het aan? Maakte ik het niet te dol? Ging ik niet te ver met mijn en haar grenzen? Vervolgens het hoogtepunt: de uitvoering van de opdracht. Nooit was het zoals verwacht. Vaak mooier, spannender, ontroerender. De onnavolgbare en paradoxale mix van kilte en warmte, pijn en genot, afstand en liefde. Met als slotstuk de ontlading van alle opgehoopte spanning. Als een heerlijk warm bad. Als het nirwana. Als alles. Als niets. Om dan weer van vooraf aan te beginnen met het bedenken van een volgende opdracht. Een oneindige herhaling, die nooit leek te stoppen. Als op het strand aanspoelende golven van de zee. Ik doe mijn trainingsjas uit en hang die over een tak. Heb alleen nog maar mijn trainingsbroek en –schoenen aan. De vrieskou op mijn bovenlijf geeft me een kick. Het is alsof ik doorga in een koud zwembad. Niet een beetje gek, zo in de kou? Waarom niet beter beschermd? Wie gaat eigenlijk hardlopen met dit weer? Waarom dan niet naar een sportschool? Lekker verwarmd? Maar hoe lang bestaat dat, verwarmde huizen? Je hoeft maar een paar honderd jaar terug te gaan, toen verwarming een luxe was voor de rijken. Wetenschappers houden het erop dat wij mensen ongeveer een miljoen jaar bestaan. En bijna die hele periode trotseren we blijkbaar de winter zonder warmgestookte huizen. Wie staat nu dichter bij de natuur, bij zijn genen? Thuis bij de kachel? Of zoals ik buiten in deze vrieskou? Wat is normaal? Wie het weet mag het zeggen. Het waren gouden jaren. Als zo vaak – helaas - mocht het niet zo blijven. Natuurlijk waren er beperkingen vanaf het begin. Madelief kon niet tegen een halsband. Ze had gevoelige tepels. Pijn was fijn, maar niet teveel. Die beperkingen waren geen probleem. Ze waren als de brandnetels in een schitterend landschap. Je moest iets beter opletten waar je liep. Maar als je dat deed was er niets aan de hand. Na verloop van tijd kwamen er regels bij. Meer en meer. “Ik kan niet goed tegen de kou, daar houd je toch wel rekening mee?” “Als je me zo vastbindt in deze stand, dan houd ik het niet lang vol hoor.” “Sla me niet, hou van me!” Onze climaxen maakten plaats voor discussies. De energie ging er uit, de lol verdween. Eerst had ik het niet door. Toen hoopte ik dat we in een dipje zaten. Ik bewoog mee met Madelief. Het zou allemaal wel weer goed komen. Maar het werd niet beter. Mijn mooie landschap transformeerde naar een omgeploegd knollenveld. Ik miste de essem. Tot de grens van een depressie aan toe. Madelief en ik zochten naar een oplossing. Dan moest ik mijn heil maar zoeken elders. Bij een meesteres. Zo belandde ik bij meesteres Marsha. De zee ziet er iedere dag anders uit beweren mensen die aan de kust wonen. Ik heb ontdekt dat het bos er iedere nacht anders uit ziet. Dat zou je toch niet verwachten. Donker is donker zou je zeggen. Niets is minder waar. Het mooiste is als de maan schijnt. De afwisseling van licht en schaduw, veel scherper dan overdag. De tinten van grijs en blauw. Een paar maanden geleden was ik het laatst bij meesteres Marsha. Zij is meesteres van top tot teen. Ze beveelt, stelt de vragen, observeert, distantieert, deelt uit, beloont, bestraft. Als slaaf heb je te luisteren, haar vragen te beantwoorden, te gehoorzamen, of niet en te worden bestraft. Ik ben voor haar een ding. Zonder identiteit. De sessie nadert zijn einde. “Ga daar op de grond liggen,” beveelt ze “En hier is een blinddoek. Doe die om.” Ik doe wat mij wordt gevraagd. Ik hoor haar de kamer uitlopen. Een piepende deur. Van een andere kamer? Of een koelkast? Hoor ik het geluid van een magnetron? Gezoem. Nog een deurtje dat slaat? Dan is het stil. Ik hoor de deur van de kamer gesloten worden. Waar is ze. Binnen? Buiten? Ik verroer me niet. Kat en muis. Stilte. Het blijft stil. Hoe lang? Een minuut. Twee minuten? Meer? Wat voert zij in haar schild? “Doe je mond open.” Ik doe wat van me wordt gevraagd. Een straal vocht landt in mijn keel. Ik proef. Water. Ik slik. “Die slikreflexen van jou zitten wel goed,” constateert ze tevreden. “Open houden die mond.” Ik hoor haar lopen. Opnieuw stilte. I am a sitting duck. Een tweede straal loopt in mijn mond. Ik proef weer. Heel anders. Zurig. Bitter. Ik ruik urine. Urine! Weer een straal. Ik drink, drink, drink, drink... Als een zwerver, nadat hij dagen zonder iets te drinken door de Sahara heeft gedoold. Iets dieps, heel dieps in mij wordt geraakt. Het raakt los en gaat tollen met duizelingwekkende vaart. Ontspanning. Bevrijding. Als een etterende wond, die wordt opgehaald. Een volgende water-, nee urineval.. Nu langer, voller. Ik kan er niet genoeg van hebben. De eerste keer dat ik dit meemaak. Ik heb ervan gedroomd. Me er van alles over voorgesteld. Natuurlijk ook bang dat het zou tegenvallen. Als dat zo was, had ik mij voorgenomen, zou ik me groot houden. Dan maar door de zure appel heen bijten. Wie A zegt moet ook B zeggen. Fantasieën en werkelijkheid zijn nooit hetzelfde. Dat is nu ook zo, maar wel alles op zijn kop: de werkelijkheid is veel meer fantastisch dan de fantasie. Ik ben in mijn ritme gekomen. De kou voel ik niet meer. De neerslachtige gevoelens zijn weg. Het is ruim in mijn hoofd. Geen pijn. Geen gepieker. De beweging van mijn armen en benen, mijn ademhaling, hartslag, het bos om mij heen. Geen second thoughts. Één geheel. “Ga zitten, doe de blinddoek af en probeer die pik van je stijf te krijgen,” beveelt ze, minachtend, gevoelloos, kil. Als ik me al illusies maak dat ik iets voor haar beteken, dan laat ze er niet de geringste twijfel over bestaan dat ik me vergis. Ik begin eraan te trekken, maar krijg er nauwelijks beweging in. “Weet je niet hoe het moet?,” vraagt ze pesterig, “Kom op!” Ze kijkt op me neer. Laat mij haar ergernis voelen dat is niet presteer. Nee, het is geen ergernis. Dat zou teveel eer zijn. Het is spot. Ze vindt het allemaal maar zielig. Ik ga verder. Zonder succes. Er is geen beweging in te krijgen. “Hoef je het niet zelf te doen, wordt het soms altijd voor je gedaan?,” sneert ze. “Ja, meestal wel meesteres,” stamel ik. “Een verwend mannetje. Die tot niets in staat is als hij er zelf voor staat. Ach, ach. Daar zul je toch echt iets aan moeten doen. Dit stelt me toch wel heel erg teleur.” Ze lacht cynisch. “En nu wil ik wat zien!” Dat kan er ook nog wel bij. Ze maakt me klein. Een falende armoedzaaier. Ze weet precies hoe ze het mij onmogelijk maakt. Maar ik peins er niet over dat tegen haar te zeggen. Dan krijg ik zeker de volle laag. Mijn falen op haar afschuiven! Dat zal deze meesteres niet op zich laten zitten. Ze loopt weg, steekt een sigaret op en gaat op een stoel in de hoek zitten. “Ik wacht wel tot je zover bent,” zegt ze verveeld Ik modder verder. Het mag niet helpen. Uit mijn ooghoeken kan ik haar zien zitten. Ze is bezig met haar nagels en heeft niet de minste interesse voor mijn verrichtingen. Ik ben warm gelopen. Tijd voor intervaltraining. Twee minuten snel. Mijn hartslag gaat omhoog. Ik voel mijn benen. Dan hetzelfde aantal minuten looppas om bij te komen. En dan weer snel, etc. “Als je pik stijf is, wil ik dat je gaat liggen. Je doet je ogen dicht. Waag het niet om ze open te doen! Trek je af en wacht op mijn commando totdat je mag, nee moet spuiten.. Snap je dat?” Is de golden shower dan nog niet afgelopen? Komt er nog meer? Opeens is mijn pik klaarwakker. “Snap je dat, vraag ik?” “Ja meesteres.” “Nou die pik van jou begint het eindelijk eens door te krijgen. En nu liggen.” Ze kijkt me vorsend aan. Ik kijk terug. Ze blijft kijken. Ik ook. Haar gezichtsuitdrukking wordt hard. “Brutaal nog ook! Wat zei ik nou?” “Ogen dicht meesteres” “Nou, komt er dan nog wat van?” Ik ga liggen en doe wat mij wordt gevraagd. Mijn pik staat nu opeens onder hoogspanning. Het is ook alles of niets. Hoe houd ik dit in de hand? Hoe houd ik dit tegen? Ik moet stoppen. Maar zij zegt doorgaan. Stoppen kan niet. Niet eerder spuiten dan zij wil. Hoe doe ik dat? Dat red ik niet. Dit houd ik niet tegen. Ik moet stoppen. Sorry meesteres, ik moet stoppen.. Stop! Stop!! Stop!!!!!! Te laat. Er valt niets meer te stoppen. Als in een natte droom spuit mijn pik spontaan zonder dat ik er iets aan doe of er enige bevrediging in kan vinden. De misprijzende blik van de meesteres is met geen pen te beschrijven. Ik kom bij de gevelde boomstammen. Mooie plek voor situps. 25 keer. Dan opdrukken. Ook 25 keer. Dat valt bepaald niet mee, maar het gaat toch al stukken beter toen ik een maand geleden begon en niet verder kwam dan een paar keer. Het rennen gaat ook stukken beter. Sneller. Inmiddels vijf kilo kwijtgeraakt. Ho! Niet denken. Ik spring op en ren verder. De mist zet op. Mysterieus. Spookachtig. Mijn passen worden gedempt. Na het bezoek stuur ik een email naar meesteres Marsha. Beste meesteres, Dank voor gisteravond. Ik ben op zoek naar het passende bijvoeglijk naamwoord. Spannend? Ontspannend? Bijzonder? Toen ik wegging was het alsof ik een last van 200 kilo was kwijtgeraakt. En zo voelt het nog steeds. Wel heel erg OK. Je golden shower was helemaal raak. Wist niet dat het zoveel met me zou doen. Wist niet dat het zo bitter proefde. De zurige. maar ook zoetige geur. Ik snakte naar iedere druppel..., vernedering ..., nog meer vernedering ...., opwinding ..., ... En dan had ik nog niet eens de volle lading gehad. De start was onnavolgbaar. Onze dialoog. Jouw verhaal. Mijn verhaal. Je lachende, spottende en soms ook woedende ogen. Ik machteloos met mijn armen naar boven vast. Mijn verbazing dat je de Vliegeraar had gelezen. Dat had ik niet verwacht. De uitleg die je vroeg. Mijn tepels waar je hard in knijpt. Nagels langs mijn huid. Mijn ballen en pik die je afbindt. Het touw waaraan je trekt. Mijn pik die reageert. Spot over mijn wormvormige aanhangsel. Ik kom er achter dat je hobby rode billen zijn. Elf zweepslagen. Vind je dat genoeg? Ik vraag het me af. Het op commando ejaculeren heb ik bepaald nog niet onder controle. Wie weet mag ik het nog eens afmaken. Blinddoek af. Ogen dicht. Trekken en niet komen. Tot je signaal? Tot...? De smaak van je urine heb ik nog steeds in mijn mond. Ik ruik nog de geur. Mijn haren voelen ervan stug. Het merkteken van de meesteres. Dat houden we zo. Voorlopig vind je mij niet in bad... Groet, Yves Zij reageert met een email en vraagt of ze mijn email op haar site mag zetten. Dat vind ik helemaal OK. Ik voel me eigenlijk wel vereerd. Ik kom steeds dieper in het bos. De mist wordt dichter. Alles ziet er anders uit. Ik kan me goed oriënteren. Nog even, en dan is links het pad voor de terugweg. Ik kom haast nooit iemand tegen zo ’s avonds laat in het donker. Denkt iedereen dat het gevaarlijk is? Dat er achter iedere boom een of andere gek staat? Voor welke gek zou ik een doel zijn? Man van middelbare leeftijd. Ik zou het niet weten. Ongetwijfeld zal er wel eens een man van mijn leeftijd onder deze omstandigheden zijn verkracht. Of vermoord. Verminkt. De gedachte raakt me niet echt. Ik heb me wel eens voorgesteld te worden geneukt. Daag ik uit? Hoop ik dat ik wordt gepakt? Nee, dat niet. Het is op hol geslagen energie. Ik zie het pad links opdoemen. Ik ren rechtdoor. Er moet iets veranderen. Nieuwe wegen, daar moet ik heen. Madelief is helderziend. Ze droomt. Een hevige droom. De naam Marsha komt steeds terug. Als ze wakker wordt blijft de droom haar volgen. Ze kent geen Marsha. Ze zoekt op internet. Zo komt ze op haar site. Die leest ze helemaal door. Ze leest mijn email. Dat is voor haar teveel. Ze stort in. Ik ren, ren, ren. Weg van alles. Ergens heen? Waarheen? Wat is mijn doel? Wat hoop ik? Madelief begrijpt dat ik essem nodig heb, die zij niet kan geven. Zij gaat toch heel ver door de deur open te zetten naar een meesteres? Daar moet ik dan maar heen. Dat vindt ze erg moeilijk. Bij ieder bezoek van mij legt ze de kinderen uit dat papa nog aan het werk is. Zelf gelooft ze dat ook. Methode struisvogel is voor haar de manier om hiermee om te gaan. Maar deze confrontatie is te direct. Het is alsof twintig paarden over haar heen denderen. Ze wordt verpletterd. Dit doet de deur dicht. De moeheid slaat toe. Mijn tempo neemt af. Was het nu wel verstandig om me in dit onbekende deel van het bos te wagen? Ik heb het koud. Ik heb geen conditie om uren te rennen. Wat als ik verdwaal? Of ben ik al verdwaald? Wat als dit te lang duurt? Raak ik dan onderkoeld? Dan heb ik echt een probleem. Doe ik er niet beter aan om te keren? Dezelfde weg terug zal al een hele opgave zijn. Ach, geen gezeur. Allemaal beren op de weg. Wil je ergens komen, dan moet je risico’s nemen. Langs dezelfde weg terug? Dat nooit. Laat komen wat er gaat komen. Carpe diem. Ik ren door. De wind steekt op en het begint te sneeuwen Het is kiezen. Ik kan doorgaan met mijn bezoeken aan meesteres Marsha. Dan drijf ik het met Madelief op de spits. Ik ben bang dat het dan mis gaat. De barst in onze relatie zal erger worden en eindigen in een breuk. Of ik stop met mijn bezoek aan Marsha. Maar hoe moet het dan met mij verder? Al die energie moet ergens heen. Als dat niet lukt, dan komen de depressies opzetten zo zeker als water dat bij nul graden bevriest. Het is een keuze uit twee kwaden. Het zwaarste weegt dat het niet mis gaat tussen haar en mij. Dan de essem maar op een laag pitje. En kijken wat er van komt. Hoe lang ben ik bezig? Twee uur? Meer? Minder? Ik ben ieder gevoel van tijd kwijt. Dit gaat niet goed. Geen idee waar ik ben. Ik ben moe, zo moe. Ik kan nauwelijks meer rennen. Lopen is geen optie, dan krijg ik het nog veel kouder. Alles doet zeer. Door de wind en de smeltende sneeuw op mijn huid koel ik nog sneller af. Wat ben ik stom geweest. Overmoedig. Dwaas. Maar wat heb ik aan die beschouwingen? Oordelen kan altijd nog. Er moeten oplossingen komen. Denk na, verzin een list. Ik vertel Madelief hoe ik het zie. Ze hoort het aan. “Maar dan gaat het toch niet goed met jou,” zegt ze, “Moet je zien hoe je eraan toe bent.” “Dat zullen we dan wel zien,” mompel ik, “Heb jij een beter alternatief?” Er moet iets gebeuren. Rigoureus. Fysiek. Tastbaar. Ik ga hardlopen. Iedere dag. Alle energie eruit. Opdrukken. Situps. Ik kan niet meer helder denken. Ik hoor de aria Soave il vento uit Mozart’s opera Cosi van tutte. Het fameuze afscheidslied van twee vrouwen, nadat hun mannen naar het oorlogsfront zijn vertrokken. Denken ze. Want ze weten niet dat hun mannen helemaal niet zijn vertrokken. Dat ze doen alsof om hun trouw te beproeven. Ik wil gaan liggen en me aan de klanken overgeven. Laat maar gaan. Het wordt verder toch niets. Nee, nee, nee, geen tijd voor deze Sirenen. Doorgaan. Niet stoppen. Lopen, lopen, lopen. Niet toegeven aan paniek, aan wanhoop. Er is een oplossing. En die komt er zo lang ik loop. Toch? Toch? Ja, ja…., zie ik daar licht.? Ja toch? Hoera! Of verbeeld ik het me? Ik ren. Ik strompel. Ik hoop. Ik ga eruit komen.
|
|
|