Gepost op donderdag 20 mei 2010 - 10:28 pm: |
|
|
waar realiteit eindigt en fantasie begint... of is het andersom?
Een beetje schuchter stond ze voor hem. Haar bruine haar viel over haar gezicht, zodat alleen haar volle lippen en het puntje van haar neus zichtbaar waren. Met haar witte T-shirt en zwarte rokje maakte ze een bedeesde, keurige indruk, die weer teniet gedaan werd door het gefriemel van haar rechterhand aan haar rok. Daardoor werd haar nylon kous met kant zichtbaar en een heel klein stukje van haar jarretels. Ze leek zich er niet van bewust te zijn, zo onschuldig als ze erbij stond, maar hij wist wel beter. Lief onschuldig meisje? Ha! Dit meisje, dit serpent, deze heks wist hem steeds weer te verleiden tot zondige gedachten, tot handelingen waar hij zich voor schaamde. Hij verloor zichzelf steeds weer in die onschuld, die weergaloze aantrekking van haar maagdelijke uitstraling. Zondig, vuil, smerig! En dan achteraf, als hij bezweet en eindelijk bevredigd van haar afrolde, van haar smetteloze jonge lijfje, overviel hem het schuldgevoel als een betonhamer. Had hij nu werkelijk een jong meisje verleid, geneukt? Hij keek weer naar haar, hoe ze daar stond. Schijnbaar niet beseffend wat er ging gebeuren, wat hij van plan was. Nee, dat klopte niet... Niet beseffend waartoe ze hem bracht. Ja, zo was het. Het was háár schuld. Ze was een duivelin. Ze moest vernietigd worden. Hij voelde woede opkomen, o zo onstuitbaar. En toch was ze zo prachtig, zijn engeltje. Zijn kleine meisje. De kleine borsten, grote ogen. Pruillipje, verlegen. Haar geur was onweerstaanbaar. Een heel klein lachje, bijna onzichtbaar, trok hem mee de diepte in. En weer zakte hij weg in een roes waarbij alle rede verdween en hij alleen nog maar wilde nemen en nemen, weg van de schuld, weg van de pijn. Zij bracht zijn drang tot overheersen ongrijpbaar tot leven. Omdat ze zo jong is, dacht hij. Omdat ze mijn poppetje is, van mij! Gedachten kwamen en gingen, niets leek meer geordend of logisch. Zijn schaamte leek te versmelten met zijn geilheid en het denken hield op. “Pappie, gaat het wel goed met je?” Ze zat plotseling op haar knieën voor hem, bezorgdheid in dat kleine tere stemmetje. Hij keek in haar grote bruine ogen, haar handen op zijn knieën die golven van warme geilheid door zijn lijf stuurden. “Ja liefje, pappie was even afgeleid.” Hij streelde haar handen en dronk alle indrukken in, als een teug frisse zeewind. Voorzichtig trok hij haar omhoog op zijn schoot. Ze nestelde zich meteen tegen hem aan, heen en weer wiebelend op zijn schoot en met een grote zucht ontspande ze zich. Vuur trok door zijn lendenen en zijn handen grepen haar kleine borsten, zochten zich een weg tussen haar benen naar dat verrukkelijke broekje, die ultieme verleiding. De poort naar de verboden vrucht... Het zou nu niet lang meer duren, hij zou alles nemen. Niets stond hem meer in de weg, niets. Haar lijfje kronkelde, hij voelde haar spieren onder zijn handen. De verrukking overheerste alles en alles aan dit wezentje was een hemels geschenk. Zijn hand voelde nat en hij brulde, een oerkreet, nee een overwinningsbrul! In de verte hoorde hij geschreeuw. Van haar? Van hemzelf? Geluiden, lichten, geschreeuw, het raakte hem niet. Niets kon hem weerhouden zich te geven aan dit schepsel. De eenwording!! De roes werd dieper en dieper, kleuren vervaagden, de wereld draaide ondersteboven. Hij was zich nog maar vaag bewust van zijn omgeving en verdronk in zijn meisje, in hun goddelijke samenzijn... “Meneer Johanson, meneer Johanson!!” Iemand schudde aan hem, gaf hem een klap op zijn wang. Hij merkte het niet. “Verdomme, Fred, je hebt hem teveel gegeven. Meneer Johanson, word wakker!! Verdomme verdomme. Breng hem maar weg.” Twee paar sterke handen tilden hem op en droegen hem weg. Dr. van Asten keek hem hoofdschuddend na en keek de groepskamer rond. Alles had hij in het rond gegooid, zijn kleren van zijn lijf gescheurd en als een bezetene gebruld. Obscene handelingen verricht, niet meer reagerend op de vaste begeleiders. Én alle patiënten in paniek natuurlijk. Verdomme, dacht dr. van Asten, het ging net zo goed met hem. Hoofdschuddend verliet hij de ruimte, terwijl achter hem, tussen de gordijnen een klein, jong ogend vrouwtje stond, met grote ogen en een duivelse glimlach...
|
|
|